Psychologie een inleiding
Hoofdstuk 1
Psychologie = de wetenschap van gedrag en geestelijke processen.
Soorten psychologen:
1. Experimentele psychologen
Voeren het meeste onderzoek uit dat nieuwe psychologische kennis geeft.
2. Docenten psychologie
3. Toegepaste psychologen
Gebruiken de kennis van de experimentele psychologen om problemen van mensen op te
lossen. Specialisaties in de toegepaste psychologie:
- Arbeids- en organisatiepsychologen
- Sportpsychologen
- Schoolpsychologen
- Klinisch psychologen
- Forensische psychologen (wet- en rechtssysteem)
- Omgevingspsychologen
- Gerontopsychologen (helpt ouderen hun welzijn te behouden)
Psychiatrie = een medisch specialisme en maakt geen deel uit van de psychologie.
Psychiater = heeft een medische- en een gespecialiseerde opleiding. Ze richten zich op de
behandeling van mensen met ernstige psychische stoornissen en kijken vanuit een medische
invalshoek.
Pseudopsychologie = de niet-onderbouwde psychologie die als wetenschappelijke waarheden
worden gepresenteerd.
1
,De perspectieven van de psychologie:
1. Biologisch perspectief
Visie: het lichaam kan apart van de geest worden bestudeerd. Ons gedrag wordt bepaald
door de hersenen.
Belangrijk persoon: Descartes
2. Cognitief perspectief
Visie: de wetenschappelijke methode kan worden gebruikt om de geest te bestuderen. Ons
gedrag wordt bepaald door je unieke patroon.
Belangrijke personen: Wundt en James
3. Behavioristisch perspectief
Visie: de psychologie moet de wetenschap van observeerbaar gedrag zijn, niet ban mentale
processen. Ons gedrag wordt bepaald door prikkels van onze omgeving.
Belangrijke personen: Watson en Skinner
4. Perspectief van de gehele persoon
- Psychodynamische psychologie
Visie: de persoonlijkheid en de psychische stoornissen komen voort uit het onbewuste.
Belangrijk persoon: Freud
- Humanistische psychologie
Visie: de nadruk ligt op menselijke groei en potentieel.
Belangrijke personen: Rogers en Maslow
- Psychologie van karaktertrekken en temperament
Visie: individuelen worden begrepen op basis van karaktertrekken en temperament
Belangrijke personen: de oude Grieken
5. Ontwikkelingsperspectief
Visie: mensen veranderen als gevolg van een interactie tussen erfelijke eigenschappen en de
omgeving.
Belangrijke personen: Ainsworth en Piaget
6. Sociocultureel perspectief
Visie: sociale en culturele invloeden kunnen de invloed overstemmen van alle andere
factoren die gedrag beïnvloeden. Het gedrag wordt bepaald door de kracht van de situatie.
Belangrijke personen: Milgram en Zimbardo
2
,Hoofdstuk 2
Evolutie = de verandering van biologische en psychologische processen in de mens, waarbij
genetische variaties die gunstig zijn voor de overleving en voortplanting zullen worden doorgegeven
van generatie op generatie.
Creationisme = de religieus geïnspireerde opvatting dat het universum en al het leven op aarde hun
ontstaan te danken hebben aan een bijzondere scheppingsdaad.
Natuurlijke selectie = de drijvende kracht achter de evolutie, waardoor de omgeving de best
aangepaste organismen selecteert.
Survival of the fittest = de organismen die het best in het leefomgeving passen, die overleven.
De evolutietheorie van Charles Darwin:
Hij bestudeerde inheemse diersoorten en ontdekte ongewone levensvormen. Er waren veel
gelijkenissen en verschillen tussen dieren en planten. Hij vroeg zich af of er een onderling
verwantschap was tussen alle schepselen. Dit idee ging in tegen het creationisme. Darwin nam
variaties binnen een bepaalde soort waar die een voordeel konden opleveren ten opzichte van
andere. Dit duidde op natuurlijke selectie.
De genetische code bepaald fysieke kenmerken en psychologische eigenschappen.
Genotype = kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd.
Fenotype = de waarneembare fysieke kenmerken van een organisme.
Epigenetica:
Al onze cellen bevatten dezelfde genen, maar toch ontwikkelen individuele cellen zich verschillend.
Dit komt door nature en nurture. Signalen vanuit ons lichaam en de omgeving zetten bepaalde genen
in een specifieke cel aan en uit. De chemische code blijft daardoor achter. Sommige van deze codes
worden weggezet op het DNA en andere op de histoon. Daardoor wordt het epigenoom gevormd.
Dit zijn aanvullende ervaringen bovenop ons oorspronkelijk DNA. Het epigenoom is flexibel en past
zich aan de omgeving aan.
Stimulatie wordt omgezet in sensatie:
1. Transductie
Dit is een proces waarbij een sensorisch neuron een fysische stimulus ontvangt en de
fysische energie omzet naar neutrale impulsen die door gespecialiseerde sensorische
verwerkingscentra in de hersenen kunnen opgevangen worden als informatie.
Vb. de gehoorzenuw ontvangt het geluid van muziek. De geluidsgolven worden omgezet naar
een elektrisch signaal. Dat elektrisch signaal worden in de hersenen opgevangen in
geluidsterkte.
2. Sensorische adaptatie/habituatie
Dit proces verloopt via de zintuigen en is vooral gericht op veranderingen. De zintuigen
worden minder gevoelig naarmate een stimulus langer aanhoudt.
Vb. in een koud zwembad springen. Eerst schrik je van het koude water, maar daarna raakt je
lichaam gewend aan de temperatuur.
3. Drempels
Dit zijn de grenzen van sensatie:
- Absolute drempel = de ondergrens van sensatie
- Verschildrempel/JWV = het kleinst waarneembare verschil tussen 2 stimuli.
MAAR de Wet van Weber stelt dat de grootte van het JWV afhankelijk is van de
intensiteit van de stimulus.
4. Signaaldetectietheorie
Deze theorie stelt dat de sensatie afhankelijk is van:
- De kenmerken van de stimulus
- De achtergrondstimulus
- De detector
4
,Een percept = het betekenisvolle product van perceptie.
Gewaarwording wordt gevormd tot perceptie door middel van 2 banen:
1. De wat-route
Deze loopt naar de temporaalkwab en bestaat uit 2 takken. De ene haalt informatie over
specifieke objecten naar boven, de andere identificeert omgevingen.
2. De waar-route
Deze loopt van de occipitaalkwab naar de pariëtaalkwab en stelt de locatie van het voorwerp
ten opzichte van het lichaam vast.
Waar-route
Wat-route
Blindzicht = het vermogen om voorwerpen te lokaliseren ondanks schade aan het visuele systeem,
waardoor iemand die voorwerpen die hij niet jan zien toch kan identificeren.
Kenmerkdetectoren = cellen die bepaalde kenmerken opmerken in een stimulus.
Perceptie heeft 2 processen:
1. De top-downverwerking
Hierbij spelen onze doelen, vroegere ervaringen, kennis, verwachtingen, herinneringen,
motivaties of culturele achtergronden een rol bij de perceptie van objecten of ervaringen.
(mentaal)
Vb. ‘waar is Wally’ zoeken.
2. De bottom-upverwerking
Hierbij hebben de kenmerken van de stimulus een invloed op onze waarnemingen.
(opmerken)
Vb. een peper in je pasta vinden.
Perceptuele constantie = het vermogen om hetzelfde voorwerp in verschillende omstandigheden te
herkennen. Vb. vanuit een andere invalshoek, van een afstand, andere verlichting.
Perceptuele blindheid = een waarnemingsfout die plaatsvindt omdat het mensen vanwege selectieve
aandacht niet lukt om iets waar te nemen. Ze hebben er hun aandacht niet op gericht of ze
verwachten het niet.
Vb. je probeert de weg te vinden in een onbekende stad en ziet niet dat een auto van rijbaan
verandert.
Veranderingsblindheid = een perceptuele fout waarbij veranderingen die plaatsvinden in iemands
visuele veld, niet worden waargenomen.
Vb. je vriendin heeft een andere haarkleur en je merkt het niet op.
5
, Illusie = een aantoonbaar verkeerde perceptie van een stimuluspatroon.
Ambigue figuur = een afbeelding die op meer dan 1 manier geïnterpreteerd kan worden.
Theorieën die verklaren hoe perceptie in zijn werk gaat:
1. De Gestaltpsychologie
Dit is ontstaan doordat een groep Duitse psychologen stelde dat de hersenen van nature zo
zijn gebouwd dat we niet alleen stimuli waarnemen, maar ook patronen van de simulatie.
‘Een patroon’ werd ‘een Gestalt’ genoemd. De hersenen vormen dus een geheel dat meer is
dan de som van de sensorische delen.
Er zijn 2 perceptuele processen in de Gestaltpsychologie:
- Figuur en grond
Hierbij is de figuur het Gestalt waar alle aandacht naartoe gaat. De grond is
de achtergrond waartegen de figuur waargenomen wordt.
- Subjectieve contouren
Hierbij is ‘het mechanisme van sluiting’ van toepassing. Dit mechanisme
heeft de neiging om lege plekken in figuren te vullen zodat incomplete figuren als
geheel worden waargenomen.
6
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Neelldestercke. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.