Wereldoriëntatie 2.2
Hoofdstuk 1: Gezondheid en de mens
1.1. Gezondheid?
= een toestand v een zo optimale mogelijke fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, waarbij iedereen
de kans moet hebben om als mens capaciteiten te ontwikkelen en te gebruiken met een maximaal
aantal vrijheidsgraden en keuzemogelijkheden.
Veranderen v gemoedstoestand kan zeer snel gebeuren, bv liedjes
1.1.1 Gezondheid= ruim begrip
Gezondheid = niet alleen lichamelijke kant, ook kwaliteit vh psychisch of sociaal functioneren.
Mogelijk om psychisch ziek te zijn maar lichamelijk gezond.
Psychomatische klachten = psychische ziekte met lichamelijke klachten
Gezond zijn = fijn voelen, zin hebben in je werk, goede relaties met anderen.
Gezondheid → meer dan enkel de afwezigheid van ziekte.
1.1.2 Gezondheid= subjectief begrip
Man heeft arm gebroken maar lacht nog steeds vb: kan nog altijd koffie en
taart eten
Gezondheid is toestand v algemeen welbevinden. Lichamelijke, geestelijke en
psychosomatische klachten is subjectief
Het is afhankelijk hoe je er mee omgaat!!
Gezondheid w door iedereen anders ervaren.
Arm gebroken → blij want je hebt rust en kan netflix kijken
→ triest, je kan niet meer sporten
Gezondheid ≠ objectief
1.1.3 Gezondheid = dynamische begrip
Een streefdoel? Soms niet realistisch. Bv: Michael Jackson, hij was niet content met neus en
huidskleur → plastische chirurgie
streven naar maar geen doel op zich.
Gezondheid is nooit af, we proberen er voortdurend verandering in aan te brengen.
1.1.4 Gezondheid = emancipatorisch begrip
Alle mensen hebben bep. verantwoordelijkheid hebben over zorgdragen over hun eigen gezondheid.
Voorbeeld fruit en frietjes met frikandel. Wat is het lekkerste? Afhankelijk van welk tijdstip, nog niet
gegeten → frikandel, net gegeten eerder neiging naar fruit. Ieder zijn verantwoordelijkheid
1
,1.1.5 Gezondheid kan niet worden opgelegd
Het is stukje vrije keuze → niet als je bepaalde ziekte krijgt.
Hulpverleners knn belangrijke rol spelen maar keuze, beslissing en verantwoordelijkheid over eigen
gezondheid is recht van ieder persoon.
1.2 Health field concept Lalonde
Lalonde was Canadese onderzoeker die naging waaruit de
gezondheid bestaat of de factoren die hierbij meespelen.
Gezondheidsdeterminanten uit het concept: intern milieu, leefstijl,
extern milieu, fysieke omgeving - extern milieu, maatschappelijke
probleem - medische zorg en preventie
In dit concept w uitgegaan van gezondheid en niet van ziekte of
terugdringen van ziekte.
Hebben invloed op ziekte en gezondheid: intern milieu, extern milieu, gedrag of leefstijl en
gezondheidszorg.
Gezondheidsdeterminant gedrag = leefgewoonte
Ze hangen allemaal samen, ze hebben invloed op elkaar
Bv: gevolgen van roken, te weinig bewegen…
1.2.1 Intern milieu
Bevat allerlei factoren die zich in menselijk lichaam afspelen en invloed zijn op gezondheid.
Onderverdeel in:
Genetische factoren: bepaald door erfelijk materiaal, chromosomenafwijking, genmutatie… als er
hier iets mis is dan w mensen geboren met beperking: syndroom van Down, mucoviscidose
Verworven eigenschappen: ontstaan door omgevingsinvloeden → bv: zwangere vrouw en blijft veel
alcohol drinken en rookt, je hebt veel kans dat baby niet gezond gaat zijn (genetisch gezien is baby
gezond maar door moeder die rookt en alcohol drinkt gaat er effect zijn op foetus)
Het gaat hier om eigenschappen, aandoeningen… die ontstaan door voeding, gedrag, leefmilieu,
veroudering, ongevallen… Kunnen + en – invloed hebben op gezondheid.
Multifactoriële aandoeningen: ontstaan door genetische en omgevingsfactoren → bv: astma:
genetisch is kleine afwijking maar doordat je opgroeit in omgeving die zeer netjes is of vrij stoffig is.
Astma w uitgelokt door omgevingsfactoren (proper of vuil)
Hoe lichaam functioneert is deel bepaald door erfelijk materiaal. Door omstandigheden, invloeden
kan dit meer of minder tot uiting komen.
Voorbeeld: eeneiige tweeling, genetisch identiek maar andere fysieke eigenschappen en
gezondheidsproblemen knn hebben.
2
,1.2.2 De leefstijl
Deze gezondheidsdeterminant geeft invloed weer die het gedrag van mensen heeft op gezondheid
en ontstaan v gezondheidsproblemen.
o Voedingsgewoonten
o Alcohol gebruik en drugsgebruik
o Roken
o Lichamelijke activiteit
o Seksueel gedrag
o Stress
1.2.3 Externe milieu – fysieke omgeving
Omvat factoren buiten menselijk lichaam maar die bep. invloed uitoefenen op gezondheid.
• fysische factoren (geluid, trillingen, asbest, stralingen…)
• chemische factoren (insecticiden, pesticiden, alcohol…)
• biotische factoren (levende organismen: virussen, bacteriën, wormen, schimmels, luizen…)
1.2.4 Externe milieu – maatschappelijke omgeving
Geeft plaats weer van de mensen in de maatschappij.
Maatschappelijke omgeving heeft invloed op gezondheid en gevoel van welbevinden.
✓ Arbeid
✓ School en gezinssituatie
✓ Sociaaleconomische status
✓ Etnische achtergrond
✓ Sociale omgeving
1.2.5 Medische zorg en preventie
Allerlei gezondheidszorg- voorzieningen, curatief als preventief, die w ingezet in de zorg voor
gezondheid. Vb: CLB, Kind en Gezin
Curatief (verzorgend) → behandelen om ziekte of aandoening te genezen. VB: antibiotica nemen bij
Bronchitis.
Preventief (bv: vaccinaties) → voorkomen dat er ziekten en problemen ontstaan door ervoor in te
grijpen.
1.3 Gezondheid in relatie tot het intern milieu: aangeboren en verworven eigenschappen
Karaktereigenschappen w bepaald door erfelijk materiaal + invloed buitenaf. Dit geldt voor
eigenschappen en eventuele afwijkingen die bij de geboorte aanwezig zijn.
Intern milieu: milieu binnen het lichaam, het w beïnvloed door eigenschappen verworven door
genetisch materiaal maar ook beïnvloed door extern milieu.
1.3.1 Basisbegrippen genetica
1.3.1.1 Chromosomen
Erfelijkheid → belangrijke rol bij ontwikkeling en groei vh kind.
Elk mens = genetisch uniek
3
, Op moment van bevruchting w geslacht en alle erfelijke eigenschappen vd baby vastgesteld.
Wnnr zaadcel en eicel versmelten (ieder 23 chromosomen) vormen ze eerste lichaamscel (bevat 46
chromosomen). Deze cel gaat zich delen in miljoenen gedifferentieerde cellen die baby zal vormen.
Ieder cel krijgt kern van 46 chromosomen. Bij elke celdeling w kopie gemaakt vh genetisch materiaal.
karaktereigenschappen w zo vastgesteld. MAAR kan nog beïnvloeding hebben vanuit omgeving.
Chromosomen = structuren die uit opgerolde draden DNA bestaan, komen in celkern voor. Zijn
dragers van erfelijke eigenschappen en verantwoordelijk voor doorgeven van erfelijke
eigenschappen van generatie op generatie (bv blauwe ogen). Elk lichaamscel bevat 46
chromosomen. Zijn 2 aan 2 gelijk → elke cel heeft 23 chromosomenparen. Ene paar vd moeder
andere vd vader.
Wat is genetisch materiaal?
Zie filmpje schooltv
Chromosomen: bestaan uit lange opgerolde strengen DNA, DNA bevat de
erfelijke informatie
Een dubbel chromosoom gezien door microscoop: de lange draad DNA is
opgerold ih chromosoom. De uitlopers vd opgerolde DNA draden zijn te zien
ad rand vh chromosoom.
Waar bevindt DNA zich?
DNA (=erfelijk materiaal) zit id celkern
DNA bestaat uit 4 elementen: Adenine, Thymine, Cytosine en
Guanine → komen per paar voor
Het geheel w samengehouden door een suikerfosfaat structuur.
Bouw DNA/ RNA
RNA= klein stukje replica van DNA, bestaat uit 4 elementen: Adenine, Uracil, Cytosine en Guanine
Celdeling = gewone celdeling (=mitose) → 2 cellen met kopie van chromosomen, genetisch materiaal
w verdeeld over 2 dochtercellen.
Geslachtscellen: celdeling chromosomen w verdubbel maar w NIET verdeeld over 2 dochtercellen
maar over 4 dochtercellen (=meiose)
4