ad
Tijdlijn Geschiedenis van het economisch denken:
Begin:
- Scolasten: prietsers en leraren, natuurlijke prijs
- Mercantilisten: goud en zilver erg belangrijk
- David Hume: geldhoeveelheid heeft geen invloed op de lange termijn
- Fysiocraten: Landbouw als belangrijkste activiteit, natuurwetten (laissez faire) en in
contrast met mercantilitsten
Klassieken (1776-1871):
Wetenschappelijke revolutie -> natuurwetten, geen overheidsingrijpen; Industriële
revolutie. Eigenbelang zal maatschappelijk belang bedienen.
- Adam Smith: prijstheorie (waarde in gebruik en in handel), arbeidswaardetheorie
(meer arbeid, duurder product), theorie van loonverschillen; Als prijs omhooggaat,
pacht ook omhoog; onzichtbare hand; loonfondstheorie; Minimale rol overheid:
bescherming tegen ongelijkheid en geweld, ook publieke instituties overeind
houden.
- Thomas Malthus: bevolkingsgroeitheorie (voedsel <-> populatie), verlaag geboortes
of verhoog sterfte, theorie van marktverzadiging, positieve en preventieve checks.
- Marxisme: dynamische productiefactoren gaan in conflict met statische factoren ->
revolutie, kapitalisten <-> arbeiders, arbeidswaardetheorie, uitbuitingstheorie,
kapitaalaccumulatie, tegenover laissez-faire, socialistisch, begrijpt het nastreven van
eigenbelang niet. Belangrijke productiefactoren zijn in publieke handen en
zekerheidsprogramma’s.
- David Ricardo: arbeid, kapitaal en land bepalen de prijs; pachttheorie, comparatieve
voordelen theorie, prijstheorie: relatieve prijs door relatieve productiekosten binnen
een land, graanwetten weg: geen belemmering internationale handel, geen lage
economische groei en populatiegroei; wet van afnemende meeropbrengsten.
- John Stuart Mill: vraagzijde, export=import, aanbod=vraag, theorie van loonfonds.
Marginalisten (1871):
Meer nadruk op keuzegedrag individuen, meer nadruk op wiskunde bij economie, rationeel
keuzegedrag, evenwichtsbenadering en een gelimiteerde rol van de overheid.
- Antoine Augustin Cournot: wiskunde gebruiken, wet van vraag, theorie van prijs met
meerdere aanbieders (duopolie en monopolie).
- Jules Dupuit: marginale nut curve: uitgelegd met water -> naarmate je er meer van
hebt des te minder belangrijk het wordt.
- Johann von Thünen: theorie van locatie: MP=MR, positief afnemend marginale
productiviteit van arbeid, keuze waar bedrijven zich vestigen m.b.t. transportkosten.
- William Stanley Jevons: belang van wiskunde, nutstheorie: hoe meer nut, des te
hoger is het totale nut, maar het marginale nut neemt af; lost water-diamant-
paradox op met behulp van marginaal nut, nutsmaximalisatie bij internationale
handel en werken of niet.
- Carl Menger: intuïtieve benadering, totale nut, de prijs van productiefactoren wordt
gebaseerd op de consumentenwaardering van het eindproduct
, - Leon Walras: marginalistisch denken, wiskundig -> algemeen-evenwichtsmodel, geld
speelt een neutrale rol (Hume en Adam Smith).
Neoklassieken:
Neoklassieken beschouwen vraag en aanbod bij het bepalen van de prijs en hechten meer
waarde aan de rol van geld. Ze breidden de marginale analyse uit naar andere
marktstructuren.
- Alfred Marshall: prijzen worden bepaald door de productiekosten, relatieve belang
van vraag en aanbod hangt af van het tijdsperspectief; hoe korter de tijdsperiode,
hoe groter de rol van de vraag; prijselasticiteit van de vraag, externatliteiten/externe
effecten, prijzen hangen af van vraag en aanbod.
- Knut Wicksell: anticonceptie wel als middel om geboortecijfer laag te houden in
tegenstelling tot Malthus, leverde bijdrage bij de rol van de rentevoet en een rol
voor de overheid. Als bankrente > natuurlijke rente -> deflatie. Als prijzen stijgen,
moeten banken de bankrente laten stijgen.
- Fisher: ongeduldigheid (identifferentiecurve) en de investeringskans (afnemende
meeropbrengsten) beïnvloeden de rentevoet. Nominale rentevoet = reële rente +
verwachte inflatie.
- Edward Chamberlin: imperfecte competitie, productdifferentiatie: adverteren,
productontwikeling. Monopolistische winst op de korte termijn, positieve externe
effecten niet van belang.
- Joan Robinson: productdifferentiatie, vrije toetreding, meer attentie op gevolgen
van prijsvaststelling: prijsdiscriminatie, single buyer market. Geen discussie op
adverteren.
- George Stigler: informatie is een economisch goed, perfecte informatie over
informatie, prijsdifferentiatie, geen overheidsregulatie gewenst -> overheidsfalen,
Relatie tot Smith: basic theory of markets and price formation, gelimiteerde
overheidsinterventie. Relatie tot Chicago school: minimaal overheidsingrijpen.
- George Akerlof: asymmetrische informatie, The Market for Lemons: asymmetrische
informatie van de kwaliteit van een auto of een verzekerde. Relatie tot Smith: vrije
markt leidt tot efficiënte uitkomst, alleen als informatie perfect is! Medewerkers zijn
productiever als ze meer worden betaald dan het marktloon. Efficiency wage theory:
legt frictiewerkloosheid en loon rigiditeit uit. Er wordt een te hoog loon gegeven om
de juiste werknemers aan te trekken. Relatie Smith: lonen worden bepaald door de
productiviteit van de werknemers. Sommige bedrijven betaalden hoger dan
marktloon om werknemers te behouden en de productiviteit te verhogen.
Welvaartseconomie:
Maximalisatie van de sociale welvaart.
- Bentham: utilitarisme: promoot het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.
Geld als maatstaf voor geluk. Geen puur laissez-faire: soms overheidsinterventie
voor herverdeling van het geld voor meer nut.
- Edgeworth: nut is kardinaal (getal aan kunnen koppelen), afnemend marginaal nut.
- Vilfredo Pareto: concept van identifferentiecurve, nut is ordinaal (rangschikking van
nut), pareto-optimaal.
- Arthur Pigou: betere, gelijke verdeling van inkomens zou de economische welvaart
verbeteren, afnemend marginaal nut van geld, nut vergelijken is mogelijk, overtuig
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper marttendolle. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,57. Je zit daarna nergens aan vast.