METHODOLOGIE DEEL 2 - KWANTITATIEF
1. HOOFDSTUK I – Inleiding kwantitatieve dataverzameling
1.1. Waar gaat dit vak over?
Onderzoeksobject = criminaliteit (en aanverwante zaken)
Bij de criminologie is het onderzoeksobject = CRIMINALITEIT maar de theorieën die criminaliteit proberen te
beschrijven en verklaren (criminologisch onderzoek) gaan niet uit van een ‘criminologisch model’
Criminologisch onderzoek
o Een zoektocht naar omvang en verklaringen van criminaliteit (en aanverwante zaken)
o Veelvoud van verschillende verklaringsmodellen worden gebruikt in criminologie
o Multidisciplinair = bij criminologisch onderzoek naar criminaliteit kunnen er een groot aantal
verklaringen, afkomstig uit diverse wetenschappen, gebruikt worden. (psycho, socio,…)
Methoden en technieken
o Procedures, handvaten, tools voor onderzoek, van a tot z
o Wetenschappelijk onderzoek > toogpraat
“In this recipe, adequate methodology is the essential ingredient. It is the key characteristic of all intellectual activity
that claims the status of being scientific” (Walgrave, 2008, p. 1)
Doelstelling van het handboek
o Basisboek ‘Methoden en technieken van criminologisch onderzoek’
o Voorkennis statistiek (meetniveaus, hypothesetoetsen, significantie…)
o Twee methodologische invalshoeken voor criminologisch onderzoek
o Algemeen methodologische tools die gebruikt worden in vrijwel elk onderzoek en dus ook criminologisch
onderzoek
o Methodologische specifieke, object-eigen kwesties van criminologie NIET gericht op andere
stromingen of studierichtingen
o Gericht op Nederlandse situaties
1.2. Onderzoeksobject – Criminaliteit en criminologie
Criminologie is een objectwetenschap = een wetenschap die zich bezighoud met het zoeken van allerlei verklaringen
voor eenzelfde fenomeen (criminaliteit)
Criminaliteit en aanverwante zaken
Bv. Daderschap, slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens, overlast, …
Strafbaar en/of ongewenst gedrag
o De meest eenvoudige is de strafrechtelijke definitie, die zegt dat criminaliteit = gedrag dat strafbaar
werd gesteld in de wet
o Er zijn een aantal problemen aan deze legalistische definitie van criminaliteit
De definitie is te smal, ze stelt dat gedrag dat niet in de wet staat onmogelijk als crimineel
gedrag gezien kan worden
Er is veel gedrag dat niet strafbaar werd gesteld, maar toch voor een onveilig gevoel kan zorgen
en voorloper kan zijn = deviant gedrag.
Bemoeilijkt de internationale vergelijkingen = grote verschillen tussen de landen via deze
legalistische definitie
Bij criminaliteit behoort ook de maatschappelijke reacties erop
Deviant gedrag is ook relevant, ook al is het geen crimineel gedrag
1
, Object = tijd- en ruimtebepaald
Criminaliteit is aan verandering onderhevig. Doorheen de tijd wordt er veel wetgeving veranderd, verwijderd
of toegevoegd door o.a. maatschappelijke veranderingen
Bv. Moeskoperij, bedelen, landloperij, …
= Cyclisch karakter
= waren in het verleden criminele feiten MAAR zijn op dit moment uit het Strafwetboek geschrapt –
sommige steden en gemeenten nemen deze feiten op in het gemeentelijk of stedelijk sanctiereglement
Belang van definiëring, conceptualisering en operationalisering … zowel bij beschrijven als verklaren
Niet enkel inhoudelijke verklaringen voor verschillen in cijfers, heel wat verschillen worden verklaard door de
beschrijving van feiten en begrippen
Bv. Inbraak
Betekent inbraak in elk land wel hetzelfde? Zijn de verschillen in cijfers op te dragen aan het verschil in
definiëren van het crimineel feit?
Object en reacties (houdingen, attitudes…) op dit object
o Daderschap, slachtofferschap, onveiligheidsgevoelens…
o Aanpak van daderschap, slachtofferschap…
o Vertrouwen in politie, justitie…
1.3. Wetenschapsopvatting en empirie
Criminologie is zowel een mislukking als een succes. Langs de ene kant een mislukking omdat er nog steeds een sterk
maatschappelijk debat bestaat over criminaliteit. Criminologen zijn nog altijd niet in staat om tot een betere
consensus te komen. Langs de andere kant een succes omdat de studierichting veel interesse en studenten trekt.
Wetenschap
Concurreren lekentheorieën met wetenschappelijke uitspraken?
Verschilt wetenschappelijk inzicht van gezond verstand?
Met name in het ‘criminologische domein’…
Waar schuilt het verschil?
‘Criminologie kan in het maatschappelijke debat geen monopoliepositie claimen; het is slechts één manier om te
kijken naar en te spreken over criminaliteit en onveiligheid, zij het weliswaar ‘the best-elaborated and most scientific’
manier.’ (Garland en Sparks, 2000).
Empirische cyclus
o Onze wetenschapsopvatting is nadrukkelijk Popperiaans
o Popper stelde dat wetenschappers iets nooit definitief
kunnen vaststellen of iets waar is, ze zullen het nooit weten.
o Een theorie is steeds ‘voorlopig waar’ tot het tegendeel
bewezen wordt (falsificatie) of vervangen wordt door een
betere theorie
Theorieën moeten ‘toetsbaar’ zijn
Empirische cyclus past binnen de stroming van
Popper
o Empirische cyclus = cyclus gaat er vanuit dat empirisch onderzoek een aantal fasen in een bepaalde
volgorde doorlopen. Deze cyclus zorgt voor een spiraal van onderzoek = ieder nieuw onderzoek levert
resultaten op, die weer voer zijn voor nieuwe theorieën
We zijn dus nooit klaar, voortdurend op zoek.
Theorie
Hypothesen
Operationalisering
Design
Dataverzameling
2
, Analyse
Bevindingen
Theorie
o 100% zekerheid is een fictie…
1.4. Soorten vragen
Criminologen kunnen allerlei vragen stellen. Die vragen kunnen we dus op een aantal manieren gaan indelen. Belang
om verschillen tussen vragen in kaart te brengen, want een bepaald soort vraag kan een bepaald soort
onderzoeksmethode dicteren.
1.4.1. MICRO VS MACRO
Deze indeling heeft te maken met het aggregatieniveau van het onderzoek, het niveau van de methodologische
vraagstukken waarop het onderzoek wenst uitspraken te doen over
1. Eerste niveau is het microniveau = niveau van de kleinste analyse-eenheid, van het INDIVIDU
o De persoon is degene bij wie de gebeurtenissen die we willen onderzoeken plaatsvinden
o Verklaringen en uitspraken die we zoeken en maken bevinden zich op ditzelfde niveau en gaan dit
niveau niet te boven
Bv. Vraag of bepaalde persoonlijkheidskenmerken samenhangen met bepaald delict gedrag
2. Tweede niveau is het macroniveau = op een niveau boven het idvd afspelen, de BREDERE CONTEXT =
STEDEN
o Bv niveau van de staat, voorbeeld vraag naar het werkloosheidscijfer een invloed heeft op de sociale
cohesie in de maatschappij, of inflatie een invloed heeft op vertrouwen in overheid
o In beide voorbeelden bevinden zich (in de vraag) kenmerken die aan die samenleving /staat toebehoren
o Je kan de vraag over inflatie ook over landen stellen = landen met hoger inflatiecijfer minder vertrouwen
in overheid? => dat is nog een niveau hoger
o Het macroniveau leent zich in de praktijk vaak voor verkeerde interpretatie. Een daarvan is de
ECOLOGISCHE FOUT = onderzoekers bevindingen op het niveau van toepassing verklaren op een ander
niveau.
3. Derde niveau is het mesoniveau = zit tussen meso en macro en bestrijkt een tamelijk breed spectrum. Het
heeft betrekking op de DIRECTE OMGEVING = BUURTEN
o Kort samengevat = men kan zeggen dat het niveau al die niveaus bestrijkt waar ten minste één
aggregatie over de oorspronkelijke eenheden heeft plaatsgevonden
o Bv het kan een gehele wijk zijn, of een jongerengroep/gang
o Kenmerken van deze eenheden werden gevormd door de oorspronkelijke micro-eenheden
o Ook hier is er gevaar voor de ecologische fout
o criminologisch onderzoek vaak ‘genest’
CRUCIAAL = vragen op één niveau moeten antwoorden vinden op éénzelfde niveau, anders ecologische fout
= verbanden of correlaties die je vindt mag je niet zomaar uitbreiden naar het lagere of het
hogere niveau
= niveau waarop je data verzamelt moet hetzelfde niveau als het niveau waarop je uitspraken doet
Bv. %werkloosheid en zelfmoordcijfers bij jongeren
Bv. %werkloosheid en %criminaliteit in buurten
Bv. %alcoholconsumptie en %professoren
3
, 1.4.2. HOEVEELHEID VS AARD
Het is met andere woorden een indeling naar kwantiteit of kwaliteit. Vraag naar de hoeveelheid van een fenomeen
is van andere aard dan de vraag naar het precieze hoe van een fenomeen.
Vraag naar de hoeveelheid – een KWANTITATIEVE vraag
Bv. Vraag of de vermogenscriminaliteit afneemt.
o Antwoord dat aangeeft hoeveel vermogensdelicten er afgelopen jaren hebben voorgedaan en
vergelijken met elkaar
o Het gaat vaak om de bevraging van een grote groep burgers OF de vergelijking/analyse van grote
databestanden en dat antwoord in kwantiteit geeft
Vraag naar de aard – een KWALITATIEVE vraag
Bv. De modus operandi van dadernetwerken in de vrouwenhandel.
o Een antwoord op de vraag “hoe”, niet “hoeveel”. Het gaat hier niet om een platte telling, maar over
begrip / om op een rijtje te zetten hoe deze dadernetwerken opereren / hoe de daders
communiceren,…
o Uitsluitend hoe-vragen, de hoeveelheid is hier irrelevant en komt niet aan de orde.
o Gaat op een niveau lager zijn dan de kwantitatieve vraag. Een grote groep bevragen of grote
databestanden analyseren gaat geen antwoord geven op deze vraag. Ze moeten hun data op een
ander en lager niveau bevragen bv gesprekken met gedetineerde daders, of de bestudering van
strafdossiers
1.4.3. BESCHRIJVEND VS VERKLAREND
Hangt tot zekere hoogte samen met de vorige vraag. In de wetenschap zijn we – uiteindelijk – geïnteresseerd in het
waarom van empirische fenomenen. Voordat men aan dergelijke verklaring überhaupt toegekomen kan worden,
worden de te verklaren verschijnselen eerst beschreven.
Wat, hoe, en waarom…?
Causaliteitsvraagstuk
bv. langere ringvinger meer succes professionele carrière
bv. vlees/geen vlees hart- en vaatziekten
bv. etniciteit en criminaliteit
Experimenteel onderzoek – labosetting
Causaliteit in criminologisch onderzoek?
Belang van kritisch-realistische benadering
1. Beschrijvend onderzoek = de “wat” en “hoeveel” vragen
o Geeft een beschrijving van het fenomeen, onder meer geeft het een opsomming van de prevalentie
van bepaalde verschijnselen (hoe vaak ze voorkomen) en hoe deze prevalentie in verband staan met
bepaalde andere verschijnselen.
o MAAR ze geven geen VERKLARING van de fenomenen (causaliteit), ze leggen enkel voor hoe
fenomenen in verband staan met elkaar.
Bv. mannen > vrouwen ovv criminaliteit, maar dit betekend niet dat man zijn een verklaring is voor
(het vaker voorkomen) criminaliteit.
o Veel criminologisch onderzoek is beschrijven. Eén reden hiervoor is dat het gemakkelijker is om uit
te voeren dan beschrijvend onderzoek. verklarend onderzoek is veel lastiger om op te zetten want
die hebben veel meer pretenties
o De beschrijving kan een eerste stap zijn op weg naar verklaren
2. Verklarend onderzoek = de “hoe” en “waarom” vragen
o Verklarend onderzoek geeft ons de “waarom” op empirische fenomenen
o Het wordt ook wel vaak aangeduid als ‘causaliteits- of experimenteel onderzoek’
o Het causaliteitsvraagstuk tussen twee fenomenen staat dus centraal.
Bv. Vlees/geen vlees hart- en vaatziekten
4