Psychodiagnostiek 2
Astrid Durt, Pascal van Looveren
1. Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel......................................... 2
LES 1: Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel....................................2
2. Psychodiagnostiek in de praktijk..................................................................................... 5
LES 2: Clusteren en classificeren...................................................................................... 5
LES 3: Alternatieve diagnostische modellen.................................................................... 13
LES 4: Psychodiagnostiek bij werving en selectie........................................................... 22
3. Kwaliteit van de psychodiagnostiek.............................................................................. 29
LES 5: Richtlijnen voor het formuleren en toetsen van hypothesen.................................29
LES 6: Richtlijnen voor het kiezen van psychodiagnostische instrumentarium................40
LES 7: Psychometrische kwaliteitsaspecten van testinstrumenten..................................47
LES 8: Richtlijnen voor rapportering en verslaggeving.................................................... 58
4. Faire psychodiagnostiek................................................................................................. 59
LES 9: Dynamisch testen & testmodificatie......................................................................59
LES 10: Cultuurfaire psychodiagnostiek in de hulpverlening........................................... 63
LES 11: Cultuurfaire psychodiagnostiek in werving en selectie....................................... 68
5. Actuele thema’s binnen psychodiagnostiek................................................................. 71
LES 12: Categoriale psychodiagnostiek: DSM-5(-TR)..................................................... 71
LES 13: Psychodiagnostiek van persoonlijkheid..............................................................77
6. Ethisch-deontologische aspecten.................................................................................. 83
LES 14: Ethisch deontologische aspecten (KLP/SPP).....................................................83
LES 15: Ethisch deontologische aspecten (A&O)............................................................ 90
1
, 1. Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel
LES 1: Uitgangspunten van het psychodiagnostisch procesmodel
1.1. Inleiding: Wat? Waarom? Hoe?
Wat? Definitie klinische psychodiagnostiek
- besluitvormingsproces
- gericht info verzamelen en analyseren
- wetenschappelijk onderbouwde methodiek
- doelen:
- begrijpen waarom deze cliënt zich op dit moment bij ons presenteert
met deze klachten
→ onderkenning
- inzicht krijgen in de onderliggende mechanismen
→ verklaring
- bepalen hoe we deze cliënt het beste verder kunnen helpen
→ indicatie
Waarom? Foutenbronnen
- geen systematische en consistente werkwijze hanteren
- informatie zoeken die idee bevestigt
- gebrekkige kwaliteit van de onderzoeksmiddelen en ongeschikte normen
- onvoldoende samenwerking met cliënt en zijn omgeving
- diagnostisch proces onvoldoende afgestemd op de hulpvragen van de cliënt
- voor de hand liggende diagnosen en interventies over het hoofd zien
- besluitvorming onvoldoende gebaseerd op beschikbare gegevens; geen
objectieve criteria hanteren
- besluitvorming onvoldoende expliciteren en daardoor onvoldoende duidelijk
voor collega’s en cliënten
- teveel vakjargon in de communicatie
- te vlug adviezen formuleren
Hoe? psychodiagnostische modellen
De meeste psychodiagnostische modellen zijn gebaseerd op de empirische cyclus van
De Groot. Hierin staat het genereren en toetsen van hypothesen centraal.
Het is de basis van alle ontwikkeling in de wetenschappelijke psychodiagnostiek d.w.z.
dat de meeste modellen een hypothesetoetsend karakter hebben.
waarom kiezen wij voor het psychodiagnostisch procesmodel:
- werkveldoverschrijdend → dit model is bruikbaar in de afstudeerrichting klp,
spp en a&o
- los van specifiek psychologisch denkkader → mogelijk voor verschillende
soorten therapie
- expliciteren van denkproces achterliggend aan het handelen
→ kwaliteitverhogend door systematisch, transparant, beredeneerd werken - fouten
voorkomen - tevredenheid vergroten
2
, 1.2. Uitgangspunten
1. Scientist - practitioner
De psychodiagnosticus hanteert als professional in het werkveld (‘practitioner’) een
wetenschappelijke basishouding (‘scientist’)
↓
- hypothesen formuleren op basis van wetenschappelijke kennis
- instrumenten kiezen met goede psychometrische eigenschappen
- op betrouwbare manier resultaten van het onderzoek bepalen
- evidence based interventies aanbevelen
hulpmiddel: evidence based richtlijnen → per stoornis aanbevelingen rond preventie,
diagnostiek en interventies, dit is gebaseerd op de laatste wetenschappelijke
ontwikkelingen, de ervaring van praktijkwerkers en cliënten
2. Cliënt centraal
De psychodiagnosticus stelt de cliënt steeds centraal, doorheen het hele traject is er
aandacht voor de eigenheid, het perspectief en de referentiekader van de cliënt. Wat
zijn de behoeften van de cliënt en hoe kunnen wij daar aan tegemoetkomen.
Er is een shift van probleemgericht denken naar oplossingsgericht denken
3. Interventiegericht
De psychodiagnosticus handelt en denkt interventiegericht.
Het psychodiagnostisch onderzoek wordt gedaan in functie van advies op maat, dit
wilt zeggen we gaan geen diagnose opstellen, het is een middel om tot advies op maat
te komen. De diagnose is niet het doel.
4. Systematisch
De psychodiagnosticus handelt en denkt systematisch, dit wil zeggen dat er heel
transparant te werk gaat. De stappen in het denken en het handelen worden expliciet
gezegd. Dit is zodat iemand jouw onderzoek zou kunnen herhalen en tot dezelfde
conclusie zou kunnen komen. Het geeft de ideale of wenselijke werkwijze.
Belangrijk hierbij is de systematische reflectie en evaluatie na ELKE stap; is aanvullend
onderzoek nodig?
5. Transactioneel referentiekader
De psychodiagnosticus hanteert een transactioneel
referentiekader. Dit transactioneel referentiekader
gaat ervan uit dat het huidige functioneren van de
cliënt het resultaat is van enerzijds cliëntgebonden
factoren en anderzijds omgevingsfactoren. Er is een
wederzijdse invloed. De klachten & problemen zijn
een gevolg van de minder goede afstelling tussen
het individu en de omgeving
6. Constructief samenwerken
De psychodiagnosticus werkt constructief samen met de cliënt en andere betrokkenen.
Dus ook met de omgeving (ouders, leerkrachten, werkgevers,...) maar ook met andere
disciplines (artsen, verpleegkundigen, maatschappelijke werkers, HR-consulent,
logopedist, kinesist,...) Er worden heldere afspraken gemaakt zodat de cliënt weet wat
hij kan en mag verwachten. Er wordt feedback gevraagd bij de cliënt om te kijken of
het bv is verlopen hoe dat zij het hadden verwacht.
3
, 7. Fair en cultuurbewust
De psychodiagnosticus handelt en denkt fair en cultuurbewust,
dit is een kwaliteitsvolle diagnostiek bij:
- kansarmen
- allochtonen
- personen met een beperking
Er wordt bewust rekening gehouden met het feit dat deze mensen minder
ontwikkelingskansen hebben gehad. Bv intelligentietest bij iemand die minder goed
Nederlands kan → bewust een non-verbale test afnemen ipv een verbale. Of bv niet via
computer bij iemand die nog nooit met een computer heeft gewerkt.
8. Versterken en benutten positieve aspecten
De psychodiagnosticus benut en versterkt de positieve aspecten van de cliënt en zijn
omgeving.
Mensen hebben snel de neiging om te focussen op het negatieve, hier hebben ze een
expliciete aandacht voor de positieve aspecten dus de kwaliteiten, talenten,
competenties, de krachten,...
Er moet ook aandacht zijn voor de protectieve factoren, dus factoren die de negatieve
invloed van risicofactoren geheel of gedeeltelijk teniet doen, het maakt de cliënt
weerbaar. Bv een leerkracht die rekening houdt met de behoeften van de leerling.
9. Deontologische code, wettelijke richtlijnen en ethische normen en waarden
Het handelen van de psychodiagnosticus is steeds in lijn met…
- wettelijke en deontologische richtlijnen
bv. rechten en plichten cliënt uitleggen, dossier correct bijhouden, respecteren
gedeeld beroepsgeheim,...
- ethische waarden en normen
bv. respect, verantwoordelijkheid, integriteit, competentie, vertrouwensrelatie
4