Immunologie les 1
Hoofdstuk 1: De afweer van de mens
Functies immuunsysteem: Verdediging tegen pathogenen en schadelijk stoffen vb: virussen,
bacteriën, parasieten, toxines, tumoren, afgestorven weefsel … kan schadelijk of onschadelijk zijn
Grote diversiteit in pathogenen -> nood aan snel, verspreid, efficiënt en complex systeem
Grootte bepaalt hoe het immuunsysteem zal reageren:
Virussen: 20-400nm, altijd intracellulair vb: HIV, hepatitis
Bacteriën: 1-5µm, extracellulair en intracellulair, verdediging door fagocytose en
antilichamen
Parasieten: 10-200µm en 1cm-3m, extracellulair of intracellulair vb: malaria
Schimmels: 2-300µm, altijd extracellulair, verdediging door fagocytose en antilichamen
vb: candida
Opdeling:
Extracellulaire pathogenen: bacteriën en parasieten
Bereikbaar voor humorale verdediging
Humorale immuniteit (B-lymfocyten)
Intracellulaire pathogenen: virussen en mycobacteriën
Onbereikbaar voor humorale verdediging
Cellulair immuniteit (T-lymfocyten)
zie handboek blz 32
Verdedigingslinies (barrières)
Niet-immunologische -> barrières verschillend afhankelijk van de plaats
Fysisch
- Huid en epitheel
- Flow & turbulentie: speeksel, urine, lucht
- Desquamatie: schilfers
- Trilharen
Chemisch
- pH: maag, urine
- vetzuren, proteasen
Biologisch
- Normale flora: kolonisatieresistentie
- Anaërobe of zure toestand
Immunologische: humoraal en cellulair
- Aangeboren: niet specifiek
- Verworven: specifiek
Doorbraak barrière -> aangeboren immuunsysteem -> verworven immuunsysteem
Opbouw immuunsysteem:
Aangeboren/innate:
, Cellulair: fagocyten, natural killer cellen, dendritische cellen, aangeboren ly
Humoraal: lactoferrine, defensinen, interferonen …
Verworven/adaptieve:
Cellulair: T-lymfocyten en B-lymfocyten
Humoraal : immunoglobulinen (=antilichamen)
Hoofdstuk 2: Aangeboren immuniteit
Kenmerken:
Algemeen verspreid
Onmiddellijk antwoord
Aangeboren
Patroonherkenning
Geen geheugen
patroon herkenningsreceptoren: aangeboren doet alles (niet specifiek), verworven vraagt meer
details (specifieker)
PAMP’s worden herkend door aangeboren
immuunsysteem, epitheel speelt ook een rol,
DAMP’s = damaged
2.1 Cellulaire immuniteit
Cellen:
Granulocyten -> fagocytose
Monocyten/macrofagen -> fagocytose
Eosinofiele granulocyten -> doden van wormen
Mestcellen -> vrijmaken van histamine en vasoactieve stoffen
Dendritische cellen -> antigeenpresentatie
Groep 1 ILC -> doden van met virus geïnfecteerde cellen
Groep 2 ILC -> natuurlijke helpercellen
Groep 3 ILC -> ontstekingsprocessen, vorming van lymfoïd weefsel
Fagocyten (witte bloedcel)
Granulocyten (neutrofiele, eosinofielen, niet-basofielen)
Macrofagen/monocyten
Dendritische cellen
Functie: doden + opruimen bacteriën en andere schadelijke deeltjes fagocytose