Psychologie
Kernvraag 1.3. niet kennen
Hoofdstuk 1: Geest, gedrag en psychologische wetenschap
Goed onderzoek; verifieerbaar en heruitvoerbaar
Bewering; Als kinderen veel suiker eten worden ze hyperactief.
Probleem; Hoe zou je testen dat suiker kinderen hyperactief maakt?
- 2 groepen proefpersonen maken met kinderen van zelfde leeftijd (ene groep krijgt hoge
dosis suiker, andere geen)
- hyperactief zijn definiëren
1.1 Wat is psychologie en wat is het niet?
Psychologie
= Psychologie is een breed veld, met vele specialismen, maar in wezen is psychologie de
wetenschap van gedrag en mentale processen.
Psychologie:
- Psyche (Oudgrieks voor geest) + ologie (gebied van studie)
= studie van de geest
- Zowel interne mentale processen als externe observeerbare gedragingen
- Gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen
Psychologie is niet: enkel en alleen een diagnose en behandeling van psychische
stoornissen.
Drie manieren om psychologie te bedrijven:
1. Experimenteel psychologen (onderzoek dat begin van alle kennis creëert)
2. Docenten psychologie (geven les en behandelen daarnaast soms ook mensen)
3. Toegepast psychologen (toepassen van de verkregen kennis)
=> hebben allemaal elkaar nodig om te kunnen blijven bestaan, er is overlapping.
Specialisaties in de toegepaste psychologie:
Forensisch psycholoog; expertise aan wet- en rechtssysteem
Arbeids- en organisatie psycholoog; in arbeidscontext, moet prestaties maximaliseren
Sportpsycholoog: helpen atleten prestaties verbeteren
Klinische psycholoog: sociaal en emotioneel gebied
Psychologie Psychiatrie
Breed studiegebied Medische specialisatie
Master in de psychologie (=erkend beroep), Bekijkt patiënten vanuit medische
cliënten ipv patiënten invalshoek
Opleiding in onderzoeksmethoden Opleiding in behandeling van psychische
problemen
Vervolgopleiding tot psychotherapeut Arts, mag dus medicijnen voorschrijven
1
,Pseudo-psychologie
= niet-onderbouwde psychologische aannames die als wetenschappelijke waarheden
worden voorgesteld.
- Horoscopen / handschriftanalyse / waarzeggers / subliminale berichten
(zie beeldfragment het zesde zintuig )
Kritisch denken; (belangrijk tijdens onderzoek)
6 vaardigheden voor het kritisch denken:
1. Wat is de bron?
Heeft deze feitelijke kennis?
2. Is de bewering redelijk of extreme?
Is het in strijd met bestaande kennis of msn zelf doorslaggevend
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Wetenschappelijk bewijsmateriaal nodig om dit aan te tonen
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door fouten/bias?
Emotionele bias (vb. bang maken) / conformation bias (=gebeurtenissen herinneren
die ons aannamen bevestigen en tegenstrijdige bewijzen vergeten)
5. Worden veelvoorkomende denkfouten (bias) vermeden?
Confirmation bias; info registreren en linken aan informatie die we al hebben
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
- complexiteit inzien van onderzoek
- causale verbanden (oorzaak-gevolg)
- correlatie= verband dat niet per se causaal is, maar als het ene toeneemt kan het
ander ook toenemen.
- een derde variabele als bepalende factor
1.2. Zes belangrijkste perspectieven van de Psychologie
Deze domineren de moderne psychologie. Ze kwamen voort uit radicaal nieuwe ideeën over
geest en gedrag.
a. Biologisch
Descartes stelde het eerste radicaal idee voor dat leidde tot moderne psychologie: een
scheiding tussen spirituele geest en het fysieke lichaam. De geest was de basis van het
denken, niet langer de kerk.
2 denkpatronen:
Rationalisme Biologische processen liggen aan de grondslag van kennis/wetenschap
Grondlegger: R. Descartes ‘je pense donc je suis’
Empirisme Waarnemen, ervaren en experimenteren is de enige bron van kennis
Grondlegger: J. Locke ‘tabula rasa’ & F. Bacon
Wat bepaalt het gedrag?
→ hersenen, zenuwstelsel, endocriene stelsel en de genen
Studiegebied= biologisch perspectief met:
Neurowetenschap (hersenen) & Evolutionaire psychologie (Darwin, natuurlijke selectie)
2
,b. Cognitieve psychologie
= De mens bestaat uit informatie verwerkende processen en systemen (vb. intelligentie)
Structuralisme Doel: basisstructuur van de geest te ontrafelen; zoeken ‘de elementen
van bewuste ervaring’ vb. perceptie, denken, emotie,…
Grondlegger: Wundt, wou menselijke psyche ontrafelen in een periodiek
systeem. Noemde zich als eerst; psycholoog.
kritiek: te subjectief (gedachten zijn niet te controleren)
Functionalisme Psychologie moet zich richten op functie van het bewustzijn, niet enkel
de structuur ervan.
Grondlegger: William James, volgde Darwin in zijn ideeën, had
belangstelling voor emoties en hun relatie tot het lichaam en gedrag +
het aanpassen van de mens aan omgeving
→ de eerste toegepaste psychologie; psycho toepassen om menselijk
leven te verbeteren.
Wat bepaalt het gedrag?
→ Iemands unieke patroon van waarnemingen, interpretaties, verwachtingen, overtuigingen
en herinneringen.
Via brain imaging-technieken; mentale processen bestuderen
Nieuwste metafoor: hersenen werken als computer, scherm is wat we waarnemen en
bedrading zijn de onbewuste sturende processen.
c. Behavioristisch
= De wetenschap van het gedrag en van de meetbare omstandigheden in de omgeving die
dit gedrag beïnvloeden.
→ Psychologie moet de wetenschap van observeerbaar gedrag zijn, niet van mentale
processen.
Behaviorisme Verwerpen geestelijke processen als correcte wetenschap, leggen de
focus op waarneembare processen. Gedachten & emoties = irrelevant
Grondleggers: Watson & Skinner
Wat bepaalt het gedrag?
→ De prikkels in onze omgeving en de voorgaande consequenties van ons gedrag.
Klassieke conditionering: stimulus/respons
Operante conditionering; straf/beloning
3
, d. whole-person
= persoon in zijn geheel bekijken
Hier vallen enkele theorieën onder;
1. Psychodynamische psychologie – Sigmund Freud
= Persoonlijkheid en psychische stoornissen komen voort uit processen in het onbewuste.
Psychoanalyse= medische techniek voor de behandeling van psychische stoornissen. Nadruk
op analyse van dromen / versprekingen / vrije associatie
Kritieken: psychoanalyse doet uitspraken en analysen die niet toetsbaar zijn aan de feitelijke
werkelijkheid.
Wat bepaalt het gedrag?
→ Processen in onze onbewuste geest.
2. Humanistische psychologie – C. Rogers & A. Maslow
Nadruk op de positieve kans van de mens; mogelijkheden, groei en potentie.
Opvattingen over jezelf, fysieke en emotionele behoeften → invloed op gedachten, emoties,
handelingen → invloed op de ontwikkeling van je potentieel
Wat bepaalt het gedrag?
→ Onze aangeboren behoeftes om te groeien en ons potentieel zo goed mogelijk te
verwezenlijken.
3. Psychologie van karaktertrekken en temperament – oude Grieken
Persoonlijkheid op basis van 4 vloeistoffen (humores):
1. Bloed (opgewekt)
2. Slijm (traag & behoedzaam)
3. Zwarte gal (melancholiek)
4. Gele gal (boos of agressief)
Daaruit luidt: verschillen tussen mensen ontstaan uit verschillen in stabiele
kenmerken en neigingen, die karaktertrekken en temperamenten worden genoemd.
Wat bepaalt het gedrag?
→ Unieke persoonlijkheidskenmerken die in de tijd en in alle situaties consistent zijn.
e. Ontwikkeling
= Psychologische verandering is het gevolg van een interactie tussen erfelijke eigenschappen
die in onze genen zijn vastgelegd en de invloed van onze omgeving (nature & nurture)
Mensen veranderen naarmate de invloeden van nature en nurture in de loop van de tijd
ontplooien.
4