Biomedische wetenschappen
Zelfstudieopdracht 1: Chronische pijn
SOORTEN PIJN
• ACUTE PIJN
= Geassocieerd met actuele of potentiële weefselschade + zorgt voor adequate lichamelijke
reactie.
• CHRONISCHEPIJN
= Een persisterend, multifactorieel gezondheidsprobleem waarbij lichamelijke, psychische en
sociale factoren hebben een wisselende onderlinge samenhang aan de pijnbeleving, het
pijngedrag en de ervaren beperkingen in het dagelijks functioneren en de ervaren
verminderde kwaliteit van leven.
• NOCICEPTIEVE PIJN
= Pijn die voortkomt uit schade aan niet-neurogeen weefsel + is het gevolg van activatie van
nociceptoren.
• NEUROPATHISCHE PIJN
- = Het gevolg van een beschadiging of ziekte van het perifere of het centrale zenuwstelsel +
uit zich als een abnormale pijnervaring of een overgevoeligheid voor prikkels die normaal
geen pijn veroorzaken.
• HYPERALGESIE
= Toegenomen pijn op een normaal gesproken pijnlijke prikkel.
• PERIFERE SENSATIE
= Een toegenomen respons en verlaagd drempelniveau van nociceptieve neuronen in de
periferie op prikkels in hun receptieve veld.
• CENTRALE SENSATIE
= Een toegenomen respons van nociceptieve neuronen in het centrale zenuwstelsel op
normale afferente input of zelfs door afferente input onder het drempelniveau.
• CATASTROFEREN = doemdenken
= Een belangrijke mediator voor het in stand houden van chronische pijn door sensitisatie.
Negatieve gevolgen:
- Piekeren
- Hopeloosheid
Doordat de patiënt voortdurend de aandacht richt op de pijn leidt dit tot vermijdingsgedrag
disfunctioneren en verergering van de pijn.
CHRONISCHE PIJN
CENTRALE SENITISATIE
Na herhaaldelijke en intense pijnstimuli kan sensitisatie van het nociceptieve systeem optreden.
Sensitisatie zorgt voor een drempelverlaging en versterking van de respons op een pijnstimulus
(hyperalgesie).
,Centrale sensitisatie is een verklaringsmodel voor chronische pijn. Dit model gaat uit van:
- Lang genoeg aanhoudende sensitisatie waarbij pijn niet langer als effectief alarmsignaal
werkt maar spontaan ontstaat en wordt uitgelokt door onschuldige stimuli die normaal
gesproken niet pijnlijk zijn (allodynie).
- De pijn is heviger dan te verwachten bij de stimulus (hyperalgesie) of verspreidt zich buiten
het gebied van de aangedane plek (secundaire hyperalgesie).
Centrale sensitisatie vindt zijn oorsprong in neuronale veranderingen in het centraal zenuwstelsel,
waardoor pijn niet langer gekoppeld is aan de aanwezigheid, intensiteit of duur van een specifieke
perifere stimulus.
De sensitisatie verloopt in twee fasen:
- Modulatie
Dit houdt in dat er veranderingen, zoals verhoogde prikkelbaarheid, plaatsvinden in het
centraal zenuwstelsel in reactie op de nociceptieve. Deze nemen langzaam af als er geen
pijnsignaal meer is.
- Modificatie
= Als modulatie langer duurt ontstaat er modificatie. Er worden dan in het zenuwstelsel
nieuwe neuronale verbindingen gemaakt, waardoor de structuur verandert.
Wees alert op signalen voor dreigende chroniciteit:
▪ De intensiteit van de pijn is heviger dan verwacht;
▪ De pijn houdt langer aan dan tevoren is ingeschat;
▪ De patiënt vertoont een andere pijnbeleving dan verwacht;
▪ De pijn is moeilijk te herleiden tot een onderliggend lichamelijk lijden;
▪ In het beloop is de relatie tussen oorzaak en de aanhoudende pijnklachten
onduidelijker geworden.
KLACHTENEXPLORATIE
kLACHTENEXPLORATIE BIJ DREIGENDE CHRONICITEIT
Bij chronische pijn spelen verschillende factoren een rol en kijken we vanuit het bio-psycho- sociaal
model. Het bio-psycho- sociaal model noemt 3 factoren die van invloed zijn bij pijnklachten:
- Biologische factoren: somatische
- Psychische factoren: emotionele en gedragsmatige
- Sociale factoren: omgeving
Hoe reageert het lichaam op pijn?
Wanneer iemand lang pijn heeft dan kunnen de zenuwen extra gevoelig worden. De
zenuwen sturen dan extra veel pijnprikkels naar de hersenen. De pijn die ervaren wordt,
wordt daardoor heviger, duurt langer of bereidt zich uit.
Soms blijven de zenuwen overgevoelig, ookal is de oorzaak behandelt en genezen.
Dat verklaart waarom de pijn soms erger is of langer aanhoudt dan verwacht.
Welke gedachten en gevoelens heeft de patiënt bij pijn?
Wat hij denkt en voelt heeft invloed op hoe hij de pijn ervaart en hoe hij ermee omgaat.
Als de patiënt denkt dat de pijn schadelijk is dan kan hij daar onzeker, angstig en somber van
worden. Het kan zijn dat daardoor bepaalde activiteiten en werkzaamheden vermeden
worden.
▪ Angst, onrust, spanning Kunnen de pijn
▪ Eenzaamheid, somberheid, verbeling verergeren of in
▪ Doemdenken, piekeren, eindeloos zorgen maken en gevoel van hulpeloosheid stand houden
,Hoe reageert de omgeving op de pijn?
Als mensen in de omgeving erg bezorgd zijn kan dat de eigen angst en pijn versterken.
Soms gaat de omgeving voor de patiënt zorgen waardoor de patiënt zelf minder moet doen. Dat kan
prettig zijn maar soms houdt het de patiënt tegen zelf activiteiten op te pakken.
▪ Aandacht, erkenning, begrip, geruststelling
Kunnen de pijn verminderen. Hierdoor lukt het ook om
▪ Afleiding, ontspanning
weer beter zelf activiteiten op te pakken.
▪ Veiligheid en vertrouwen
SCEGS bestaat uit vijf dimensies:
• SOMATISCHE DIMENSIE
o Wanneer begon de pijn?
o Waar is de pijn gelokaliseerd?
o Hoe erg is de pijn?
o Straalt de pijn uit?
o Zijn er factoren die de pijn verlichten of juist verergeren?
• COGNITIEVE DIMENSIE
o Wat ziet de patiënt als oorzaak of verklaring voor de pijn?
o Denkt de patiënt dat bepaald gedrag de pijn kan beïnvloeden?
o Welke verwachting heeft patiënt over het beloop van de pijn en over medische hulp?
• EMOTIONELE DIMENSIE
o Hoe voelt de patiënt zich?
o Is de patiënt ongerust, somber of angstig? Zo ja, waarover precies en wat is de
aanleiding?
• GEDRAGSMATIGE DIMENSIE
o Wat doet iemand bij klachten en helpt dat?
o Worden er ook activiteiten vermeden vanwege de klachten? Welke en waarom?
• SOCIALE DIMENSIE
o Welke gevolgen heeft de pijn in sociaal opzicht (zoals thuis en op het werk)?
o Heeft pijn een functie?
o Zijn er juridische of verzekeringsgerelateerde (arbeids)conflicten?
GEVOLGEN VAN CHRONISCHE PIJN
Chronische pijn:
- Heeft een forse impact op de kwaliteit van leven, het dagelijks functioneren en de stemming
- Leidt tot suboptimaal functioneren in het werk en dikwijls tot langdurig ziekteverzuim
- Is geassocieerd met fysieke inactiviteit, verminderde zelfredzaamheid, slaapproblemen en
sociale isolatie.
- Angst, onrust, onzekerheid, eenzaamheid en verveling kunnen de pijnbeleving verergeren.
-
Het ontstaan van chronische pijn staat onder invloed van lichamelijke, psychische en sociale
factoren, samen omschreven als biopsychosociale factoren.
BEHANDELING VAN CHRONISCHE PIJN
Bij chronische pijn staat educatie centraal. Bij dreigende chronische klachten is het bevorderen van
zelfmanagement essentieel.
Pijneducatie is gericht op het veranderen van maladaptieve pijncognities die kunnen leiden tot
catastroferen.
, Educatie, zelfinzicht en zelf aan het roer van de behandeling staan spelen een belangrijke rol bij de
pijnbeleving en het voorkómen van chroniciteit.
• PSYCHOLOGISCHE INTERVENTIES
o Cognitieve gedragstherapie:
- Uitgangspunt: de ervaren pijn is niet uitsluitend het gevolg van somatische
pathologie maar ook wordt beïnvloed door psychologische en sociale
factoren.
- Doel: is om niet-helpende cognities, emoties en gedrag betreffende de pijn
te beïnvloeden en als gevolg hiervan ook de pijnbeleving.
o Interventies gericht op acceptatie:
Beoogt de psychologische flexibiliteit te vergroten om negatieve ervaringen zoals
pijn en sombere gedachten te kunnen opvangen.
Zowel cognitieve gedragstherapie als interventies gericht op acceptatie dragen bij aan
pijnvermindering en worden vaak toegepast als onderdeel van een multidisciplinaire
behandeling.
• KINESITHERAPIE
Doel:
Structureel veranderen van beweeggedrag en bevorderen van zelfmanagement.
Verbetering van functioneren als onderdeel van de kwaliteit van leven is het (belangrijkste)
doel van de behandeling van chronische pijn.
Vermindering van pijn als zodanig is niet het primaire doel omdat dit niet altijd mogelijk is.
Afhankelijk van de aard en lokalisatie van de pijn en onderliggende oorzaak worden
toegepast:
▪ Oefentherapie: zoals oefeningen ter bevordering van de spierkracht, coördinatie en
aerobe capaciteit, of bewegingstherapie, al dan niet gebaseerd op cognitief
gedragsmatige principes
• MEDICAMENTEUZE BEHANDELING
( acute en chronische nociceptieve pijn)
Stap 1 Paracetamol
Stap 2 NSAID (evt. gecombineerd met stap 1)
Stap 3 Tramadol (evt. gecombineerd met stap 1)
Stap 4 Sterk werkend opiaat (evt. gecombineerd met stap 1)
Stap 5 Subcutane of intraveneuze toediening van sterk werkend opiaat
▪ PARACETAMOL
Paracetamol in hoge dosis is effectief in het verminderen van pijn op korte termijn.
Paracetamol geeft mogelijk een verhoogd risico op cardiovasculaire en gastro-
intestinale bijwerkingen.
Op grond van zeer ruime klinische ervaring en het brede veiligheidsprofiel, en in
aansluiting op de pijnladder, is paracetamol de pijnstiller van eerste keus bij niet-
ernstige tot matige pijn.