Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Deze geneeskunde samenvatting bevat alle literatuur die behandeld en wordt in les 2.6 van kwartiel 2.
De literatuur is afkomstig van:
Martini, F.H. & Bartholomew, E.F. (2015) Het endocriene stelsel. In Anatomie en fysiologie, een inleiding. (paragraaf 10.8). Amsterdam, Nederland: Pearson Benelux. ...
Parairaaf 10.8
De pancreas (alvleesklier) ligt in de j-vormige bocht tussen de maag en het proximale gedeelte van
de dunne darm. Het is een smal, lichtgekleurd orgaan met een gelobde structuur en de klier bevat
zowel exocriene als endocriene cellen. De pancreas is vooral een spijsverteringsorgaan, waarvan de
exocriene cellen verteringsenzymen vormen.
Cellen van de endocriene pancreas liiien in groepen die de eilandjes van Lanierhans worden
genoemd. Deze eilandjes liggen verspreid tussen de exocriene cellen en vormen slechts één procent
van alle pancreascellen. Elk eilandje bevat verschillende celtypen. De twee belangrijkste zijn
alfacellen, die het hormoon ilucaion produceren, en bètacellen, die insuline afgeven. Glucagon en
insuline reguleren de bloedsuikerspiegel op vrijwel dezelfde wijze als parathyroïdhormoon en
calcitonine de calciumconcentrate van het bloed regelen.
De meeste cellen in het lichaam geven de voorkeur aan glucose als energiebron en ouder normale
omstandigheden is glucose voor neuronen de enige energiebron.
Als de bloedsuikerspiegel boven het normale homeostatsche niveau stjgt, geven de bètacellen
insuline af. Insuline bevordert het transport van glucose en het verbruik ervan in doelcellen. De
celmembranen van vrijwel alle cellen in het lichaam bevaten insulinereceptoren.
De enige uitzonderingen zijn:
1) Neuronen en rode bloedcellen, die uitsluitend glucose kunnen afreken
2) Dekweefselcellen van de nierbuisjes, waar glucose wordt gereabsorbeerd
3) Epitheelcellen van de binnenbekleding van het spijsverteringskanaal, waar glucose uit het
voedsel wordt opgenomen.
Wanneer glucose in het overvloed aanwezig is, gebruiken alle cellen dit als energiebron en stoppen
met de afraak van aminozuren en veten.
ATP dat via de afraak van glucosemoleculen wordt gevormd, wordt benut om eiwiten op te
bouwen en om een grotere energiereserve te verkrijgen. De meeste cellen gaan in reacte op insuline
meer eiwiten vormen. Een secundair efect is een toename van de snelheid van het
aminozuurtransport door celmembranen heen. Insuline zet ook vetcellen aan om snellere
triglyceriden (veten) te vormen en op te slaan. In de lever en in skeletspiervezels versnelt insuline
ook de vorming van glycogeen. Samengevat: als er veel glucose aanwezig is, stmuleert de insuline,
die door de bètacellen is afgegeven, het verbruik van glucose om de groei te ondersteunen en om
reserves van glycogeen en vet te vormen.
Als de glucoseconcentrate onder het normale homeostatsche niveau daalt, gaan de alfacellen
glucagon afgeven en de energiereserves worden gemobiliseerd. Skeletspieren en levercellen breken
glycogeen af tot glucose (in de spieren voor energie en in de lever voor afgife aan het bloed),
vetweefsel geef vetzuren af die andere weefsels kunnen gebruiken en eiwiten worden tot
aminozuren afgebroken.
De lever neemt de aminozuren op uit de circulate en zet ze om in de glucose die vervolgens aan het
bloed kan worden afgegeven. Daardoor stjgt de bloedsuikerspiegel weer naar een normaal niveau.
Door de interacte van insuline en glucagon wordt de bloedsuikerspiegel gestabiliseerd en wordt
, voorkomen dat zenuwweefsel met andere weefsel moet concurreren om een beperkt
glucoseaanbod.
Alfa- en bètacellen in de pancreas zijn gevoelig voor de bloedsuikerspiegel. De afgife van glucagon
en insuline kan plaatsvinden zonder signalen vanuit het hormoon- of het zenuwstelsel. Doordat
cellen van de eilandjes zeer gevoelig zijn voor variates van de bloedsuikerspiegel zal elk hormoon dat
van invloed is op de bloedsuikerspiegel echter ook indirect van invloed zijn op de producte van
insuline en glucagon. De vorming van insuline en glucagon wordt ook beïnvloed door actviteit van
het autonome zenuwstelsel van het autonome zenuwstelsel. Door parasympatsche prikkeling wordt
de afgife van insuline bevorderd, terwijl deze afgife door sympathische stmulering wordt geremd.
Sympathische stmulering bevordert de afgife van glucagon.
Hoofdstuk 12: aandoeninien van het endocriene systeem
Parairaaf 12.7
12.7.1 diabetes mellitus
Diabetes mellitus is een endocriene ziekte met een verstoorde glucosehuishouding en
hyperilycemie als gevolg van een complexe interacte tussen erfelijke aanleg, omgevingsfactoren en
leefstjlfactoren. Afankelijk van de onderliggende oorzaak kan er sprake zijn van een verminderde
producte van insuline of een verminderde gevoeligheid van de cellen voor dit hormoon
(insulineresistente). De prevalente is hoog: in Nederland zijn er ongeveer 1,1 miljoen mensen met
diabetes, in België wordt dit aantal geschat op 800.000.
Diabetes mellitus type 1
Diabetes mellitus type 1 (DM type 1) wordt gekenmerkt door een volledige afwezige of geringe
insulineproducte. Ongeveer 5-10 procent van alle diabetespatënten heef DM type 1. DM type 1
wordt ook wel ‘jeugddiabetes’ of juveniele diabetes genoemd, aangezien deze ziekte zich meestal
openbaart bij kinderen van 10 tot 14 jaar. Risicofactoren voor DM type 1 zijn genetsche factoren,
DM type 1 in de familie, bepaalde virusinfectes, blank ras, leven in een noordelijke klimaat en de
aanwezigheid van een andere auto-immuunziekte.
Symptomen van DM type 1 zijn polyurie (overmatg urineproducte), polydipsie (veel drinken),
polyfagie (veel eten), hevige dorst en vermagering. De overmaat aan glucose wordt uitgescheiden via
de nieren, de glucose in de urine trekt extra water aan om het concentrateverschil op te hefen. De
patënt krijgt hevige dorst in reacte op het vochtverlies. Hoewel bloedsuikerspiegel hoog is, kunnen
weefsels door het gebrek aan insuline geen glucose opnemen en gebruiken als energiebron.
Patënten hebben extreme honger en gaan overmatg eten. Het gewichtsverlies dat optreedt is
paradoxaal: ondanks de goede eetlust valt de patënt af.
DM type 1 is het gevolg van een auto-immuunproces bij mensen met een erfelijke aanleg die zijn
blootgesteld aan een nog onbekende trigger uit de omgeving. Hun immuunsysteem valt de
bètacellen in de alvleesklier aan en vernietgd deze. Dit vernietgingsproces duurt meestal enkele
maanden, maar kan ook sneller gaan of juist jaren duren. Als meer dan 80% van de bètacellen
verloren is gegaan, wordt er onvoldoende insuline aangemaakt om de bloedsuikerspiegel te
reguleren en kan hyperglycemie ontstaan. Uiteindelijk maken de patënten helemaal geen insuline
meer aan en worden ze afankelijk van insuline-injectes.
Om de diagnose te bevestgen moeten diverse testen worden gedaan. Met een eenvoudig
urineonderzoek kan glucose in de urine worden aangetoond. Een nuchtere of niet-nuchtere glucose
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper myrthespenkelink. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.