SAMENVATTING
ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE, DEEL 1
Lotte Schuyts
,Samenvatting ontwikkelingspsychologie: ontwikkelingspsychologie Lotte Schuyts
Deel 1: de ontwikkeling van het kind
Hoofdstuk 1: een inleiding in de ontwikkeling van het kind
1.1 een oriëntatie op de ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie (/ levenslooppsychologie) = de wetenschappelijke studie naar groei,
verandering en stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren
tot de volwassenheid, waarin de veranderingen elkaar het snelst opvolgen
1.1.1 de reikwijdte van het vakgebied
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie
Onderzoek naar de ontwikkeling van kinderen is in te delen in 4 centrale thema’s:
• Fysieke ontwikkeling
o Definitie: ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van het lichaam
o Focus: kijkt naar de invloed van de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de
zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap op ons gedrag
o Voorbeeld: “wat zijn voordelen van bordtvoeding?”; “wat bepaalt de sekse van een
kind?”
• Cognitieve ontwikkeling
o Definitie: ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens
o Focus: kijkt naar intellectuele vermogens, waaronder leren, geheugen,
probleemoplossing en intelligentie
o Voorbeeld: “wat zijn onze vroegste herinneringen?”; “heeft tweetaligheid
voordelen?"
• Sociaal-emotionele ontwikkeling
o Definitie: ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties
o Voorbeeld: “wat is de beste manier om kinderen gewenst gedrag aan te leren?”;
“reageren pasgeborenen anders op hun moeder dan op andere mensen?”
• Persoonlijkheidsontwikkeling
o Definitie: ontwikkeling van duurzame gedragingen en eigenschappen die de ene
persoon van de andere onderscheiden
o Voorbeeld: “heeft een kleuter besef van goed en fout?”; “wanneer wordt een kind
zich bewust van zijn sekse?”
Leeftijdsgroepen en individuele verschillen
Globale onderverdeling van leeftijdsgroepen:
• Prenatale periode (van conceptie tot geboorte)
• Babytijd (van geboorte tot twee jaar)
• Peuter- en kleutertijd (van twee tot zes jaar)
• Schooltijd (van zes tot twaalf jaar)
• Adolescentie (van twaalf tot twintig jaar)
→ Sociale constructie = een idee over de realiteit dat breed geaccepteerd is, maar afhangt van de
maatschappij en de cultuur op een bepaald moment
→ willekeurig: grens van afbakening is gebaseerd op biologische verandering → verschilt van kind tot
kind
1
,Samenvatting ontwikkelingspsychologie: ontwikkelingspsychologie Lotte Schuyts
Prepuberteit = periode voor puberteit waar in lichaam al veranderingen gebeuren, maar nog niet
zichtbaar zijn van buitenaf
Opkomende volwassenheid = periode van tienerjaren tot midden 20; niet langer adolescent, maar
hebben nog niet de verantwoordelijkheden van een volwassen persoon
1.1.2 invloeden op de ontwikkeling: ontwikkelen in een sociale wereld
Cohort = een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek geboren zijn
→ belangrijke sociaalhistorische gebeurtenissen (oorlog, crisis, …) hebben een gemeenschappelijke
invloed op de leden van een cohorte
Andere factoren die ontwikkeling mee bepalen:
• Normatieve gebeurtenissen: gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde manier voltrekken
o Historisch bepaalde invloeden: omgevingsinvloeden en biologische invloeden die
verbonden zijn aan een specifiek historisch moment
▪ Vb: cohorteffecten: invloeden van cohorten op de ontwikkeling
o Leeftijdsgebonden invloeden: biologische en omgevingsinvloeden die gelijk zijn voor
mensen in een bepaalde leeftijdsgroep, ongeacht waar en wanneer ze opgroeien
▪ Vb: puberteit
o Sociaal-culturele invloeden: etnische afkomst, sociale klasse, …
• Niet-normatieve gebeurtenissen: specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van
een bepaald persoon, terwijl de meeste anderen er niet mee te maken krijgen
o Kinderen kunnen zelf bijdragen aan de totstandkoming van deze gebeurtenissen
1.2 kinderen: verleden, heden en toekomst
1.2.1 vroege denkbeelden over kinderen
Philippe Ariès: “kinderen kregen pas een eigen status rond 1600, voor die tijd werden ze gezien als
miniatuurvolwassenen. Ze droegen dezelfde kleding, en kregen geen speciale behandeling”
→ kinderen werden niet beschouwd als stadium dat kwalitatief anders was dan de volwassenen
Babybiografieën
= de groei van de baby vastleggen door diens fysieke en taalkundige mijlpalen vast te leggen
→ pas met de evolutietheorie van Darwin kreeg de observatie van kinderen een meer systematisch
karakter → wetenschappelijke babybiografie van eigen zoon gemaakt
Focus op kindertijd
• Industrialisatie → hervorming arbeidsproces → veranderde kijk op kinderen als goedkope
arbeidskrachten → wetten opstellen die kinderen beschermen tegen uitbuiting
• Onderwijs werd toegankelijker → kinderen worden gescheiden van volwassenen
• Psychologische inzichten → kindertijd heeft invloed op volwassen leven
→ ontwikkelingspsychologie word als apart vakgebied erkend
1.2.2 de twintigste eeuw: ontwikkelingspsychologie als discipline
Alfred Binet:
• Franse psycholoog
• Pionier op vlak van intelligentie van kinderen
• Onderzoek naar hoofdrekenen en geheugen
2
, Samenvatting ontwikkelingspsychologie: ontwikkelingspsychologie Lotte Schuyts
Stanley Hall:
• Onderzocht als eerste het denken en gedrag van kinderen met behulp van vragenlijsten
• Eerste boek geschreven waarin adolescentie als aparte ontwikkelingsperiode wordt gezien
➔ Gemeenschappelijke doel van wetenschappers die de basis van de ontwikkelingspsychologie
legden: de aard, groei, verandering en stabiliteit tijdens de kindertijd en adolescentie op een
wetenschappelijke manier bestuderen
1.2.3 vraagstukken bij de thema’s van de ontwikkelingspsychologie
Continue verandering versus discontinue verandering
• Continue verandering = geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een
bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus
o Vaardigheden en kenmerken veranderen in omvang (niet in aard)
o Vb: groeien
• Discontinue verandering = kwalitatieve ontwikkeling die in aparte stappen of stadia
plaatsvindt, en waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in
eerdere stadia
o Verandering van inhoud en hoedanigheid
o Vb: van de ene op andere dag niet meer in bed plassen
Kritieke en gevoelige perioden: de invloed van de omgeving
• Kritieke periode = een specifieke tijdspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde
gebeurtenis de grootste, en zelfs onomkeerbare, gevolgen heeft
o Stimuli = prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving
waarop een organisme reageert
o Ontwikkelingspsychologen leggen hier de nadruk op
o Vb: rubella binnen verschillende perioden van de zwangerschap krijgen, kan
verschillende gevolgen hebben voor het kind
• Gevoelige periode = een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven, waarin mensen
extra gevoelig zijn voor bepaalde omgevingsvariabelen en sterk ontvankelijk zijn voor het
leren van specifieke vaardigheden
o Plasticiteit = de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke
structuur veranderbaar is
▪ vb: kinderen kunnen latere ervaringen gebruiken om eerste achterstanden in
te halen
o vb: kinderen leren makkelijker een tweede taal op jongere leeftijd dan latere leeftijd
• Verschil tussen kritieke periode en gevoelige periode:
o Kritieke periode: permanente en onomkeerbare gevolgen als individu bepaalde
invloeden mist
o Gevoelige periode: ontbreken van bepaalde omgevingsinvloeden kunnen
ontwikkeling verstoren, maar later weer herstellen door latere ervaringen
Levensloopmodel versus focus op specifieke perioden
• Levensloopmodel = moderne theorieën leggen de nadruk op doorgaande groei en
verandering in de loop van het leven en op verbanden tussen verschillende perioden
3