Hormonaal stelsel
Endorcinologie
= studie van de klieren met inwendige afscheiding
Een hormoon is een chemische substante die in de bloedstroom wordt vrijgezet in kleine
hoeveelheden. Na de vrijstelling in de circulate worden er specifeke ffsiologische antwoorden
uitgelokt in andere cellen. Hormonen zijn belangrijk omdat ze alle lichaamsprocessen regelen
Ze zorgen oa voor de homeostase van het lichaam. Dit evenwicht wordt contnu gechallenged.
Wanneer je gaat sporten gaat je lichaamstemperatuur stjgen waardoor je lichaamssamenstelling uit
evenwicht geraakt. Ons lichaam gaat ons oude situate proberen te herstellen.
Bekendste hormonen: Adrenaline, glucagon, testoren, oestrogeen, endorfne, insuline,
groeihormoon … . Al deze hormonen hebben een specifeke functe. Ons lichaam gaat insuline
afscheiden om glucose op te nemen en het uit je bloedbaan transporteren (glucagon doet het
omgekeerde).
Bij de communicate bij homestase maakt men gebruik van de hormonen en het zenuwstelsel. Elke
levende cel “praat” voortdurend met zijn buurcellen door chemische stoffen aan de extracellulaire
vloeistof af te geven of door elektrische prikkels te geleiden. Het zijn de elektrische prikkels die het
snelst zijn. Een hormoon komt in ons bloedbaan terecht en moet dan zijn weg zoeken.
Bij zenuwstelsel zijn er afferente sensoren die van perifeer naar centraal gaan en de efferente van de
centraal naar perifeer tot motorische eenheden. Bij de motorische eenheden maakt men een
onderscheid tussen het autonoom zenuwstelsel (sfmpatsch en parasfmpathisch) en het somatsch
(die we wel vrijwillig kunnen controleren)
Een hormoon zal enkel werken bij zijn doelcel. De andere organen hebben niet de juiste receptoren
om het hormoon zijn werk te laten uitvoeren. Het gaat dus trager, maar het effect is langduriger dan
het zenuwstelsel. Hormonen worden geproduceerd in endorcriene klieren.
Overzicht van het hormonale stelsel
Hormoon wordt door een klier in de bloedbaan
afgescheiden. Het gaat langs alle kanten tot het
zenuwstelsel, maar vindt daar geen receptoren
en kan er dus niets doen. Bij de spiercel zijn er
wel receptoren waardoor er een ffsiologisch
effect zal plaatsvinden. Hormonen hebben een
transporter, waardoor ze vrij lang kunnen
overleven als ze ergens niet kunnen binden.
1
, Classifcatie hormonen volgens chemische klasse
Hormonen worden in drie grote klassen verdeeld. Eerst zijn er de
peptden of eiiithormonen. Peptden hebben een keten van max 19 AZ
terwijl eiwithormonen minstens 20AZ hebben in hun keten.
Eiwithormoon starten met een pre-pro-hormoon. Er wordt een stuk
afgekapt waardoor we een pro-hormoon krijgen, die is al kleiner, maar
nog altjd inactie. Pas wanneer het nog kleiner wordt tot peptde of
proteïne wordt het actie. Het gaat dan binden aan
membraanreceptoren die aan de buitenkant van de cel op het
membraan ziten. Het pre-pro-hormoon ontstaat doordat RNA gaat
binden op het rER, en obv het mRNA gaat er een sequente van AZ
gevormd worden. Het hormoon gaat verder in het ER, daar wordt er
nog een signaalsequente afgesplitst en houden we het prehormoon
over. Deze wordt verpakt en getransporteerd naar het golig-complex
waar het verder evolueert en in een vesikel uit het complex komt. In het
vesikel zit er het prehormoon samen met enzfmen. Deze laatste zorgen
ervoor dat ons hormoon apart komt te ziten van de andere
peptdenfragmenten die zo worden afgesplitst tot we een hormoon
bekomen die bij het signaal via exocftose de bloedbaan wordt
afgescheiden.
Voorbeeld peptde: Oxftocine, vasopressine, angiotensine, melanocft
stmulerend hormoon, somatostatne, thfrotropin relaesing hormoon,
gonadotropin releasing hormoon.
Voorbeeld eiwiten: Insulin, glucagon, adrenocortcotroop hormoon, thfroid
stmulerend hormoon, FShH, HH, groeihormoon, prolactne, cortcotroop
relaesing hormoon, clitonine
Therotropine releasing hormoon: Dit is een heel groot hormoon hierbij zijn
enkel de blauwe ringetjes nodig.
Vervolgens zijn er de aminehormonen, dit zijn afgeleiden van AZ. (tfrosine). Hierin maken we een
onderscheid tussen de cathecholamines die opgelost in het plasma voorkomen en aan de receptoren
in het celmembraan binden. En de schildklierhormonen die door eiwitransporters vervoerd worden
en op receptoren in de celkern binden.
Voorbeelden: Acethflcholine, adrenaline, noradrenaline, dopamine, triiodothfronine, melatonine,
thfroxine.
2