Bestuurskunde
Hoofdstuk 1: Introductie tot de bestuurskunde: Sferen in de
samenleving
2. Vier sferen vanuit het individu bekeken
Elk individu verhoudt zich op een manier tot de vier sferen. Iedereen heeft te maken met de staat,
gemeenschappen, de markt en het middenveld.
Het geheel van de sferen en hun onderlinge relaties bepaalt hoe een samenleving in elkaar zit en
hoe burgers deze samenleving ervaren. elke sfeer heeft eigen kenmerken die ze onderling
verschillend maakt.
2.1 De sfeer van de gemeenschappen
We beginnen bij de relatie tussen individu en de sfeer van de gemeenschappen die we ook
als de private sfeer kunnen omschrijven. Elke persoon heeft rond zich een individuele private
sfeer. Dit is de sfeer waar mensen relaties aangaan, deel zijn van een familie en sociaal netwerk.
Liefde en vrijwilligheid kenmerken deze sfeer. De relaties zijn immers horizontaal en machtsvrij.
Hier komen we al in de buurt van andere sferen: die rechten en vrijheden in de private sfeer zijn
grotendeels bepaald door de staat en kunnen verschillen per samenleving. We staan er weinig
bij stil dat deze rechten het resultaat zijn van keuzes die in de samenleving zijn gemaakt.
In de private sfeer van de gemeenschappen zit geen dwang. Maar mensen worden soms wel
onderdrukt of slachtofer van geweld. Sociale druk en maatschappelijke verwachtingen kunnen erg
sturend zijn voor de keuzes die we maken. De vrijheid in de private sfeer is in de praktijk vaak
begrensd door de sociaaleconomische positie van mensen of de afhankelijkheid van mensen
onderling (bijvoorbeeld in een huwelijk).
2.2 De sfeer van de staat
Elke persoon komt in contact met de sfeer van de staat. Dit begrip heeft betrekking op het
geheel van overheden en instellingen die optreden voor het algemeen belang en die ons
verplichten, ondersteunen, stimuleren of verhinderen in wat we willen doen maar die we zelf
ook mee vormgeven (door politieke partijen, verkiezingen, media, etc). Elke samenleving voert
debat over de rol van de staat en over de manier waarop de overheid moet optreden.
In de sfeer van de staat situeren we alle overheden en hun instellingen, van alle territoriale
niveaus, van gemeenten tot het globale niveau (bv. de VN). Onder overheden verstaan we het
politieke systeem op alle niveaus, de administraties die beslissingen voorbereiden en
uitvoeren, de rechterlijke machten. Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht vormen samen
de staat. De verhoudingen tussen deze drie machten verschillen van staat tot staat.
De staat neemt beslissingen en kan dwingend optreden en mensen verplichten. De staat kan
belastingen hefen en elke burger moet dit betalen. Met deze belastingen worden keuzes
gemaakt in de politiek. De staat kan dwingen en strafen. iterste vormen van dwang zijn
vrijheidsberoving door gevangenisstrafen. Dwang is een exclusief kenmerk van de staat,
niemand anders kan dit.
Ten opzichte van de staat hebben burgers een voice: ze drukken via verkiezingen hun
voorkeur uit en geven aan wie de staat moet besturen. Ze verhefen hun stem via protest of
steun. De staat kan als gevolg van politieke beslissingen dus omvangrijker zijn, kleiner
worden, groter worden, zich meer of minder met bepaalde materies bezig houden.
,2.3 De sfeer van de markt
De sfeer van de markt wordt bepaald door vraag en aanbod. Als we in een samenleving vinden
dat de markt bepaalde aspecten van de samenleving beter kan organiseren dan de staat, dan
kiezen we ervoor om vraag en aanbod van bepaalde goederen en diensten te laten spelen.
In de sfeer van de markt, is de burger vooral een klant en consument. Stel dat het hoger
onderwijs door de markt georganiseerd zou worden, dan zouden hier regels van vraag en aanbod
gelden (zoals in sommige landen): alleen wie de volledige kost betaalt, kan onderwijs volgen. Als
het hoger onderwijs volledig door de staat georganiseerd wordt, dan zal de staat alle instellingen
beheren.
In deze sfeer functioneren bedrijven of profit-organisaties: ze overleven alleen als ze
investeren en winst maken. De verhoudingen in de markten steunen op ruil: consumenten
hebben geld, bedrijven bieden producten en diensten aan en dit wordt geruild. Zo vinden vraag en
aanbod elkaar. Consumenten kunnen een markt verlaten (exit) door geen producten meer te
kopen. In de sfeer van de staat is er geen exit.
2.4 De sfeer van de civil society
De vierde sfeer in onze maatschappij is het maatschappelijke middenveld: organisaties
opgericht door burgers waarin zij zich verenigen. Het woord middenveld is vaak ideologisch
geladen dus spreken we vaak van de civil society. Het gaat om een grote hoeveelheid en
variatie van allerlei soorten initiatieven waar burgers zich organiseren.
Deze sfeer steunt op vertrouwen van burgers: burgers vertrouwen elkaar en vervolgens
hebben ze vertrouwen in de organisaties die ze samen met andere burgers oprichten. Is dat
vertrouwen weg, dan kan de organisatie niet overleven. Het gaat om verenigingen in de vrije tijd,
culturele sfeer, sociale sfeer, economische sfeer. Het belang van de civil society is
meervoudig: verenigen van mensen met gelijkaardige problemen of in gelijkaardige situaties
helpt om mensen sterker te maken. Bijvoorbeeld vrouwen die zich verenigen om voor hun rechten
op te komen. De civil society versterkt mensen individueel en versterkt ze door de
samenwerking met anderen (empowerment). Ze oefent ook druk uit op de markt om
bijvoorbeeld ethisch correct te werken. De civil society bundelt ook verlangens en eisen van
mensen ten opzichte van de overheid en versterkt die door mensen te verenigen.
De civil society oefent dus druk uit op de private sfeer, markten en de staat. Maar die
sferen oefenen ook invloed uit op het middenveld. In de civil society gaat het om organisaties
die maatschappelijke doelen nastreven door groepsvorming.
2.5 De staat en de andere sferen
De staat heeft een grote impact op de private sfeer van de gemeenschappen: ze bepaalt
rechten en vrijheden van mensen, ze maakt regels. Door al die regels grijpt de staat in in de private
sfeer en beperkt of verruimt ze de vrijheid van mensen. Al die overheidsmaatregelen en –
keuzes grijpen sterk in op de manier waarop mensen hun leven vorm kunnen geven. Dat
is de reden waarom de grondwet, parlementen, rechtbanken de burgers tegen een opdringerige
staat moeten beschermen. Mensen zijn in ons systeem vrij om een politieke voorkeur uit te
spreken, dat geldt in veel landen niet. In democratische landen perken we de macht van de
staat bewust in.
De staat heeft een grote impact op de markt: ze zorgt mee voor belangrijke
omgevingsfactoren die kansen scheppen voor bedrijven. De staat maakt regels voor bedrijven en
reguleert markten. De staat werkt ook samen met bedrijven en kan diensten uitbesteden
aan private firmaa’s.
Die bedrijven schuiven dan meer op richting staat en komen in een grenszone tussen de twee
sferen. Bedrijven zoals consultantkantoren werken nog wel volgens marktprincipes maar sommigen
werken exclusief voor de overheid.
,Door deregulering, liberalisering en privatisering van overheidsondernemingen kan de
overheid bepaalde materies vermarkten (bijvoorbeeld: telecom, energie) of aan de markt
overdragen, maar ze kan daar op terugkomen als bijvoorbeeld de privatisering niet het beoogde
efect heeft.
De staat ondersteunt delen van het middenveld financieel (via subsidies) en maakt het door
regels mogelijk of onmogelijk voor mensen om zich te verenigen. De staat werkt zeer intens samen
met het middenveld voor maatschappelijke opdrachten (bijvoorbeeld: onderwijs, gezondheidszorg).
Dat heeft historische wortels: werkgevers en werknemers organiseerden de eerste vormen van
sociale hulp en beheren daarom nu nog steeds de sociale zekerheid.
Het middenveld kan door de staat gebruikt worden om publieke taken te vervullen: het
katholieke onderwijs wordt bijvoorbeeld door de staat betaald en gecontroleerd maar het blijft wel
een privaat initiatief. Ziekenfondsen en vakbonden vervullen taken voor de overheid.
2.6 De markt en andere sferen
De markt heeft een grote impact op de private sfeer: de manier waarop de werkorganisatie
in bedrijven is geregeld bepaalt voor een groot deel het patroon van ons dagelijks leven. De markt
oefent ook een grote impact uit op de producten die we kopen. Als iedereen dezelfde
producten koopt of naar dezelfde tv-programma’s kijkt, dan lijkt de keuzevrijheid toch maar relatief.
De markt is een bijzonder invloedrijke omgevingsfactor voor de staat: bedrijven proberen te
lobbyen voor hun belangen maar ze kunnen overheden ook onder druk zetten om keuzes te maken
voor het algemeen belang.
De markt oefent ook impact uit op het middenveld. Bedrijven komen op voor hun belangen en
hebben daarmee invloed op acties in en door de staat en door het middenveld. In het middelveld
bestaan ook tendensen tot vermarkting: voor bepaalde producten en diensten komen
middenveldorganisaties in concurrentie met elkaar te staan en gaan ze als marktpartijen
functioneren. Delen van het middenveld evolueren naar meer commerciële organisaties en
in het schema schuiven ze op naar de sfeer van de markt. Denk aan de mutualiteiten die ook reizen
organiseren. Het kan ook dat middenveldorganisaties door de markt worden overgenomen,
bijvoorbeeld woonzorgcentra.
2.7 Tijd en ruimte: de context maakt en verklaart verschil
In elke politieke ruimte verschillen de verhoudingen tussen sferen en die verhoudingen
zijn voorwerp van politieke keuzes en machtsverhoudingen. Afhankelijk van hun
geschiedenis en ideologische klemtonen is een staat groot of klein, krijgt de markt veel of weinig
ruimte en is er veel of weinig middenveld. In ons land bijvoorbeeld is het bereik van de staat via de
ontwikkeling van eigen diensten duidelijk omvangrijker dan bijvoorbeeld in de VS. In ons land is het
middenveld ook veel meer uitgebouwd dan in bijvoorbeeld Oostbloklanden. Dat is het verschil in
ruimte.
Binnen elke ruimte is er ook dynamiek in tijd: zo kunnen we bijvoorbeeld in China een evolutie
zien richting meer ruimte voor de markt. In ons land zijn er discussies over vermarkting en
privatisering op de druk om de staat kleiner te maken en de markt meer ruimte te geven.
Bijna alle politieke kwesties die te maken hebben met maatschappelijke problematieken zijn binnen
het schema te vatten en komen neer op keuzes over de verhoudingen tussen sferen. Alle
ideologieën vullen deze schema’s op hun manier in en hebben hun opvattingen over hoe deze
sferen en hun onderlinge relaties moeten evolueren.
2.8 Basistermen
Het schema daalt de sferen in in een publieke en private sfeer. De publieke sfeer gaat
vanzelfsprekend over de staat. Het middenveld en de markt horen bij de private sfeer:
het zijn individuen die organisaties of bedrijven oprichten.
, In het schema zien we het onderscheid tussen formele en informele organisatievormen. Met
formeel bedoelen we dat organisaties een juridisch statuut hebben waardoor ze rechten
en plichten hebben. Alle organisaties in de publieke sfeer hebben natuurlijk een formeel statuut:
ze hebben een juridische organisatievorm waardoor we hun juridische rechten en plichten goed
kunnen omschrijven. Veel middenveld organisaties hebben ook een formeel statuut, zo kunnen ze
personeel aanwerven, gebouwen kopen, etc.
In de private sfeer zijn organisaties informeel. Natuurlijke personen hebben ook rechten en
plichten en een bepaald juridisch statuut (alleenstaand, huwelijk, etc) maar ze vormen geen
formeel organisatieverband (met een voorzitter, raad van bestuur, etc).
Een laatste onderscheid is het verschil tussen profit-organisaties en non-profitorganisaties.
Bedrijven zijn duidelijk profit-organisaties: hun doel is winst maken. Organisaties in de
publieke sfeer en het middenveld, zijn non-profit. Hun doel is niet om winst te maken maar
om met de opbrengst van hun activiteiten bij te dragen tot het algemeen belang of het
doel van de organisatie. Zo vraagt de NMBS geld voor tickets maar de winst daarvan wordt
geïnvesteerd in betere treinen.
3. Governance: arrangementen voor besturing
In de praktijk is sprake van combinaties van de sferen: de sferen van de gemeenschappen, het
middenveld, markt en overheid zijn met elkaar verwerven, hebben elk hun eigen taken maar doen
ook veel vanuit een intense interactie tussen de sferen. Op domeinen zoals onderwijs
hebben overheden belangrijke taken, maar ook het middenveld en de markt zijn actief. Geen van
de drie domineert en in de praktijk zijn ze sterk met elkaar vervlochten, door regelgeving,
fnanciering, zelfs door mensen die dubbele functies vervullen. De besturing van de
samenleving komt zo tot stand door wat we governance noemen: stelsels gevorm door
combinaties van de sferen, verbanden tussen organisaties in deze sferen, mensen die in
interactie staan. Zo komen voor gezondheidszorg, veiligheid, mobiliteit, telkens andere
arrangementen tot stand. Die arrangementen zijn dynamisch. Er is in de samenleving ook constant
debat over of deze arrangementen wel goed zijn.
Maatschappelijke problematieken laten zich niet besturen door de overheid alleen (goverment)
maar ook niet alleen door de markt of alleen door de civil society. Ze zijn met elkaar verwerven
en het is die verwevenheid dat we governance-arrangementen noemen.