• Koolhydraten → bij 1 koolstof hoort 1 water
• Vetzuren
• Aminozuren
Uit allemaal kan je ATP halen.
Omzettingen:
• Koolhydraten naar vetzuren → glycolyse geeft acetyl-CoA en gaat naar cytosol voor
vetzuursynthese. Je kan van vetzuren geen koolhydraten maken. 1 acetyl-CoA wordt 2 CO2 en
daardoor kan je via de Kreb cyclus niet meer bij glucose komen.
• Aminozuren naar vetzuren → aminogroep weg en dan afbreken tot acetyl-CoA
• Koolhydraten naar aminozuren → niet de essentiële aminozuren
• Aminozuren naar koolhydraten
o Gluconeogenese
o Je kan van een deel van de aminozuren glucose maken, dus je kan geen koolhydraten
maken van de aminozuren die worden afgebroken tot acetyl-CoA.
Gluconeogenese
• 3 substraten → aminozuren, lactaat en glycerol
,• Krebs cyclus of glycolyse intermediair nodig
• Gluconeogenese als je aan het vasten bent, dus komt uit spiereiwitten.
• Vindt plaats in de lever (en als je heel lang gaat vasten ook in de nier)
• ∆G → Gibbs energie
o Negatief → komt energie vrij en kan spontaan verlopen en dat zegt niets over de
snelheid. Niet spontaan verlopen als de activeringsenergie te hoog is en die kan je
verlagen met enzymen.
o Voorbeelden
▪ Lactaat naar pyruvaat gaat spontaan en dus negatieve ∆G
▪ Pyruvaat naar glucose is positief en moet je dan koppelen aan een reactie die
een sterk negatieve ∆G heeft. Gebruik maken van NAD.
• Stappen
o PEP naar pyruvaat → irreversibel
o Pyruvaat naar oxaloacetaat door pyruvaat carboxylase → komt CO2 bij en kost ATP
o OAC naar malaat → OAC kan de membraan niet over en voor malaat is er een
transporter, waardoor deze van mito naar cytosol gaat.
o Malaat wordt OAC
o OAC vormt PEP door PEPCK → verlies een CO2 en kost ATP, want PEP heeft een
fosfaatgroep.
o PEP → 2FG → 3FG → 1,3 BPG (2 fosfaatgroepen, dus kost ATP) → G3P
o DHAP (kan ontstaan uit G3P) en G3P vormen samen fructose-1,6-bifosfaat → F6P →
G6P → glucose
• Je krijgt de ATP die de glycolyse kost niet terug
o Glycolyse → glucose geeft 2 pyruvaat en netto 2 ATP winst
o Gluconeogenese levert Pi op
o Twee verschillende reacties, zodat beide een negatieve ∆G hebben
• 2 pyruvaat naar 1 glucose kost 6 ATP → je kan de kosten van de gluconeogenese niet betalen
met glycolyse, dus wordt gedaan met de β-oxidatie.
o Tijdens vasten komen geen vetzuren van buiten, maar uit de voorraad.
o Voorbeelden van substraten
▪ Palmitaat → C16 en natuurlijke eindproduct van vertzuursynthese
▪ Steraat → C18
o Afbraak van steraat → levert 120 ATP op
▪ Steraat vormt acyl-CoA en dat kost 2 ATP.
▪ Steraat ondergaat 8 keer de bèta-oxidatie en vormt 9 acetyl-CoA
• NADH en FADH gaan naar elektronentransportketen in de
binnenmembraan van het mitochondrium en geven elektronen door
aan zuurstof, waardoor water wordt gevormd. Zorgt voor pompen
van protonen, waardoor ADP wordt omgezet in ATP.
, • Levert 32 ATP op
o 8 NADH → 2,5 x 8 = 20 ATP
o 8 FADH2 → 1,5 x 8 = 12 ATP
▪ Glycolyse
• Acetyl-CoA levert 3 NADH, 1 FADH2 en 1 GTP
• 9 x 10 = 90 ATP
Afbraak van 18C aan koolhydraat
• 3 glucose
• 3 x 30 = 90 ATP
• Meer energie uit een vetzuur met een vergelijkbare koolstofbase → vetzuren is nog bijna
niet geoxideerd. Glucose is al gedeeltelijk geoxideerd.
• Substraten worden geoxideerd en je hebt er elektronen uit gehaald. Energie uit die
elektronen gebruikt om ATP te maken.
Zelfstudie
Glycolyse
• Voornaamste reguleerbare enzymen → hexokinase, fosfofructokinase en pyruvaat kinase
o Primaire regulatie punt → fosfofructokinase
o Secundair → hexokinase (feed-back) en pyruvaatkinase (feed-forward)
• Fosfofructokinase (PFK)
o Allostere effectoren in de lever
▪ Adeninenucleotiden
• Som van ATP, ADP en AMP is altijd contant, maar de verhoudingen
verschillen.
• De relatieve niveaus worden in evenwicht gehouden door
adenylaatkinase (myokinase) → 2 ADP ↔ ATP + AMP
• [AMP] en [ADP] is laag in de cel en [ATP] is hoog → kleine afname in
[ATP] geeft een grotere procentuele toename in [AMP]. AMP geeft
energie-status van de cel aan en daarom allostere effector van
sleutelenzymen in productie van energie.
▪ Citraat
• Meeste weefsel kunnen glucose gebruiken, maar prefereren de
oxidatie van vetzuren of ketonlichamen → glucose gespaard voor
weefsels die daar volledig van afhankelijk zijn.
• Oxidatie van vetzuren en ketonzuren leidt tot verhoging van
cytosolische [citraat] → remt activiteit van PFK en dus minder
glucose gebruik als vetzuren en ketonlichamen beschikbaar zijn.
▪ Protonen
• Worden bij neutrale pH samen met lactaat gevormd
• Remmen PFK
• Voorkomen van acidose
▪ Fructose-2,6-bisfosfaat (F2,6P)
• Activator → vermindert remmende effect van ATP en verschuift
conformatie-evenwicht van PFK richting R-vorm.
, • F2,6P is een intermediair van de omzetting van fructose-6P naar
fructose-1,6-bifosfaat. De vorming van F2,6P wordt gekatalyseerd
door fosfofructokinase-2. In de cel wordt het afgebroken tot F6P
door fructose bisfosfatase-2. fosfofructokinase-2 en fructose
bisfosfatase-2 zijn katalytische activiteiten van hetzelfde eiwit
(=tandem enzym).
• Hexokinase
o Verschillende isozymen in verschillende weefsels
o Meeste hebben Km < 0,1 mM → laag ten opzichte van concentratie in bloed
(ongeveer 5 mM)
▪ Handig voor weefsel die voor energievoorziening afhankelijk zijn van glucose
▪ Glucose bij lage concentraties opgenomen en gefosforyleerd
o Geremd door G6P → geen activatie van glucose als glycolyse hapert in de
fosfofructokinase stap, want dit leidt tot ophoping van F6P en via evenwichtsreactie
met glucose-6-fosfaat isomerase (fosfoglucoisomerase) ook tot ophoping van G6P.
o Glucokinase → isoenzym in de lever
▪ Andere kinetische eigenschappen
• Hoge Km (10 mM)
• Niet geremd door G6F
▪ Alleen de lever verbruikt met hoge snelheid glucose als de concentratie in
het bloed sterk toegenomen is na voeding → verbruik in lever normaal of bij
vasten voorkomen en niet verloren gaan van glucose in de urine in tijden van
overvloed.
▪ Induceerbaar enzym → verschilt in hoeveelheid bij verschillende
fysiologische omstandigheden. Insuline stimuleert de aanmaak.
• Pyruvaat kinase
o Remming
▪ ATP
▪ Alanine → aminozuur dat kan worden gemaakt vanuit pyruvaat
o Activatie
▪ Fructose-1,6-bisfosfaat → koppelen aan regulatie van PFK, want activatie van
PFK leidt tot meer F1,6P en dat dient als forward-activator van pyruvaat
kinase.
o Isoenzymen → katalyseren zelfde reactie, maar andere regulatie.
▪ L-type → vooral in lever
▪ M-type → vooral in spier
▪ A-type → andere weefsels
o Lever
▪ Activiteit onder andere gereguleerd door covalente modificatie →
gefosforyleerd is inactief.
▪ Glucagon remt de glycolyse vooral bij gluconeogenese gestimuleerd door
glucagon.
▪ Glucokinase → induceerbaar door hoge insuline-spiegel
Gluconeogenese
• Synthese van glucose uit niet-koolhydraat substraten
• Substraten:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper amberrrrr. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.