Werk en welzijn
Docenten: Jeroen Knaeps, Cédric Vanneste
LES 1: INTRO:
Waarom? Nut van het vak:
We werken 75 000 uur in een mensenleven
- de meest vitale 8 uren op een dag
- emotional spill-over → de emoties van de ene situatie nemen we mee naar een
andere situatie(rechtstreeks effect)
Dus handig als we meer weten over werk
niet alleen leerstof voor mensen van arbeids- en organisatie:
- job in de cardiale revalidatie → kijken bij de revaliderende mensen hoe het gaat,
veel situaties gebaseerd op stress, angst voor nog eens hartproblemen te
krijgen
- Ouders werken enorm hard, ervaren problemen met enig kind
- Cliënt maakt trauma mee tijdens werk (bv. hotelgast / suïcide) en durft niet meer
naar werk
- Cliënt / collega komt langs wegens burn-out. Ouder van kind heeft burn-out
- Collega / cliënt had burn-out, heeft lang niet gewerkt en wil stilaan terug gaan
werken
- Leerkracht komt huilend aan bij jou en kan de verhalen van de leerlingen niet
meer aan. Ze wil zoveel goed doen, maar de kinderen blijven in miserie.
- Je merkt dat je collega gepest wordt
Thema’s en ECTS:
thema’s:
- werkgeluk
- emotionele arbeid
- burn-out
- psychische problemen
- disclosure
- middelenmisbruik @ werk
- discriminatie
3 studiepunten = 75 à 90u
- volgen & verwerken (4u/l en 12wn) = 48u
- studeren: 27 à 42u
Dit OPO draagt bij tot de volgende beroepsrollen van een psychologisch consulent
KLP/SPP: coach, trainer en moderne professional
HRM: HRM expert, talentontwikkelaar en moderne professional
Aan het einde van dit opleidingsonderdeel is de student in staat om:
- de voordelen en risico’s van werk in eigen woorden weer te geven
- de oorzaken, gevolgen en aanpak van werkstress en burn-out uit te leggen en te herkennen
- de meest relevante wettelijke rechten en plichten van werkgever en werknemer in het kader van
welzijn op het werk bondig toe te lichten en toe te passen op cases
- de arbeidsmarktpositie van een aantal doelgroepen met diverse persoonskenmerken of
achtergronden (psychische / medische problemen, migratieachtergrond, mantelzorgers,...) te
beschrijven en te verklaren
- de invloed van diverse factoren (grensoverschrijdend gedrag, zwangerschap, psychische
kwetsbaarheid, ouder worden,...) op het welzijn van werknemers uit te leggen en voorstellen te
doen ter optimalisering van het welzijn en de arbeidsmarktpositie
- de belangrijkste arbeidsre-integratietheorieën in eigen woorden uit te leggen en te linken met de
bestaande instanties in Vlaanderen
- uit te leggen hoe een curriculum vitae en sollicitatiebrief gemaakt kan worden en hoe deze
aangepast kunnen worden aan doelgroepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt
1
,Evaluatie:
leerstof:
- syllabus, slides (en note pages), toelichting tijdens hoorcolleges
- verschillende hoofdstukken
- enkele artikels op canvas (zal aangegeven worden)
- getuigenissen: ter ondersteuning, behalve als in ppt van een theoretische les
(wordt niet opgenomen uit respect)
Examen:
- 70%: gesloten boek, meerkeuzevragen (-0,33 giscorrectie)
- 30%: open vragen
voorbeeldvragen komen op canvas en tijdens de les
belangrijkste lijsten, namen, data, %’s,... zijn te kennen. Echter vaak niet de kern van de
vraag.
bv. De Prins (2021) beschouwt werkgeluk als een combinatie van vier factoren. Welke
factor beschrijft hij niet?
Jahoda beschrijft latente factoren van arbeid. Welke?
LES 2: WERKGELUK:
1. Geschiedenis van werk(geluk)
Prehistorie:
werk = (over)leven, dus geen onderscheid en geen verwachtingen
- geen verschil tussen werk en privé
- willen alleen de basisbehoeften bevredigen
Landbouwrevolutie:
- sedentair (op een vaste plek wonen) + domesticeren van dieren (tam maken),
opslag voor winter…
- biologisch succes <--> psychologische nederlaag (plannen, vrezen… daling QOL
= quality of life omdat ze constant bezig zijn en geen tijd hebben voor plezier)
- werk = straf of vernedering
- werk en geluk worden gescheiden
- wel geluk: buiten werken, oogst zien groeien, planten en dieren verzorgen
- morele en religieuze geboden
- 7e verbod: gemakzucht - traagheid - luiheid
- Aristoteles zei “wie werkt voor zijn brood, kan niet gelukkig zijn”
deze filosofie heerste toen
Steden en ambachten:
- naar de stad
- gilden
- werken voor geld blijft een vorm van slavernij of straf
- waarschijnlijk wel vorm van trots, tevredenheid, bestaanszekerheid over
hun werk
2
, - Karl Marx (19de eeuw)
- verlichtingsfilosoof: uit werk waardigheid en geluk halen, het hoeft niet
allemaal slecht te zijn
- randvoorwaarden om gelukkig te zijn met je werk:
- goede arbeidsomstandigheden
- eerlijk loon
- afwisselend werk
- werk dat betekenis heeft doordat ze het leed van anderen
verzacht of hun genot vergroot
- hoop op gelukkig werkleven sijpelt door
Industriële Revolutie (1800-1920):
- machines gemaakt zodat mensen niet meer alles zelf moesten doen
- opdeling in kleine stapjes, iedereen is radartje in groot geheel
- eindproduct niet zichtbaar
- weinig ambachtelijke kennis of vaardigheden, saai, repetitief,
gespecialiseerd, hoge tijdsdruk
- 6 op 7, shiften van 10 à 14u, geen vakantie
- privé bestaat dus niet (zondag = kerk)
- gevaarlijke omstandigheden
- mensen begonnen te beseffen dat dit niet oké was en begonnen elkaar te
helpen
Tijdperk van tevredenheid (1950-1995):
- veiliger, minder werkuren, vakanties, hogere lonen, pensioen,...
- diensteconomie vanaf ‘70 (bv taxi is een dienst)
- werk én privé gescheiden van elkaar (thuis was het werk afgelopen)
- hoge tevredenheid op werk
- LABOR en OPUS → 2 termen in het Latijns voor werken, labor = focus op het
werk, opus = meer focus op de voldoening
Latente deprivatie model (Marie Jahoda - 1982)
1. structuur in tijd
2. opportuniteiten tot sociaal contact
3. gedeeld doel, bijdrage tot de gemeenschap
4. sociale identiteit (hoe kijk je naar jezelf) / sociale status (hoe anderen naar je
kijken) (als je iemand leert kennen vraag je snel wat zij doen als job, je leert veel over die persoon
op die manier)
5. zelfrealisatie, betekenisvolle activiteiten
Dit zijn 5 zaken die wij kunnen verliezen als wij onze job verliezen (deprivatie)
+ inkomen en andere materiële voordelen (= manifest)
tegenkanting bij latente deprivatiemodel:
- werk is geen conditio sine qua non voor een goede (mentale) gezondheid
- niet alle werk is fijn of goed: stress, overbelasting, onzekerheid, stigma
bandarbeider in ploegensysteem kan ongelukkiger zijn dan de werkloze
- maar meestal niet:
- levenstevredenheid ongewild werkloos geven hun leven een 4,9/10 <-->
werkende mensen een 6,6/10 (20% hoger):
- angst, woede, onmacht wordt 30% vaker gerapporteerd door werklozen
3
, voordeel van werkgeluk voor bedrijf en individu
- blijven gemiddeld 2j langer bij bedrijf
- minder absenteïsme
- Broaden-and-build effect (Frederickson, 2001)
- productiever en creatiever, breder blikveld / gedachten, meer
oplossingen, beter samenwerken → opbouw van mentale reserve /
veerkracht voor mindere momenten
- gelukkiger zijn op het werk kan dus een positieve ‘loop’ creëren
- emotional spill-over (rechtstreeks effect)
Tijdperk van hoge verwachtingen (1955-...)
- werk biedt potentieel veel levensgeluk
- verwachtingen:
- goed loon, extralegale voordelen (auto, maaltijdcheques, fiets,...)
voldoende vakantie, leuke collega’s, toffe job, promotie, bijleren, zinvolle
job, weinig pendelen, inspraak,...
2. Werkgeluk: het concept
2.1. Wat ervaren we? onderzoek
HEDONISTISCH
- genot
- gericht op wat er zich nu aandient en op prettig
werk
- maximaliseren van plezier & minimaliseren van pijn
- geen grootste projecten of grote
inspanningen waarvoor je moet zwoegen om
een levensdoel te bereiken
- tijdelijk effect & minder effectief op termijn
EUDEMONISCH
- goede geest
- verwezenlijking van je inherent potentieel via
zinvolle activiteiten, betekenisgeving
- streven en ijveren, tijd en energie, zelfs pijn leiden
om deze te bereiken, beter worden
- niet altijd haalbaar in werkdomein, en niet iedereen
heeft evenveel behoefte
Hedonistisch werkgeluk: tevredenheid
fundament, maar ook:
- aanvaardend en lage verwachtingsgraad (‘goed genoeg’, dat je werk hebt)
afhankelijk van:
- omgevingsfactoren: 5 factoren
- loon
- evenwicht werk-privé
- veiligheid en gezondheid op werk
- relatie met baas en collega’s
- interessant werk
- zelfbedrog: handig overlevingssysteem
- genen: onderlinge verschillen tussen mensen in algehele TV voor 30%
4