Het zin vraagstuk in tijdskaders
A. De moderniteit
Vanaf de 19de eeuw
Symbool van de moderniteit: totaalverhaal / ideologie / grand récits of grote
verhalen
o Grote verhalen geven zin en samenhang aan leven van individuen
o Maatschappij wordt overspannen door zingevingsystemen die betekenis
aan het volk beloofden
o Totalitaire en bureaucratische systemen (instituten) die het individu
platwalsten (bv. katholieke kerk, verzuilde maatschappij)
Een controlerend systeem dat op basis van wetten, regels,
papieren… (administratieve systemen) het bestaan onder controle
probeert te houden
Verzuilde maatschappij: kranten, onderwijs, vakbond, vrije tijd…
De katholieke Kerk:
o Bracht een overkoepelend totaalverhaal
o Zekerheid tot in het paradijs (hemel of hel vermijden)
o Van de wieg tot het graf volledig beschermd door de Kerk
o Boterbriefje voor hiernamaals: gehoorzaamheid, minutieus naleven van
regeltjes en 10 geboden
Als je de regels niet volgde, waren er consequenties.
Europese natiestaat:
o Nam in de loop van de 19de eeuw over
o Gerugsteund door de industriële revolutie & romantiek
o Grootste valkuilen
De tirannie van het kleinste verschil
Verschillende naties worden geboren, gaat met romantische
gevoelens gepaard (bv. volksliederen) in het streven naar
“wij zijn een natie” gaat men zich vastspitsen om de eigen
identiteit in de kijker te zetten de focus kwam te liggen op
de kleinste verschillen tussen landen (futaliteiten bv.
Bourgondische Belgen)
Slaapwandelend naar een tweede ‘dertigjarige oorlog’ (1914-1945)
Verdoken kostenplaatsen (bv. massa-ontginning van fossiele
brandstoffen in een koloniale context) kolonies hebben invloed bij
onderscheiding van volkeren
Failliet fascisme (1945) deconstructie van totaalverhalen
o Nationalisme en kolonialisme van Europese grootmachten werd beperkt
dominante rol van VS en USSR
o Supranationale instellingen & multinationals breidden hun machtposities
uit
Belang van de kerk krijgt een deuk
o Afschrikeffect van het hellevuur verminderd door de twee wereldoorlogen
en het leed
= secularisering + marginalisering van de religie tijdens de Trente Glorieuses
(1945-1973)
,Het uniform? Weg ermee!
Kennedy in 1961: collectiviteitsdenken= het denken dat het geheel boven het
individu stelt (eerst het land, dan de individuele ontplooiing)
o “Ask not what your country can do for you, ask what you can do for your
country.”
Vietnamoorlog doet de laatste vaderlandslievende aspiraties verdwijnen
Eind jaren ’60: opkomst hippies met slogans als “Make Love, Not war!”
’68: soixante-huitards dromen van vrijheid, verandering en vooruitgang
(l’imagination au pouvoir=verbeelding aan de macht)
Filosoof Susan Neiman
o “Na 1945 was iedereen die offers vroeg ik naam van gemeenschappelijke
idealen al verdacht.” slachtbank van ideologieën: mensen werden
verdacht bij het verdedigen van grote gedachten
o Gevolg: de systeemwaarheden kregen een staatsbegrafenis + uniformen
(habijt, helm, schooluniform…) verdwenen
o Probleem: zonder religie als bindmiddel en zonder grote verhalen:
verveling en perspectiefloos métro-boulot-dodo
o Het individu moet alles zelf doen want “ik ben het waard”
De maatschappelijke structuren zijn niet meer in staat om de
veranderingen bij te houden want de structureren zijn log. De maatschappij
kan het niet meer bijbenen dus de individuen moeten het zelf doen.
B. Postmoderniteit als marktmodel
Postmoderniteit deze periode spiegelt zich aan, maar zet zich ook af tegen de
voorgaande periode nl. de moderniteit (vanaf 1980)
La condition postmoderne: rapport sur le savoir eerste boek waarin ‘postmoderniteit’
werd aangehaald als begrip
Het zegevierende individu
Secularisatie, ontzuiling en mensrechten bevrijding van het individu
Het vooruitgangsoptimisme blijft in materiaal opzicht overeind: “Nieuw is altijd
beter”
Beter onderwijs + vlottere informatie-doorstroming: postmoderne mens
omgevormd tot kritisch en rationeel burger
Gehoorzaamheid verminderde: door hang naar zelfrealisatie &
assertiviteitscursussen
Het individu mocht het vanaf nu allemaal zelf doen economisch consument
Gevolg: hedonistische ‘ik’ op een eindeloze tocht naar steeds meer
o Genotzuchtig
De markt als nieuwe ideologie
Zegening van sociale welvaartstaat zorgt voor emancipatie op vlak van sociale
bescherming & materiële welvaart
“Voor-wat-hoort-wat” model (zoals op de markt)
o Presentatieprincipe dringt door in de kleinste haarvaten van de
samenleving
Meritocratie= het principe van verdiensten (merites) overheerst
Is meer gedraaid naar het wijzen naar mensen die pech hebben (als
je pech hebt, dan is het je eigen schuld)
De vraag naar het algemeen of gedeelde belang beroert nog weinig zielen
, Michael Sandel: professor filosofie
o VS afgedreven van een markteconomie naar een marktsamenleving
o Hoe Amerikaan burgerleven ervaart, hangt af van hoeveel geld hij/zij heeft
o Toegang tot onderwijs, toegang tot justitie en politieke invloedsferen:
afhankelijk van geld
o Markten ons burgerleven niet toevertrouwen
o Cruciale vraag: Zijn er al niet te veel dingen te koop in onze huidige
democratie?
Video Michael Sandel: Waarom we markten ons burgerleven niet moeten
toevertrouwen?
Laatste 30 jaar stille revolutie
Nagenoeg alles is te koop begint ALLES te beïnvloeden
o Afkopen: gevangenisstraf, betere levensomstandigheden in gevangenis,
niet in de rij staan bij pretpark…
Ongelijkheid: hoe meer je kan kopen met geld, hoe belangrijker het gebrek aan
geld wordt (betere opleiding, better Healthcare, …)
Ze duwen waarden en normen weg: we stellen geld als betere motivator dan te
willen lezen en leren!
o Bv. geld bieden aan leerlingen om te studeren, te lezen, … lezen een
last voor geld i.p.v. lezen om te willen lezen (voor plezier)
Voor materiële goederen verandert er niets op vlak van morele waarden en normen
Voor immateriële goederen wel, markteconomieën ondermijnen waarden en normen
waar we belang aan hechten
Markten veranderen de waarden van goederen
Rijken gaan naar verschillende scholen, supermarkten, …
Niet goed voor democratie!
Willen we wel een samenleving waarbij alles te koop is? Of zijn er dingen die geld niet
kunnen/mogen kopen ?
Bauman: socioloog
o “Vloeibare samenleving”= eisen van de markt bepalen het samenleven
tussen mensen
o Adiaphorisatie= het onttrekken van de ethiek uit alledaagse
levensgebieden van de cultuur
o Belangrijkste marktwaarden: rendement & efficiëntie
o “Onzichtbare hand”= het eigenbelang van elke individu zorgt vanzelf
voor het algemeen belang, iedereen doet zijn goesting zonder interventie
van de overheid
o Na ’89 (Val van de muur): neoliberalen & neoconservatieven
“er zijn geen andere idealen meer dan het wereldwijde
kapitalisme, laten we geld verdienen en dingen kopen, dat zal de
beste van alle mogelijke werelden worden”
TINA
Leed ook tot apolitieke burger (geen vertrouwen in politiek, enkel
vertrouwen in zichzelf)
Solidariteit komt onder druk te staan + op de vraag naar het waartoe is er geen
antwoord
Woorden als “vooruit, jobs, bezuinigingen” zijn schrale mantra’s
, Grootste vraagstuk binnen postmoderniteit: het gelijkheidsvraagstuk
= het uitgangspunt van de postmoderniteit in vraag stellen: Fin des grands récits &
zijn we in de post-postmoderniteit terechtgekomen waarbij waarheid alleen nog als pitch
fungeert?
Het Dikke-Ik als uitwas: het individu in het kwadraat
Socioloog Harry Kunneman
Dikke-Ik= metafoor voor maatschappelijke ontwikkeling op persoonlijk, mondiaal
en organisatorisch vlak
Toch iets te maken met obesitas en lichamelijke problemen: kapitalistische
consumptiemaatschappij als verleidingsmachine
Leven als welvarend op zichzelf gericht individu (dikke-ik) wordt dominant
toekomstideaal
Kan leiden tot een ecologisch hartinfarct (ecologische gevolgen worden
genegeerd)
o Bv: snelle uitbreiding van Chinese autopark baart ons enkel zorgen door de
stijging van benzineprijzen, niet omwille van de ecologische gevolgen
Kapitalistische consumptiemaatschappij heeft geen antwoorden op ‘trage
vragen’
o Trage vragen zijn zingevingsvragen waarop geen snelle antwoorden
mogelijk zijn
Vragen rond: liefde, haat, (on)trouw, vreugde, verdriet…
Waar de mens al lang mee worstelt
o De maatschappij belooft antwoorden op deze trage vragen
In realiteit: verdringen/onderdrukken van trage vragen
Illusie dat trage vragen opgelost kunnen worden (bv. kindersterfte:
vroeger een trage vraag, ondertussen “opgelost” in rijke landen, controle
wordt moeilijk)
o Persoonlijke zingeving wordt verdrongen tot er geen ontwijken meer is
Bv. plastisch chirurgie: de confrontatie met ouder worden kan je
niet blijven ontwijken op zoek gaan naar diepere vormen van
zingeving
We stuitten op de grenzen van verleiding en van dikke-ik gedrag: vriendschap,
trouw, zorg en intimiteit kan je niet produceren of kopen !
= overheersende model “meer is altijd beter” loopt tegen zijn grenzen (individueel als
collectief)
James Wallman spreekt van stuffocation of verspulling
Verschuiving van goederen naar ervaringen (bucketlist) is hierop een variatie
Milieu-imperatieven (bv. Green Deal) zijn dwingend + kortetermijnaanpak wordt
uitgedaagd in kader van het proleptische solidariteit
o Proleptische solidariteit= solidariteit die logisch te vroeg komt (het
moet haalbaar zijn voor een generatie)
o Anamnestische solidariteit= gebaseerd op herinneringen