Geschiedenis en actualiteit
1. Inleiding
1.1. Waarom geschiedenis in het sociaal werk?
→ Een sociaal werker ‘assisteert’ de mens, het is belangrijk om de wereld waarin we leven te
begrijpen
- Geschiedenis probeert een bredere visie op de wereld te geven
- Methodologie aanreiken om gebeurtenissen te analyseren en verklaren
- Begrijpen: weten als voorwaarde om iets te begrijpen, begrijpen kan leiden tot
analyseren
- Analyseren: iets vatten, je verdiepen
- Contextualiseren: in een context plaatsen, zo neemt het plaats in een groter geheel
≠ tussen een mening en een standpunt
Mening: wat mensen van iets vinden, op basis van weinig grond/basis
Standpunt: positie ten opzichte van een onderwerp, dit kan pas als je weet waarover het
gaat
1.2. ‘Kadering’ van de module
→ We vertrekken vanuit onze huidige maatschappij
o Hoe is deze gevormd
o Welke ontwikkelingen hebben geleid tot het systeem dat we vandaag kennen
o Hoe kunnen we actuele fenomenen begrijpen? Door ze in historisch
perspectief te plaatsen
o We kijken naar uitdagingen die onze huidige samenleving te wachten staan
→ De ‘Grote wereld’:
o vb. corona-crisis als enige wapen ter wereld dat er in slaagt de wereld stil te
leggen en slachtoffers te maken vb. avondklok, maatregelen, lockdown,…
Corona in historisch perspectief; de pest/zwarte dood
De pestdokter met vogelmaskers; equivalent voor mondmasker, lange mantel
om de huid te bedekken, handschoenen, hoedje (= haarnet),…
De manier van omgaan met het virus verschilt per land/continent, corona
bevestigt de ongelijkheid op wereldvlak
o vb. de Amerikaanse presidentsverkiezingen
De gevolgen op economische wereldvlak. Trump die zijn aanhangers aanzet
tot protest vanwege het verliezen van de verkiezingen.
o vb. Het klimaat
Mensen die begaan zijn met het klimaat vs. klimaatontkenners
Veel vruchtbare gebieden zijn dor geworden, zaken als erosie en
verwoestijning zijn gevolgen van de klimaatopwarming.
o vb. oorlog in Syrië
Op het ogenblik dat de media zijn aandacht niet meer richt aan het conflict,
krijgen wij geen zicht op de situatie en zouden we haast vergeten dat er een
oorlog gaande is.
,2. Wat is geschiedenis
Geschiedenis is een sociale menswetenschap, onderscheidt zich van de exacte
wetenschappen omdat men daar gebruik maakt van algemene wetmatigheden.
→ menswetenschappen vs. exacte wetenschappen
- Menswetenschappen krijgt vaak het stigma ‘onwetenschappelijk’ te zijn
Contextueel/integratief: raadpleegt een geheel van bronnen om samen met de
belanghebbenden een inschatting van de situatie te maken
Historiserend/evoluerend: signaleert wrijvingen tussen de evoluerende samenleving en de
belanghebbenden
Geschiedenis en verleden
- Terrein van de geschiedenis: over gebeurtenissen uit het (oneindige) verleden, maar
ook actualiteit!
- Geen voorspellende wetenschap; doet niet mee aan futurologie → wel; huidige
situaties vergelijken met vroegere om parallellen te vinden
- Niet alleen grote gebeurtenissen, ook dagdagelijkse handelingen
Methode van de geschiedenis: om geschiedenis te achterhalen
→Elk feit dat gebeurd laat sporen na
→Elk spoor is een bron om te kunnen achterhalen wat
is gebeurd.
Hoe exact is construeren van geschiedenis?
→ afhankelijk van de kwaliteit en hoeveelheid aan
bronnen
Geschiedenis kan niet objectief zijn, het enige
objectieve zijn feiten, al het andere is subjectief
→ sporen & bronnen zijn selecties en interpretaties
Verleden → heden
Heden → verleden
Reconstructie van het verleden:
Waar de tijd evolueert van het verleden naar het heden, gaat men in de geschiedenis door
die reconstructie de omgekeerde richting uit:
vertrekken vanuit het heden en onderzoeken wat gebeurd is in het verleden
daardoor worden allerlei fouten gemaakt = Historisch anachronisme
= iets wat niet klopt in het tijdsverloop / wat tegen de tijd ingaat
vb. illustratie
uitbeelding van de moord op Caesar, wat is het historisch anachronisme?
De uitrusting van de ridders stemt niet overeen met de tijd waarin omschreven situatie
plaatsvindt
,Historische vervalsing
= Mensen uit een foto weghalen om machtiger over te komen
vb. Mussolini zit op zijn paard, de persoon die het paard vasthield
werd verwijderd van de foto.
Belang van bronnen: 2 opdelingen
Primair Secundair
→ Rechtstreeks verslag van de feiten, → Interpretaties
toont de feiten uit éérste hand → Feiten uit tweede of derde hand
vb. getuigenissen vb. via-via
→ Feiten → Geschreven bronnen, =afgeschreven
Primaire bronnen zijn niet altijd het meest objectief of juist.
Geschreven Ongeschreven
Officiële stukken Mondelinge overleving =oral history
vb. kronieken, rapporten, verslagen, vb. standbeelden, woningen, voorwerpen
gegevens, gedichten, liederen,… =archeologie/musea
Door getuigenissen kan men geschiedenis
reconstrueren vb. Holocaust
2.1. Historisch referentiekader
= kader waarin we feiten/gebeurtenissen en fenomenen kunnen plaatsen
(om iets te begrijpen moeten we het contextualiseren)
Gevormd door 4 perspectieven:
1. Tijd
2. Ruimte
3. Domein
4. Samenlevingssystemen
1. Tijd
→ Tijdseenheden
= seconde, minuut, uur, dag, eeuw, jaar,…
→ Tijdrekeningen
o Mohammedaanse tijdrekening: 622 – aankomst van profeet Mohamed in
Medina
o Joodse tijdrekening: 3761 vot – schepping van de wereld
o Christelijke tijdrekening: jaar 1 – geboorte v Christus (gregoriaanse kalender)
→ dominant
→ Tijdrekening
o Cyclisch: maanden, dagen
o Lineair: jaartallen
, → Begrippen
Synchronisch Alle domeinen van de geschiedenis tijdens een bepaalde periode in het
verleden
vb. leven in België tijdens WOII
Verschillende aspecten bekijken binnen éénzelfde periode; cul, econ,
pol,…
Diachronisch Een bepaald thema (domein) van de geschiedenis doorheen ettelijke
periodes in het verleden.
vb. Economie in België doorheen de geschiedenis
Continuïteit Ontwikkelingen die standvastig blijven
Discontinuïteit Ontwikkelingen die voor een breuk zorgen in de geschiedenis
→ Tijdsniveaus
Evenementieel conjunctureel structureel
Evenementieel: feiten en gebeurtenissen op korte termijn, periodes van max. 1 jaar
vb. 9/11, verkiezingsjaar,…
Conjunctureel: op middellange termijn, periodes van max. ongeveer 10 jaar
= dingen op een groter tijdsvlak plaatsen, minder details, maar beter begrijpen waarom
bepaalde aspecten plaatsvinden
vb. economische situatie in de 19de eeuw, terreurdreiging
Structureel: periodes van tientallen of meer jaren, zaken verklaren op grote tijdsvlakken (KO,
ME, NT,…)
→ Klassieke tijdsperiodes/de tijdsvakken:
Periode van
Prehistorie Ca. 2,5 milj. Vot Verloopt in stadia, niet van dag op dag
Oude Nabije Oosten Ca. 3500 vot
Klassieke Oudheid 753 vot
Middeleeuwen 476
Nieuwe Tijd 1453
Nieuwste Tijd 1789 (vot: voor onze tijd)
Eigen Tijd 1945
Cesuren= veranderingen in de ontwikkeling waardoor een scheiding tussen periodes in de
geschiedenis plaatsvinden
vb. val van het West romeinse rijk
→ werden gelegd om het verleden bestudeerbaar te maken
Cesuren= arbitrair
→ door menselijke ingreep, zijn ze min of meer ‘willekeurig’
→ Evenementieel; achteraf bepaald door wereldschokkende gebeurtenissen
Toch; op het snijvlak van continuïteit en discontinuïteit