Organisatie van de hulpverlening
Hoofdstuk 1: Contextualisering
Inhoud van het opleidingsonderdeel
Leerdoelen
1. De studenten kennen in grote lijnen de organisatie van de hulpverlening in Vlaanderen
(actoren en structuren)
2. De studenten kunnen een kritisch standpunt innemen over een aantal trends binnen /
actuele thema’s gerelateerd aan de hulpverlening
3. De studenten kunnen de kennis omtrent de organisatie van de hulpverlening toepassen op
casusniveau
Organisatie van de hulpverlening
Waarom hieraan aandacht besteden?
• De mythe van de ‘individuele hulpverlener’
• De hulpverlening is geen eiland
o Het belang van contextualisering
▪ In de tijd (geschiedenis – historische evoluties)
▪ In plaats (binnen de ruimere samenleving)
o Wat doe ik (niet)? Waarom?
▪ Niet enkel nadenken over wat goede zorg is, maar ook over wat wel of niet
doen (grenzen aan mandaat waarbinnen je werkt)(gaat soms over ethische
zaken)
Een definitie
Hulpverlening of hulpverleningssysteem
= “Het geheel van maatschappelijke inspanningen, al dan niet georganiseerd, privaat of publiek, die
(een aspect van) de gezondheid of het welzijn van burgers tracht te bevorderen (preventie) of te
garanderen (curatie en rehabilitatie of herstel) door maatregelen en diensten te verstrekken en te
financieren. Kan niet los gezien worden van het systeem waarin die hulpverlening tot stand komt.”
Een hulpverleningssysteem: een complex kluwen
• Inspanningen
• Diensten & maatregelen
• ‘Resources’
o = alle hulpbronnen die we hebben om systeem tot stand te brengen
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 1
,Organisatie van de hulpverlening
“The terms in which the world is understood are social artifacts, products of historically situated
interchanges among people.” (Gerben & Davis, 2012)
• Alle maatregelen en diensten zijn sociale constructen (bv. vanaf de leeftijd van 18 jaar zijn
mensen volwassen = sociaal construct; hangt veel aan vast, want ook verantwoordelijk,…)
• Sociale constructen zijn zeer belangrijk, brengen veel gevolgen met zich mee (bv. of je al dan
niet wordt toegelaten tot de ouderenzorg: min. leeftijd = 65j.)
• Historische evoluties (elke sector in elk land kent een eigen historiek, tradities en interne
dynamiek)
o O.a. door globalisering, verschillende actoren bij betrokken
• Ontwikkelingen op meerdere vlakken: maatschappelijk, wetenschappelijk, organisatorisch –
evoluties in sterke mate bepaald door sociaal-culturele, economische, politieke en andere
factoren van het land (sociale constructen)
• En door verschillende actoren: hulpvragers – hulpaanbieders (diensten + professionals) –
bestuurlijke/beleidsactoren – de bredere maatschappij (het samenlevingsconcept)
Contextualisering
Maatschappelijk-organisatorische ontwikkelingen: De verzorgingsstaat
Een hulpverleningssysteem: (georganiseerd) aanbod op verschillende niveaus
“Het geheel van maatschappelijke inspanningen, (…), die (een aspect van) de gezondheid of het
welzijn van burgers tracht te bevorderen (preventie) of te garanderen (curatie en rehabilitatie of
herstel) door maatregelen en diensten.”
• Informele zorg: alle zorg binnen het gezin,
dus bv. mantelzorg, zorg voor zieke partner
• Formele basiszorg: lang verwaarloosd
geweest, niet gespecialiseerd, zeer
algemeen en breed toegankelijk, bv. de
huisarts (binnen geestelijke gezondheidszorg lange tijd geen 1ste lijnszorg gehad, nu vooral
geconventioneerde eerstelijnspsychologen)
• Categoriale hulp: gericht op categoriale doelgroepen, meer gespecialiseerde hulp, in veel
gevallen nog ambulant, vaak kun je enkel in de 2de lijn terecht als je doorverwezen wordt
door een hulpverlener (niet rechtstreeks toegankelijk, zeker zo in de gezondheidszorg, in de
fysieke zorg zijn er achterpoortjes).
• 3de lijn: meestal residentieel, intramedicaal (bij geestelijke gezondheidszorg spreken we dan
bv. over psychiatrische centra)
• Tussen de 0de en 1ste lijn: out-reachende hulp: bv. straathoekwerker
• Op 1ste lijn: vooral mobiele en ambulante hulp: bv. thuisbegeleiding (--> verschil met out-
reachende, meestal hulpvraag)
Omgekeerde driehoek, de bedoeling zou moeten zijn vanuit public health perspectief dat grootste
aanbod bovenaan zit, groter aanbod op 1ste lijn dan op 2de lijn enz.
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 2
,Organisatie van de hulpverlening
Een hulpverleningssysteem: steeds meer nadruk op ‘geïntegreerde’ zorg
Integraal: verschillende diensten en organisaties op
verschillende lijnen en in verschillende sectoren gaan
samenwerken om een zo goed mogelijk traject uit te
stippelen en niet als individu te operationaliseren.
Een hulpverleningssysteem: financiering
= “Het geheel van maatschappelijke inspanningen, al dan niet georganiseerd, privaat of publiek, (…)
door maatregelen en diensten te verstrekken en te financieren.
Verschillende manieren om zorg te financieren.
• Het “publieke” Beveridge model: alles wordt rechtstreeks via belastingen betaald
o Centraal georganiseerde nationale gezondheidsdienst
o Gros van de diensten verleend door openbare gezondheidswerkers (bv.
ziekenhuizen, huisartsen,…)
o Vorm van concurrentie tussen zorgbudgetten en andere uitgavenprioriteiten
• Het “gemengde” Bismark model: verplichte ziekteverzekering, niet enkel burgers, maar ook
werkgevers betalen een deel.
o Hoeveel we betalen is voor een groot deel gerelateerd aan het inkomen
o Hulpverlening binnen dit model wordt aangeboden door een mix van private en
publieke aanbieders en maakt flexibelere uitgaven aan zorg mogelijk
o Staat heeft hier een minder uitdrukkelijke rol, bv. in België zijn mutualiteiten
bijzonder machtig in zorg, zorg als gegarandeerd goed
o Privaat aanbod in sterke mate opgenomen door vzw’s (organisaties die niet in
handen zijn van de overheid, en niet perse winst willen maken)
• Free-market private insurance model / “particuliere” verzekeringsmodel:
o Financiering gebaseerd op premies, gestort in particuliere
verzekeringsmaatschappijen
o Financiering overwegend privé
o Overgrote meerderheid van de hulp-aanbieders in dit model behoort tot de
particuliere (private) sector
Geen enkel model is beter dan de andere, alle drie de modellen zijn onvolmaakt en … duur.
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 3
,Organisatie van de hulpverlening
Een hulpverleningssysteem: wie organiseert of stuurt aan?
• De burger/hulpvrager neemt initiatief
o Bv. ouders die zelf kinderopvang gaan organiseren
o Bv. sms-actie voor baby Pia
o Nodig dat dit soort dingen gebeurd, zodat overheid en mutualiteiten ook aan het
denken gezet worden
o Grootste veranderingen in systeem worden
van onderuit geduwd
• De professional neemt initiatief
o Bv. TEJO: werd ooit opgestart vanuit de
vaststelling dat jongeren telkens opnieuw op
wachtlijsten belanden
▪ Systeem dat draait op vrijwilligheid van hulpverleners die naast hun job ook
gratis therapie aanbieden
• Veel vzw’s afhankelijk van initiatieven zoals de Warmste Week
o Overheid kan hen niet voldoende financieren
o Bv. Overkop-huizen hebben nu een structurele financiering dankzij corona
o Dus door initiatieven kunnen er soms dingen in beweging komen, maar gaat zeer
traag
Een hulpverleningssysteem: binnen een breder maatschappijmodel
“Kan niet los gezien worden van het systeem waarin die hulpverlening tot stand komt.”
De overheid neemt initiatief:
• De overheid neemt een sturende rol op om de gezondheid en het welzijn van haar burgers te
garanderen
o Overheid niet enkel beschermer van burgerlijke en politieke rechten (= l’Etat
Gendarme) maar ook actief vormgever van maatschappelijk leven (= l’Etat Protecteur)
o (voor WO I was overheid enkel beschermer, daarna ook rol van actief vormgever
gaan opnemen)
▪ Oorlogen altijd zeer belangrijk voor de ontwikkeling van de gezondheidszorg
• Dit probeert ze (binnen kapitalistische democratieën) te realiseren via ‘de verzorgingsstaat’
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 4
,Organisatie van de hulpverlening
De verzorgingsstaat: definitie en omschrijving
“Maatschappijvorm (of samenlevingsconcept) die gekenmerkt wordt door een op democratische
leest geschoeid systeem van overheidszorg, dat zich, bij handhaving van het kapitalistisch
productiesysteem, garant stelt voor het collectieve sociale welzijn van haar onderdanen” (Thoenes,
1962)
• Correctie van de verdeling van maatschappelijke goederen via sociaal beleid
o Winsten die gemaakt worden (vooral door de rijken) willen we een deel kunnen
herverdelen.
• Overheidstussenkomst gericht op vermindering van de marktafhankelijkheid (“de-
commodificatie”)
o Werkgevers een systeem gunnen zodat ze hun arbeiders kunnen blijven betalen
o Soort compromis om geen ‘battle of the fittest’ te krijgen (ook zieken terug in
systeem proberen krijgen)
• Compromis tussen vrije markt en collectivistisch stelsel
o Verzorgingsstaat, kapitalistisch systeem, waar gewerkt wordt met werkgevers en
werknemers (concurrentiesysteem), arbeiders zo goed mogelijk inzetten. Zieke
arbeiders zo snel mogelijk weer in arbeidssysteem krijgen, dus hen ondersteunen.
o Collectieve sociale welzijn: niet willen dat uitgevallen arbeiders verarmen, maar gaat
dus ook om de kinderen en vrouw van de arbeiders
• Initieel enkel voor arbeiders, gaandeweg ook in pensionregeling, daarna ook gaan kijken naar
mensen die op invaliditeit terecht komen (maar initieel in kapitalistisch systeem ingebed)
Twee belangrijke principes:
• Iedereen moet bijdragen volgens draagkracht (solidariteitsprincipe)
• Iedereen kan er een beroep op doen volgens zorgbehoefte (verzekeringsprincipe)
o Verzekeringsprincipe: hoe minder je hebt, hoe meer je kunt krijgen --> er zou een
correctie moeten komen zodat je op hetzelfde niveau kan komen als andere burgers.
Drie pijlers:
1. Sociale zekerheid via uitkeringen en financiële regelingen (bijstand)
2. Goed onderwijs
3. Een goede gezondheidszorg en goede sociale voorzieningen
De verzorgingsstaat: verschillende types (op een continuüm)
• Sociaal democratische verzorgingsstaat (‘klassieke’ verzorgingsstaat)
o Scala van universele, wettelijk verankerde voorzieningen, die individuele burgers
beschermen en gebaseerd zijn op de aanname van de menselijke waardigheid
o ‘Iedereen draagt bij, iedereen kan er beroep op doen’
o Vaak zien we afbrokkeling van dit systeem (bv. tot de institutionele VZS)
• Institutionele verzorgingsstaat
o Sociale rechten zijn aanwezig doch laten de sociale stratificatie ongemoeid
▪ Dus vorm van bijstand, maar niet genoeg om te corrigeren (mensen die
minder hebben op gelijk niveau brengen met anderen)
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 5
,Organisatie van de hulpverlening
• Residuele verzorgingsstaat
o Individuele verantwoordelijkheid staat centraal, sociale solidariteit beperkt tot
bepaalde situaties en selectief t.a.v. bepaalde bevolkingscategorieën >> visie op
burgerschap speelt een rol
o Bepaalde groepen worden gaandeweg uitgesloten. Principe dat iedereen er beroep
op kan doen wordt in vraag gesteld? Eigen verantwoordelijkheid centraal!
o Systeem waarnaar we op dit moment evolueren in Vlaanderen (op bep. vlakken)
• Rudimentaire verzorgingsstaat
o Familiale solidariteit centraal. Sociale rechten slechts zeer beperkt aanwezig.
De verzorgingsstaat: burgerschap
Burgerschap of ‘citizenship’
‘Equal citizenship’ vertrekt vanuit de assumptie dat iedereen een gelijke status heeft én iedereen het
recht heeft op ‘self-government’
• Elke burger is onvoorwaardelijk gelijk (leeftijd, nationaliteit, gezondheid maakt niet uit)
--> Gelijke rechten, maar ook gelijke plichten en verantwoordelijkheden
• Gelijke burgerschap geleidelijk aan meer en meer een punt van discussie geworden
“citizenship = a status bestowed on those who are full members of a community (...) All who possess the status
are equal with respect to the rights and duties with which the status is endowed.” (Marshall, 1965)
• Marshall: burgerschap is een status (dus je kan dit bereiken of niet bereiken) --> gaandeweg
kwam bereiken burgerschap dus meer op de voorgrond
Burgerschap als (te verwerven) status --> hoe word je ‘burger’?
Bv.: minderjarigen; maar ook vluchtelingen
• ‘citizens in the making’ (Marshal, 1964, p.81)
o Vluchtelingen die ons land binnenkomen, moeten integratiecursus doorlopen en
leren, wat leidt tot een bewijs en dan zijn ze volwaardig burger
• ‘becoming citizens’ (Smith, 2005)
o Bv. scholierenparlement (wordt niet serieus genomen, oefenen tegen dat het voor
echt is)
• ‘semi-citizenship’ (Cohen, 2005)
<> Recentere visie: burgerschap als een ‘praktijk’
The complex and changing processes and actions of accessing rights and responsibilities, feelings of exclusion
and inclusion, and participatory practices, through which individuals become embedded in communities,
organizations and institutions (Beauvais et al. 2001; Cohen, 2005, Smith et al. 2005)
Participeren komt centraal te staan (participatiemaatschappij), MAAR: het is wel een eigen keuze /
verantwoordelijkheid (risicomaatschappij)
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 6
,Organisatie van de hulpverlening
Extra notities:
Burgerschap dus meer zien als een proces en als meer dan enkel mogen deelnemen aan de
verzorgingsstaat --> concept van participatie (iedereen moet kunnen meedoen) --> hangt samen met
zelf een keuze KUNNEN maken (mensen in kwetsbare posities slagen er niet in de juiste keuzes te
maken, dus geen volledig vrije keuze)
--> Participatiemaatschappij is dus een risicomaatschappij (bv. flexibilisering hoger onderwijs -->
groep studenten die niet meer tot een cohorte behoren, moeten rekenen met studiepunten ed, dus
niet altijd een even groot cadeau --> jij individueel verantwoordelijk om een goed traject te bepalen
en je aanvraag tijdig in te dienen)
Hier gaat het maar over studiepunten, maar in dagelijks leven gaat dit ook over keuzes voor OCMW
of over inkomen --> geen eerlijke keuze
De verzorgingsstaat: evolutie
We zijn dus eerder een risicomaatschappij geworden. Verschillende factoren hebben hier aan
bijgedragen: globalisering, autonomie, toegenomen aandacht voor diversiteit.
Contextualisering
Een historisch perspectief op de organisatie van zorg en welzijn in Vlaanderen
Ancien regime (< Franse Revolutie)
• Geen centrale aansturing door de overheid
o Dominantie van het private initiatief
▪ Zorg:
• Hoofdzakelijk residentieel, hoofdzakelijk door religieuzen (de
katholieke caritasgedachte als motief)
▪ Welzijn:
• Via religieuzen: Heilige Geesttafel (‘armenmeester’ aangesteld door
lokaal bestuur)
• Via de Gilden: armenbus
o Weinig of geen professionalisering (tot de 18de eeuw (verlichting))
▪ Bevolkingsgroei
• Toenemende aandacht voor openbare hygiëne
• Regulering opleiding arts, apotheker en vroedvrouw
• Repressie van landloperij en bedelarij
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 7
,Organisatie van de hulpverlening
De Franse bezetting (1789-1815)
• Minimale centrale aansturing door de overheid
o Laïcisering (scheiding kerk en staat) – aanslaan van het kerkelijk patrimonium
o Verklaring van de Rechten van de mens en burger (1793): ‘maatschappij moet
instaan voor de zorg van burgers’
▪ Zorg: Commissie van Burgerlijke Godshuizen
• Hospitaalcongregaties worden ‘instellingen van algemeen nut’
• Voorkeur voor opvang door familieleden of pleeggezinnen
• Verplichting vondelingentehuis per bestuurlijk arrondissement
▪ Welzijn – Bureel van Weldadigheid
• Lokaal (gemeentelijk) aangestuurd
• Werkhuizen, bedelaarsgestichten of gevangenissen voor correctie
van bedelaars en landlopers
▪ Volksgezondheid
• Aanpak openbare hygiëne
• Verplichting diploma voor artsen en apothekers
De Nederlandse bezetting (1789-1815
• Status-quo: minimale centrale aansturing door de overheid
o Zuidelijke provincies: overname van het Franse openbare zorgsysteem
▪ Zorg: Commissie van Burgerlijke Godshuizen
• Hospitaalcongregaties mogen nieuwe leden werven
▪ Welzijn – Bureel van Weldadigheid
▪ Volksgezondheid
• Medisch onderwijs verbetert; controle van bevoegdheden artsen en
apothekers
• Provinciale commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toezicht
Belgische onafhankelijkheidsperiode (1830-1884)
• Centrale aansturing door de overheid, maar private actoren kunnen sociale initiatieven
organiseren – overheid vooral aandacht voor volksgezondheid
o Initieel unionisme (samenwerking katholieken en liberalen), maar gaandeweg
ideologische conflicten; er is in zekere mate samenwerking
▪ Zorg: Commissie van Burgerlijke Godshuizen
• ‘Religieus réveil’ – Sterke opkomst van vrouwelijke religieuze
congregaties – vooral in stedelijke gebieden (‘bijna-monopolie’
positie voor de kerk)
• 1850: eerste krankzinnigenwet > naast isoleren ook aandacht voor
re-integratie
▪ Welzijn – Bureel van Weldadigheid
‘Religieus réveil’ – Vincentianenconferenties (bevoogden en ‘herkerstening’
van armen) + oprichting nevenstructuren
• Liberale burgerij en vrijmetselarij: filantropie (om sociale onrust
tegen te gaan); volkskeukens, volksbanken
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 8
,Organisatie van de hulpverlening
• Verwijzing naar Commissie van Burgerlijke Godshuizen;
pleeggezinnen op het platteland
Sterke verpaupering – eerste industrialisering
Liberaal-economisch beleid (‘moreel verval’)
>> overheid gaat sterker optreden
• 1851: eerste wet op ‘maatschappijen van onderlinge bijstand’ >
oprichting mutualiteiten
• 1865: oprichting ‘Algemene Spaar en Lijfrentekas’ (ASLK)
(pensioenen)
▪ Volksgezondheid
• Slechte hygiëne en ondervoeding blijven problematisch
• Voorkomen/bestrijden epidemieën: oprichting Conseil Supérieur de
Santé > Académie Royale de Médecine > Hoge Gezondheidsraad
Belle Epoque – Tweede Industriële Revolutie (1884 – 1914)
• Overheid laat in toenemende mate privaat initiatief toe – ‘gesubsidieerde vrijheid’
o Ideologische conflicten nemen toe; opkomst socialisten (Belgische Werkliedenpartij)
o Katholieke regeringen, maar nood aan raamwerk van sociale wetten (‘sociaal
emancipatorische wetten’): kinderarbeid, arbeidscontract, ouderdomspensioen,
arbeidsongevallen, zondagsrust, leerplicht
o Middenveld wordt ingeschakeld om uitvoering van deze wetten mogelijk te maken
(mits overheidscontrole): coöperaties, ziekenfondsen en pensioenkassen worden
verzuild
▪ Zorg - Commissie van Burgerlijke Godshuizen
▪ verzuild en geografisch ongelijkmatig verdeeld; sterke toename van het
medisch aanbod
• Opkomst van gespecialiseerde voorzieningen (bv. psychiatrische
instellingen, weeshuizen)
• Professionalisering (spanningsveld wetenschap en religie vergroot)
▪ Welzijn – Bureel van Weldadigheid
• Aanzien van geneeskunde vergroot: artsen krijgen inspraak in sociale
vraagstukken >> medicalisering + cultuurpessimisme (geloof in het
lichamelijk en moreel verval van de samenleving)
• Criminaliteit is bepaald door erfelijkheid, milieu en klasse:
‘heropvoeding’
▪ Volksgezondheid
• Medicalisering en cultuurpessimisme: meer investeren in hygiëne en
preventie (alcoholpreventie, zuigelingensterfte (zuigelingen-
raadpleging, crèches, bewaarscholen))
Eerste Wereldoorlog en Interbellum (1914 – 1940)
• Toenemende verstaatsing – toenemende verzuiling
o Grote impact van WO I (nationale zorgvraag)
o Oprichting ‘Nationaal Hulp- en Voedingscomité) (NHVC) in 1914
▪ Twee afdelingen (hulpverlening; voedselvoorziening)
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 9
, Organisatie van de hulpverlening
▪ Veel aandacht voor de volksgezondheid en preventieve zorg
• Geneesmiddelentekort
• Tuberculose
• Zuigelingensterfte
▪ NHVC = start van de verstaatsing na de oorlog
▪ Nood aan sociale hervorming (nieuwe sociale wetgeving, o.a. wet op
kinderbijslag; vzw-wet)
▪ Verdere versterking van de preventieve gezondheidszorg
• Oprichting van verschillende ‘nationale werken’, Nationaal Werk
voor Kinderwelzijn (NWK), maar ook voor oorlogswezen,
oorlogsinvaliden, etc.
• Financiële vergoeding van moeders en gezinnen (onder impuls van
de mutualiteiten)
▪ 1936: Oprichting ministerie van Volksgezondheid (+ katholieke reactie:
Caritas Catholica)
o Sterke groei van de (verzuilde) mutualiteiten na WO I
>> mutualiteiten zijn de motor voor uitbouw van een volwaardig en democratische
gezondheidszorg, met vooral nadruk op krachtige medische voorzieningen
▪ Socialistische mutualiteiten: zetten in op zorg voor arbeidersfamilies
▪ Nog geen verplichte aansluiting
• Welzijn:
o Oprichting Commissie van de Openbare Onderstand (COO) in 1935, door fusie van
Burelen van Weldadigheid en Commissie van Burgerlijke Godshuizen
o Economische crisis: katholieke private liefdadigheid en filantropie leven opnieuw op
Tweede Wereldoorlog en de start van de verzorgingsstaat (1940 – 1973)
• Overheid neemt leidinggevende rol over: de blauwdruk van de naoorlogse sociale zekerheid
wordt gelegd
o Grote impact van WO II (nationale zorgvraag)
o Sociaal Pact: ‘besluitwet betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders’
▪ Oprichting ‘Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid’ (1944) – nu
‘Rijksdienst voor Sociale Zekerheid’ (RSZ)
▪ Uitkeringen voor invaliditeit en werkloosheid, pensioenen, betaalde
vakantie, kinderbijslag
Welzijn:
• Pas na 1958 ook aandacht voor ‘inactieve bevolkingsgroepen’
o 1969: bejaarden en mindervaliden (wet op het gewaarborgd inkomen)
o 1974: wet op het bestaansminimum
▪ ‘Voor elke Belg die zijn burgerlijke meerderjarigheid heeft bereikt, zijn
wettelijke verblijfplaats heeft in België en die geen toereikende
bestaansmiddelen heeft, noch in staat is deze hetzij door eigen inspanningen,
hetzij op een andere manier te verwerven’ (onvoorwaardelijk)
o 1976: wet op de Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn
Gebaseerd op de powerpoints en lessen van Prof. Soyez 10