1. De groep als krachtbron
Mens is verbonden met heel veel verschillende groepen:
- uit vrije wil (vb. muziekgroep die je hebt opgericht)
- verplicht (vb. school)
- formeel (vb. cursusgroep voor animatoren)
- informeel ( vb. mede mensen die wachten in de wachtzaal op de dokter)
⇒ groepen socialiseren je (hebben invloed op je wie je bent; hoe je denkt,...)
⇒ je kan zelf ook iets betekenen voor de groep (hoe iets georganiseerd wordt; welk
standpunt ingenomen wordt,..)
groepen zijn krachtig:
1) individueel niveau: kan mensen optillen/ verstikken
2) maatschappelijk niveau: kan voor veranderingen zorgen (vb.middenveldorganisaties
→ vakbonden, klimaatbewegingen,..)
- kan destructief werken (vb. autoritaire regimes waar groepen de macht
verwerven en elke kritischtische vraagstelling monddood wordt gemaakt)
1.1 De omnipresentie (= overal aanwezig)
werken in en met groepen maakt bijna altijd deel uit van interventies om sociale
organisatiedoelstellingen te bereiken
→ mensen iets bijbrengen gebeurt vaak in groepsverband
vb. actie voeren in groep, gids geeft uitleg aan de groepen, als groep samen ideeën
bedenken,...
- groepswerk in sow is prominent aanwezig ( vb. Een vijfdaagse training 'Omgaan met
verlies en rouw' (Zorg-Saam)
1.2 Kenmerken van een groep
Spreken van een groep als volgende kenmerken voldaan zijn:
1) Interactie: regelmatige interactie tussen 2 of meerdere personen
2) Identiteit: personen die regelmatig met elkaar omgaan moeten het gevoel hebben
een groep te zijn
3) Doelen: ze hebben gemeenschappelijke doelen
4) Afhankelijkheid: Ze hebben elkaar nodig om die gemeenschappelijke doelen te
kunnen bereiken
5) Motivatie: Mensen worden lid van een groep vanuit een bepaald belang, persoonlijke
behoefte, behoefte iets te leren, verlangen naar maatschappelijke verandering,..
6) Structuur: groepsleden staan ten opzichte van elkaar in bepaalde rol- en status
realities, hebben groepswaarden en normen
- gedrag i/d groep gereguleerd i/h belang v/d groep
7) Interdependentie: Er is een zekere wederzijdse betrokkenheid
- zorgt voor beïnvloeding v/d groepsleden → gebeurtenis die invloed heeft op
een groepslid heeft invloed op de volledige groep
1
,Samenvatting : participatief werken met groepen
1.3 Soorten groepen
1) Formele en informele groepen
Formeel: er is een bepaalde groepsverdeling met een duidelijke groepsleider.De groep is
zichtbaar vb. cursusgroepen, werkgroepen,...
Informeel: groepen zijn minder zichtbaar, groepsgebeuren verloopt losser
- in sow bv. vriendengroepen die tot stand komen, ontmoetingsmomenten,..
2) Primaire of secundaire groepen
Primair: gekenmerkt door persoonlijke, intieme relaties in directe contactsituaties en door
spontaan gedrag (vb. gewin, groep vrienden,..)
Secundair: relaties zijn koel, onpersoonlijk, formeel, sociale afstand is groot
- accent op functionele relaties
3) In- en outgroup
in-group: “wij-groep” , onszelf en iedereen die we met “wij” willen aanduiden
out-group: “zij-groep”, alle anderen
2. Waarom werken met groepen
2.1 Groepen: verleners van sociale identiteit
Deel uitmaken van een groep brengt op zowel individueel als maatschappelijk niveau
veranderingen teweeg:
- individu: groep belangrijk voor verlenen van sociale identiteit
● sociale identiteit is gevolg van zelfconcept en v/d groepen waarin we ons
gedurende onze levensloop hebben begeven
→ het is het gevoel dat je hebt te zijn wie je bent op basis van je
groepslidmaatschappen
- proces van sociale identificatie nemen we de identiteit aan v/d groep
waartoe we behoren (vb. je hoort tot de groep “studenten”, neemt
identiteit van student aan en gedraagt je zoals je denkt dat studenten
zich gedragen) → hierdoor krijgt de groep emotionele betekenis voor
jou
Hoe meer we ons identificeren met de groep, hoe meer we ons gaan engageren voor die
groep en hoe meer we ons verbinden met de groep en groepsleden
Wanneer we ons ‘sociaal identificeren’ is het moment waarop we over de groepen waarmee
we ons identificeren in de wij-vorm spreken (vb. wij zorgen ervoor dat de zieke mensen
bezoek krijgen) → wij = sprake van verbondenheid
Proces sociale identificatie wordt gekenmerkt door de eigenschappen van optimal
distinctiveness (= het optimale onderscheiden zijn)
- Brewer : eigenschap als dynamische spanning tussen het enerzijds streven naar
‘zich te onderscheiden van ‘ en anderzijds naar ‘inclusiviteit’
→ deze dynamiek zorgt voor kleinere groepen (nood aan uniek zijn is makkelijker
dan in grote groepen)
2
, Samenvatting : participatief werken met groepen
⇒ sow maakt graag gebruik van groepswerk, want sociale identificatie en dus
verbondenheid werkt sterker in kleinere groepen
2.2 Gemeenschapsvormende werkplaatsen
Groepen brengen ook verandering teweeg in de maatschappij
Participatie: de sociale ervaring van het leven in een wereld van sociale gemeenschappen
waarin we actief betrokken zijn → legt verbinding tussen individu en de gemeenschap
Zowel “sociale identiteit” als “participatie” hebben een persoonlijk en sociaal aspect
- participatie
1. ik behoor tot (sociale aspect)
2. ik doe ( persoonlijke aspect)
- sociale identiteit
1. ik behoor tot ( sociale aspect)
2. ik ben (persoonlijke aspect)
Groepen = werkplaatsen v/d samenleving
- groepen overstijgen het individu, er ontstaan gedeelde verhalen, acties,
gebeurtenissen, waarden & normen,.. ⇒ ontstaat een cultuur
“werkplaats”
- “plaats” <-> ruimte, groepen zijn de “plaatsen” die continu vervuld worden met
concrete en levende geschiedenissen, ideeën en interacties. Plaatsen waar mensen
zich ook in engageren; groep is een plaats waar mensen naartoe komen
Freire: er is een constante wisselwerking tussen kritische reflectie en actie
- dialoog binnen de groep staat hierbij centraal
- evenwaardigheid tussen begeleider en groepsleden
→ door kritische bewustwording in een emancipatorisch leerproces en een groeiend inzicht
i/d eigen mogelijkheden zien mensen onrecht niet langer als onvermijdelijk, of als gevolg van
individueel falen
- krijgen meer dieper inzicht i/d systematische oorzaken van onrecht en i/d noodzaak
en mogelijkheden om zich ertegen te verzetten
vb. verenigingen waar armen het woord nemen, samoo,...
3. Fetisjisme
Groepswerk is niet altijd het efficiëntste middel om onze doelen te bereiken
Enkele vragen die ons kunnen helpen wel/niet voor groepswerk te kiezen:
● Is de betrokkenheid van verschillende mensen nodig?
● Hebben we voldoende tijd om groepswerk te organiseren?
● Streven we naar verbondenheid tussen mensen?
● Willen we dat mensen van elkaar leren?
● Zit er informatie bij de groepsleden waarover we zelf niet beschikken?
⇒ op meerdere vragen “neen” = geen groepswerk
3