1. HOOFDSTUK I – INLEIDING
1.1. Methoden en technieken – Statistiek
Methodologie en statistiek als standaard ‘toolkit’ voor de sociale wetenschapper, en dus de
criminoloog
Methoden en technieken heeft betrekking op
o Desingkwesties = Welk design bij welke setting en onderzoeksvraag?
o Steekproefkeuze = Hoe trek ik de beste steekproef? Hoe kunnen we de variabelen
waarin we geïnteresseerd zijn, het beste meten?
o Het uitvoeren, het analyseren en het evalueren ervan
Rol van statistiek?
o Statistiek wordt als een eigen, maar wel separaat onderdeel van de methoden en
technieken gezien
o Statistiek = wetenschap die zich bezighoudt met onzekerheden
‘Hoe waarschijnlijk is een resultaat onder een bepaalde veronderstelling van
de werkelijkheid?’
Per situatie kijken wat de geschikte test is afhankelijk van de soort
onderzoeksvraag en de soort variabelen, om zo de best mogelijke
meetresultaten te verkrijgen
1.2. Criminaliteit en criminologie
1.2.1. Specifieke statistische problemen, speciale methoden en technieken voor de
criminologie
(1) Probleem 1
o Populatie is bij aanvang niet bekend
o populatie wenst niet onderzocht te worden
o Populatie heeft er geen of zelfs negatief belang bij
o Bv. Slachtoffers van criminaliteit wensen niet onderzocht te worden
(2) Probleem 2
o Populatie die wel bekend is, is niet representatief
o De bekende cijfers dienen met nodige voorzichtigheid onderzocht en geanalyseerd te
worden
o Enorm groot dark number = het zogeheten volume van criminaliteit wordt enorm
onderschat
Beïnvloed door mate van meldbaarheid, schaamte van het slachtoffer,
professionaliteit van de dader
(3) Probleem 3
o Criminaliteit is scheef tot zeer scheef verdeeld
Een groot deel pleegt nooit of amper delicten
Een heel klein deel betreft veelplegers
1.3. Univariate, bivariate en multivariate technieken
Univariaat
o Univariate technieken = technieken die slechts naar één variabele kijken
o Eenvoudige descriptieve/beschrijvende maten
o Maten voor centrale tendentie, spreiding, gemiddelde, …
1
, Bv. Gemiddelde leeftijd van daders
Bivariaat
o Bivariate technieken = technieken die naar 2 variabelen kijken
o Verband, verschil, samenhang, correlatie
Bv. Verband tussen geslacht en onveiligheidsgevoelens
Multivariaat
o Multivariate technieken = technieken die naar 3 of meer variabelen in
SAMENHANG kijken
o Geïntegreerde analyse, met meerdere variabelen tegelijkertijd
o Tal van mogelijkheden/beperkingen
1.4. Kenmerken van multivariate technieken
1.4.1. Kwantitatief
Kwantitatief of kwalitatief?
o De behandelde technieken en analyses zijn kwantitatief van aard omdat er met
gegevens gerekend wordt
1.4.2. Toetsend en explorerend
Toetsende analyse
o Als er hypothesen getoetst worden
o Analyses waarbij de nodige eisen aan de gegevens worden gesteld
o Krachtige uitspraken
Explorerende analyse
o Verkennen van de data
o Analyses waarbij er geen eisen aan de data gesteld worden
Alle soorten variabelen kunnen dus meedoen in zulke analyses
o Minder krachtige uitspraken
1.4.3. Datareductie VS modeltoetsing
Datareductie = analyse wordt gebruikt om een groot aantal gegevens terugbrengen tot een
kleiner aantal gegevens door gebruik te maken van een ‘combi’-variabele
Modeltoetsing = analyse wordt gebruikt om na te gaan of er relaties zijn tussen de
uitkomstmaten en verschillende oorzakelijke relaties, zo ja, wordt er bekeken hoe deze
relaties liggen
1.4.4. Hoog VS laag meetniveau van data
Meetniveau geeft weer hoeveel info de waarden van een variabele bevatten
o Hoe meer info de variabele bevat, hoe hoger het meetniveau
1.4.5. Voorspelling VS samenhang – Asymmetrisch VS symmetrisch
Assymetrisch
o Ene variabele speelt een andere rol dan de andere variabele
o Assymmetrische technieken nodig om voorspellingen te maken
Symmetrisch
o Variabele hebben dezelfde rol, ze kunnen van plaats veranderen
o Er is dus sprake van een samenhang/verband
2
, 2. HOOFDSTUK II – METHODOLOGIE IN VOGELVLUCHT
2.1. Inleiding
2.1.1. Meetniveaus
Meten = toekennen van getallen aan waarnemingen
Verschillende meetniveaus
1) Nominaal
Categorische variabelen Onderscheid maken = opdelen in ongeordende klassen
Er is geen ordening tussen de klassen
Getallen kunnen worden toegekend aan waarnemingen, maar ze hebben geen
andere functie dan de waarnemingen een label te geven
Bv. Geslacht
2) Ordinaal
Er zit een rangorde in de getallen die aan de metingen toegekend worden
Metingen opdelen in geordende klassen
Metingen laten zien hoe de waarnemingen geordend zijn
Vaak preferentieoordelen
Bv. Opleidingsniveau
Metrische variabelen
3) Interval
De intervallen tussen de getallen, die aan de metingen toegekend werden, zijn
even groot
Bv. Temperatuur
4) Ratio
Verhouding van de verschilllen tussen de metingen ligt vast
Vast nulpunt
Bv. Leeftijd
Absolute variabele VS dichotome variabele
o Absolute variabele = variabele waarbij alle informatie vast ligt/informatie is
absoluut
Bv. Frequentietellingen van delinquentie
o Dichotome variabele = variabele met slechts 2 mogelijke categorieën
Bv. Ja/Nee
Meetniveau van de variabele is van belang voor de analyse
o Het bepaalt mede de keuze van de analysetechniek
o Hoe hoger het meetniveau, hoe meer info besloten in de metingen
o Interval, ratio en absolute metingen = metrische variabelen (parametrische
analyses)
o Nominaal en ordinaal = categorische variabelen (niet-parametrische analyses)
3
, 2.2. Afhankelijke en onafhankelijke variabelen
Afhankelijke variabele (Y)
= variabele die beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele
= variabele die we proberen te voorspellen vanuit andere variabelen
= variabele die het gevolg is van oorzaken die we willen vinden
Onafhankelijke variabele (X)
= de variabele die de afhankelijke variabele beïnvloedt
= de oorzaak die het gevolg, namelijk de afhankelijke variabele, tot stand brengt
= predictoren – covariaten
2.3. Modellen
Een constellatie is een model van de werkelijkheid ALS het model
1) Onafhankelijk is van de werkelijkheid
2) Bekender is dan de werkelijkheid
3) In structuur overeenkomt met werkelijkheid
+ ruimte gezinsomgeving
2.4. Operationaliseren en meten
2.4.1. Operationalisering
Constructen = niet direct afleesbare begrippen
o Operationalisering is vereist om de constructen leesbaar en begrijpbaar te maken
Hypothetisch construct = abstracte term waarmee naar een niet-uitwendig waarneembaar
kenmerk van personen wordt verwezen
Conceptuele definitie = definiëren van constructen = wat verstaan we precies onder die
constructen
Operationele definitie = vastleggen hoe de meting van het construct zal gebeuren
o Welke handelingen zullen er verricht worden? Welke vragen zullen er gesteld moeten
worden? Welke indicatoren moeten gehanteerd worden?
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nettebruyndonckx. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,16. Je zit daarna nergens aan vast.