PB2002-Klinische Psychologie 2: Diagnostiek en Behandeling (PB2002)
Instelling
Open Universiteit (OU)
Boek
Klinische Psychologie
Samenvatting van de Open Universiteit module "PB2002-Klinische Psychologie 2: Diagnostiek en Behandeling. Bevat een samenvatting van het gelijknamige boek (3e druk, 2018) behalve de hoofdstukken 5, 18, 21 en 22, en een samenvatting van de hoofdstukken 3, 4 en 5 van "Behandeling van suïcidaal gedra...
stepped-care-model
- afhankelijk van de ernst en de hardnekkigheid van de klachten kan worden gekozen voor meer
uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek; dit kan zinvol zijn in de volgende situaties:
- 1. wanneer tijdens de intake de indruk ontstaat dat de klachten of problemen van de cliënt
grotendeels toe te schrijven zijn aan intelligentie, ontwikkelingsproblematiek, persoonlijk-
heidskenmerken, of cognitief (dis)functioneren
- 2. wanneer de cliënt al meerdere behandelingen heeft gevolgd zonder het gewenste
resultaat; het is dan zinvol te onderzoeken of er factoren zijn in de intelligentie, het cognitief
functioneren, of de persoonlijkheid, die de eerdere behandelingen hebben ondermijnd
- 3. wanneer een cliënt gebaat lijkt bij langer durende of intensievere behandeling vanwege
persoonlijkheidsproblematiek die in het contact tijdens behandeling zichtbaar is geworden
psychodiagnostiek
- gaat verder dan het beschrijven van klachten en het stellen van een classificerende diagnose;
het opstellen en het toetsen van een verklarende hypothese staat centraal
- een psychodiagnosticus zal vooral willen begrijpen welke interne psychische processen
(temperament, persoonlijkheid, copingvaardigheden) en omgevingsvariabelen ten grondslag
liggen aan de klachten en problemen van de cliënt
- het onderzoek naar de onderliggende verklaringen bouwt voort op de waarneembare
informatie, die is verzameld in de intake, in anamnetische gesprekken, in de behandeling,
door de psychodiagnosticus zelf of door collega's
- zodra een psycholoog een behandelingsrelatie heeft opgebouwd met een cliënt, is het
raadzaam om psychodiagnostische vragen door een collega-psycholoog te laten afnemen;
daarmee wordt voorkomen dat de cliënt en de behandelaar te maken krijgen met een
rolverwarring; soms kunnen resultaten vanuit een psychodiagnostisch onderzoek
confronterend of teleurstellend zijn voor een cliënt; de behandelende psycholoog kan dan
vanuit zijn opgebouwde contact de cliënt opvangen en ondersteunen
empirische cyclus (hypothesetoetsend model van De Bruyn, 2003)
- op basis van vermoedens van hoe het probleem verklaard kan worden, ontwerpt de
psychodiagnosticus hypothesen, toetst hij deze en bouwt zo kennis op omdat de hypothesen
worden aangenomen of verworpen
diagnostische cyclus
- bestaat uit vier stappen, die op elkaar volgen en op iteratieve wijze de informatie uit de
voorgaande stappen gebruiken of teruggaan naar een eerdere stap als informatie ontbreekt
- wetenschappelijke grondhouding is van belang: de onderzoeker formuleert een theorie o.b.v.
wetenschappelijke literatuur, zoekt doelgericht naar systematische informatie die de eigen
theorie kan ontkrachten (falsificatie) en kan bevestigen (verificatie) en gebruikt betrouwbare
en valide onderzoeksmiddelen waarbij het onderzoeksproces transparant en repliceerbaar is
diagnostische cyclus (De Bruyn, 2003)
klachtanalyse - wat is de aanleiding om onderzoek aan te vragen?
wat is de vraag? - wat verwacht de aanvrager van het onderzoek?
- wat is de hulpvraag van de cliënt?
probleemanalyse - welke symptomen zijn er zichtbaar en hoe ernstig zijn deze?
wat is het probleem? - welke informatie is er al bekend over het probleem?
- hoe ervaart de cliënt en zijn omgeving het probleem?
- hoe kunnen de symptomen worden geclassificeerd?
- welke theorie zou mogelijk de problematiek kunnen verklaren?
- welke onderzoeksvragen dienen nader te worden onderzocht?
verklaringsanalyse - hoe kunnen de onderzoeksvragen worden geoperationaliseerd?
waar komen de klachten vandaan? - welke hypothesen kunnen er worden opgesteld
- welke methoden zijn geschikt voor toetsing van de hypothesen?
- hoe is het onderzoek uitgevoerd?
- wat zijn de resultaten van het onderzoek?
- wat is het antwoord op de onderzoeksvragen?
indicatieanalyse - wat voorspellen deze resultaten voor de toekomst?
wat is de beste aanpak? - wat is de beste keuze voor de behandeling?
1.3 Klachtanalyse: wat is de vraag? p. 19-21
klachtenanalyse
- 1. achtergrond van de aanvraag: wat is de aanleiding?, wat zijn de motieven van de
aanvrager?, wat verwacht hij van het onderzoek?
- 2. analyse van de hulpvraag: waarom zoekt de cliënt juist nu hulp voor zijn klachten; wat is
het doel van het onderzoek?, wat wil de cliënt weten?, wat ziet de cliënt als zijn problemen,
en sluit het onderzoek hierop aan?
, 1.4 Probleemanalyse: wat is het probleem? p. 21-25
probleemanalyse
- de onderzoeker past zijn kennis over psychische problemen toe op de hulpvragen om te
begrijpen wat er aan de hand is; hij bestudeert gegevens die al bekend zijn over de cliënt en
kan deze koppelen aan breder beschikbare kennis uit de psychologie
- hierdoor kunnen o.b.v. het geheel aan beschikbare informatie en theorie goede onderzoeks-
vragen worden opgesteld, die in het verdere onderzoek kunnen worden uitgewerkt
anamnese
- gegevens over de voorgeschiedenis en het functioneren van de cliënt worden uitgevraagd,
o.b.v. wat de cliënt hier zelf over vertelt vanuit zijn herinnering
- heteroanamnese: personen die de cliënt kennen (familieleden/kennissen, docenten, andere
hulpverleners) worden gevraagd om informatie over het functioneren van de cliënt
vragenlijsten
- worden vaak standaard in het kader van de intake afgenomen, of maken onderdeel uit van de
Routine Outcome Monitoring (ROM)-procedure (binnen veel ggz-instellingen
gestandaardiseerd en primair bedoeld voor het waarborgen van de zorg in het algemeen)
- Outcome Questionaire (OQ-45): meet drie functiedomeinen: intrapsychisch, interpersoonlijk
en sociale rolvervulling; de psychodiagnosticus kan individuele OQ-45-scores meenemen bij
het formuleren van hypothesen over de aard en ontstaanswijze van de klachten
speciële anamnese (tijdens intakegesprek)
- in beeld brengen van de specifieke klachten van de cliënt; accent op de huidige problemen
- 1. intaker vraagt naar eventuele luxerende factoren (welke druppel deed de emmer
overlopen?) en aanloop van de problemen; hierdoor wordt duidelijk wat de volgorde, aard en
ernst van de problemen is en waarom de cliënt nu hulp zoekt voor zijn klachten
- 2. cliënt geeft aan wat voor een verklaring hij zelf heeft voor zijn problemen
- 3. intaker brengt in kaart of er sprake is van interferentie (in welke mate de sociale, relationele
en functionele aspecten in het leven van de cliënt belemmerd worden door de problemen)
- 4. cliënt geeft aan welke maatregelen hij zelf al heeft genomen om de klachten het hoofd te
bieden en wat het effect van deze maatregelen was; hierdoor kan de intaker zich een eerste
beeld vormen van het beoordelingsvermogen en het ziekte-inzicht van de cliënt
- 5. cliënt geeft aan (indien hij meerdere problemen heeft) welk probleem hij als eerste wil
aanpakken tijdens de behandeling
psychiatrische anamnese
- richt zich op het systematisch samenvatten van de psychiatrische symptomen van de cliënt,
_____________________________________________________________________________________
Samenvatting "Klinische Psychologie 2: diagnostiek & behandeling" | versie 1.1 - juli 2019 | Jasper Verkroost 5
, waarbij zowel objectieve als subjectieve waargenomen symptomen in acht worden genomen
- onderdelen: enpsychomotoriek (gedrag, verschijning, psychomotoriek), oriëntatie, aandacht
en geheugen, waarneming, spraak en denken, stemming en affect, en persoonlijkheid
observaties tijdens onderzoeksgesprekken
- hoe komt iemand intellectueel gezien over, wat roept de cliënt in het contact op, in hoeverre
is deze in staat om gedragingen als resultaat te zien van eigen gedachten en gevoelens
(mentalisatieniveau), wat gebeurt er als de spanning in het gesprek wordt opgevoerd
- de gespreksindrukken kunnen als hypotheses worden meegenomen in het onderzoek en
worden getoetst a.h.v. de ingezette testinstrumenten
afweer van ongewenste gevoelens
- rijpere afweermechanismen: inzetten van humor, ongewenste gevoelens te laten afvloeien in
sociaal geaccepteerd gedrag (sublimatie, bv. door harder te gaan werken, sporten)
- primitieve afweermechanismen: gevoelens ontkennen (loochening) of toeschrijven aan een
ander persoon of externe oorzaak (projectie)
biologische anamnese, heteroanamnese
- intaker vraagt naar factoren uit de levensgeschiedenis van de cliënt die de cliënt beschermen
of juist ontvankelijk maken voor ontwikkelen van psychopathologie
- juist als bij de problematiek de (vroege) kindertijd een rol speelt, is betrouwbare informatie
vanuit de heteroanamnese belangrijk
- intaker besteedt ook aandacht aan eventuele gedragsstoornissen, aandachtsproblemen,
leerproblemen, of psychische stoornissen gedurende de hele levensgeschiedenis van de cliënt
- intaker brengt eventuele life events, en psychische stoornissen in de familie in kaart
huidig functioneren
- sociale relaties: aanwezigheid en kwaliteit van het sociale netwerk (binnen en buiten het
huidige gezin); informeren naar de hoeveelheid sociale steun die de cliënt heeft
- maatschappelijke situatie: opleiding of werk, financiële situatie, huisvesting, hobby's
- lichamelijk onderzoek: door arts of psychiater, indien nog niet uitgevoerd en noodzakelijk
beschrijvende diagnostiek (onderkennende diagnostiek)
- de probleemanalyse leidt tot een diagnose waarin antwoord moet worden gegeven op de
vraag 'wat is het probleem?' o.b.v. symptoomvragenlijsten en gegevens uit anamnese,
heteroanamnese en observatie
- de intake kan dan worden afgesloten met de beschrijvende diagnostiek, waarbij wordt
aangegeven wat de belangrijkste klachten zijn, hoe ernstig deze zijn, wat de aanleiding is van
die klachten en hoe deze klachten begrepen kunnen worden o.b.v. wetenschappelijke kennis
,DSM-5 classificatie
- hierbij wordt individueel probleemgedrag (de stoornis) toegewezen aan een categorie of het
cluster uit het classificatiesysteem voor probleemgedrag
- hierdoor worden de klachten samengevat en kunnen deze gerelateerd worden aan
wetenschappelijke kennis; op die manier kan een passende behandeling worden geselecteerd
- in de praktijk komt het vaak voor dat o.b.v. alleen een intake al een DSM-classificatie wordt
toegekend; een gevaar van een dergelijke procedure is dat de classificatie verheven wordt tot
een diagnose waarbij de individuele problematiek, context en betekenis voor deze specifieke
cliënt op de achtergrond raakt; ook kan het zijn dat er geen eenduidige diagnose gesteld kan
worden omdat de cliënt niet in een specifieke diagnosegroep valt onder te brengen
1.5 Verklaringsanalyse: waarom komen de klachten vandaan p. 25-31
verklaringsanalyse
- belangrijkste vraag is 'waar komen de klachten vandaan?'
- hiertoe worden verschillende instrumenten ingezet: vragenlijsten, interviews en tests
- deze tests worden hierna besproken, maar kunnen ook als onderdeel van de probleemanalyse
worden ingezet, als het gaat om het onderkennen en objectiveren van klachten
opstellen hypothesen
- om de onderzoeksvragen te beantwoorden, worden als eerste stap hypothesen opgesteld
- net als bij wetenschappelijk onderzoek is een hypothese een veronderstelling die empirisch
getoetst kan worden en dus falsificeerbaar is
keuze methode en instrumenten
- nadat de hypothesen zijn opgesteld, worden deze geoperationaliseerd en worden passende
methoden en meetinstrumenten gekozen om de hypothesen te kunnen toetsen
- bij elke hypothese moet vooraf duidelijk zijn onder welke voorwaarden deze kan worden
verworpen; dat betekent dat de onderzoeker vooraf duidelijk vaststelt bij welk criterium (bv.
bij welke score op een bepaalde vragenlijst) de hypothese wordt verworpen
- in Nederland beoordeelt de Commissie Testaangelegenheden Nederland (COTAN) van het
Nederlands Instituut van Psychologen de kwaliteit van psychodiagnostische instrumenten
(semi-)gestructureerde interview
- in dit type interview zijn de vragen en antwoordmogelijkheden voor een groot deel vastgelegd
- in veel gevallen leidt het doorlopen van een gestructureerd interview tot de vaststelling van
een bepaalde psychiatrische classificatie
- SCID-5: brede systematische checklist van criteria voor stoornissen (bv. angst- en persoonlijk-
heidsstoornissen, depressie) die door een getraind onderzoeker worden afgenomen
_____________________________________________________________________________________
Samenvatting "Klinische Psychologie 2: diagnostiek & behandeling" | versie 1.1 - juli 2019 | Jasper Verkroost 7
,capaciteitentests
- wordt gebruikt voor onderzoeken van vaardigheden en vergelijking met een normgroep
- WAIS-IV: uitgebreide intelligentietest waarbij ook sterke en zwakke punten in bv. verbaal
begrip, perceptueel redeneren, werkgeheugen en verwerkingssnelheid worden gemeten
- een aandachtspunt is dat zo'n test moet zijn afgestemd op de taal en cultuur van de cliënt; er
kan ook worden gekozen voor een non-verbale intelligentietest (bv. SON-R)
- TOMM, AKTG: tests die kunnen worden gebruikt om de mogelijkheid te kunnen onderzoeken
voor het aanzetten of voorwenden van cognitieve klachten
vragenlijsten
- zelfrapportagevragenlijsten: hiermee kan de cliënt zichzelf of klachten zonder tijdsdruk
beschrijven en typeren; vormt beeld van klachten, persoonlijkheid, en copingvaardigheden
- afhankelijk van de theoretische benadering kan er gebruik worden gemaakt van specifieke
vragenlijsten (bv. over sociale relaties of verslavingsgedrag)
indirecte methoden
- het is voor de cliënt niet direct duidelijk wat er wordt gemeten, er kan informatie worden
verzameld waar de cliënt zich niet bewust van is, of die hij niet rechtstreeks zou toegeven
- IAT: test waarmee automatische attitudes worden gemeten
- projectieve tests: hiermee worden cliënten op een meer onbewust niveau uitgenodigd om iets
van zichzelf te laten zien (bv. een boom tekenen); daarbij roept de ongestructureerdheid en
vrijheid van de opdracht spanning op, waarbij de reactie op die spanning geobserveerd wordt
- dergelijke instrumenten worden tot noch toe zelden in de klinische praktijk toegepast omdat
de betrouwbaarheid op individueel niveau onvoldoende is
structurele persoonlijkheidsinterview
- wordt gebruikt om als indirecte methode inzicht te krijgen in de persoonlijkheidsstructuur
- gebaseerd op de psychodynamische theorie van Kernberg (1967) waarbinnen drie
persoonlijkheidsorganisaties worden onderscheiden: neurotisch, psychotisch en borderline
persoonlijkheidsorganisaties in de psychodynamische theorie van Kernberg (1967)
persoonlijkheids- structuur beeld van zichzelf en afweer- realiteits-
organisatie belangrijke anderen mechanismen toetsing
neurotisch meest stevig geïntegreerd ontwikkeld intact
borderline gemiddeld uiteenlopende mate overwegend overwegend
van identiteitsdiffusie primitief intact
psychotisch meest kwetsbaar identiteitsdiffusie primitief verstoord
- door bewust weinig structuur te bieden in het gesprek, wordt de cliënt gedwongen om zelf
helderheid te scheppen bij belangrijke thema's als zelfbeeld, belangrijke ander,
kernsymptomen en de relatie tussen heden en verleden
_____________________________________________________________________________________
Samenvatting "Klinische Psychologie 2: diagnostiek & behandeling" | versie 1.1 - juli 2019 | Jasper Verkroost 8
,- door de structuur los te laten en te confronteren bij tegenstrijdigheden in het verhaal wordt
de spanning opgevoerd, waardoor de afweermechanismen bij de cliënt worden geactiveerd
- afname vereist gedegen scholing/supervisie en wordt ingezet om vanuit de psychodynamische
theorie de klinische indrukken te gebruiken om de interactie met de cliënt vorm te geven
dynamische persoonlijkheidsdiagnostiek (Eurlings-Bontekoe & Snellen, 2016)
- theoriegestuurd raamwerk om hypothesen over persoonlijkheidsorganisatie te toetsen door
het combineren en integreren van de resultaten op semigestructureerde interviews,
verschillende persoonlijkheidsvragenlijsten en projectieve tests
- is onderwerp van controverse; critici wijzen op het gebrek aan empirische onderbouwing,
oneigenlijk gebruik van vragenlijsten, en ze maken zich zorgen over de conclusies met grote
impact die o.b.v. deze methode worden getrokken; inmiddels is er meer bewijs voor de
wetenschappelijke en klinische waarde van de dynamische profielinterpretaties
uitvoering van onderzoek
- bij veel instrumenten is een goede beheersing van de Nederlandse taal een vereiste; bij
cliënten met een verstandelijke beperking of cliënten met een niet-Nederlandse achtergrond
kan het nodig zijn om non-verbale middelen te kiezen of gebruik te maken van voor de
doelgroep aangepaste instrumenten
- afname vindt zoveel mogelijk in een controleerbare omgeving plaats, zodat de onderzoeker
kan beoordelen of de omstandigheden bij het onderzoek de resultaten niet heeft beïnvloed
- achteraf moet men ook controleren of de vragenlijsten serieus zijn ingevuld: zijn er
opvallende antwoordtendenties of is er sprake van sociaal wenselijke antwoorden
interpretatie van de resultaten
- de antwoorden op vragenlijsten en prestaties worden verwerkt volgens de handleiding van
het instrument, waarbij in de meeste gevallen een normering wordt toegepast waardoor de
individuele uitkomsten vergeleken kunnen worden met een normgroep
- de genormeerde scores worden gerapporteerd en gebruikt om de hypothesen te toetsen
integratie van onderzoeksresultaten
- in de verslaglegging worden de resultaten geïntegreerd en de onderzoeksvragen
beantwoord; gegeven alle informatie over de cliënt vanuit voorgeschiedenis, intake,
onderzoeksgesprekken en testonderzoek: wat is het antwoord op de onderzoeksvraag?
- hierin kan ook tegenstrijdige informatie uit verschillende bronnen een plaats krijgen
- wordt gebruikt om de aanvrager van het onderzoek terug te koppelen wat er uit het
onderzoek naar voren is gekomen en om de cliënt een overzicht te geven van de resultaten
- vormt de basis voor de indicatieanalyse
, terugkoppelingsgesprek
- de conclusies worden in een terugkoppelingsgesprek aan de cliënt gerapporteerd waarin
deze nog eens opnieuw getoetst worden o.b.v. de ervaringen van de cliënt
- ook is het raadzaam de cliënt te stimuleren om een naaste mee te nemen naar dit gesprek
- een samenvatting van het terugkoppelingsgesprek maakt onderdeel uit van de rapportage
- het is verstandig ook de aanvrager te betrekken in de teruggave, om daarmee een extra
toetssteen en kritisch luisterend oor te hebben
1.6 Indicatieanalyse: wat is de beste aanpak? p. 31-32
predictie
- uitspraak over de veranderbaarheid van de klachten en het probleemgedrag in de toekomst
- dit soort uitspraken zijn gangbaar in de forensische setting, waarbij voorspeld wordt wat het
risico is op recidive; kan o.b.v. empirische gronden of klinische indruk worden gegeven
indicatie
- de onderzoeker formuleert a.h.v. de resultaten van het diagnostisch proces, alsmede de
wensen en de mogelijkheden van de cliënt, een voorstel voor behandeling
- doorgaans wordt het onderzoek hiervoor eerst in een multidisciplinair team besproken
- dan wordt er in samenspraak met de cliënt een behandelplan opgesteld (of aangepast) waarin
wordt aangegeven op welk probleem de behandeling is gericht, op welke wijze, hoe lang,
waar en door wie de behandeling plaatsvindt
gebruik psychodiagnostisch onderzoek in behandeling
- ook tijdens de behandeling wordt de diagnostische cyclus doorlopen, door de effecten van de
behandeling te meten en te evalueren en opnieuw hypothesen te formuleren
1.7 Van wetenschap naar praktijk p. 32-35
theorie vs. praktijk
- in de praktijk van de ggz worden hypothesen zelden expliciet getoetst of beschreven; dit heeft
deels te maken met de vaak beperkte beschikbare tijd en capaciteit voor het onderzoek
- binnen de praktijk van de specialistische ggz is de ervaring dat bij veel psychologen
gaandeweg hun loopbaan de focus sterker komt te liggen op hun behandelambities; om te
voorkomen dat psychologenuren langzaamaan wegvloeien naar behandeltaken, kunnen
teams afspraken maken over de beschikbare tijd voor intake en psychodiagnostiek
- vanwege ernstige psychische klachten kan het zijn dat een cliënt zeer beperkt belastbaar is;
onderzoeks- en testresultaten kunnen dan negatief worden beïnvloed door symptomen van
_____________________________________________________________________________________
Samenvatting "Klinische Psychologie 2: diagnostiek & behandeling" | versie 1.1 - juli 2019 | Jasper Verkroost 10
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Pupske. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.