Methodiek en vaardigheden 2
Deel 1
Thema bloedparameters
1. Bloedparameters
1.1 Inleiding
Laboratoriumtest bestaat uit 3 fasen:
o Preanalytische fase:
Identificatie patiënt
voorbereiding
Bloedafname
Juiste buisjes kiezen
Transport en bewaring van bloed/ buisjes
o Analytische fase:
Analyseren van bloed in het labo
o Postanalytische fase:
Interpreteren van de resultaten
Rapportering
1.2 Preanalytische variabelen
Factoren die een rol spelen, voor, tijdens en na de staalafname, zonder naar de pathologie te verwijzen,
maar mogelijks een invloed kunnen hebben op de te verwachten resultaten.
1.2.1 Fysiologische veranderingen
Populatie: effect van geslacht, leeftijd, ras (endemisch)
Effect van voedselinname: nuchter of niet, vasten
Ritmische invloeden: jaar-/ dagschommelingen, hormonaal
o Vitamine D is lager in de winter dan in de zomer
Houding, inspanning en stress: bv liggend & zittend, lopen, angst
o Beste houding is liggend
Veiligheid: syncope vermijden
Stuwing voorkomen
o Inspanning en stress: vb niveau van lactaat (melkzuur)
Patiënten kunnen sepsis ontwikkelen, door anaerobe toestand
Stress: stresshormonen, vb cortisol
Zwangerschap
Geneesmiddelen:
o Bloedverdunners = anticoagulantia of antitrombotica
Roken: heel wat meer carboxyhemoglobine in het bloed
, 1.2.2 Veranderingen tijdens de staalafname
verkeerde identificatie: grote verantwoordelijkheid!
Oorsprong van de staal: arterieel, veneus of capillair staal
o Veneus bloed wordt genomen in een vene in de elleboogplooi
Effect van knelband:
o Knelband (garrot) mag maar 1 minuut aanblijven
Hemoconcentratie: het bloed concentreert zich daar:
Invloed op 2 parameters: hemoglobine en hematocriet: vals hoge waarde
Effect van pompen of knijpen:
o Pompen of knijpen wordt afgeraden
Celletjes barsten, stoffen komen in het bloed terecht en zorgen voor valse waarden: vooral
voor kalium zware ritmestoornissen, hartstilstand
Effect van I.V. vloeistoffen
Hemolyse: hemo = bloed; lysis = uit elkaar vallen/breken celmembraan
Volgorde tubes & per bloedtest de juiste tube
Voldoende vullen tubes: altijd tot aan het streepje vullen
Zwenken tubes
Voldoende ontsmettingsmiddel laten opdrogen
1.2.3 Veranderingen na staalafname en voor staalanalyse
Pocketsyndroom: buisje in je zak steken en eerst nog andere zaken doen
o Buisjes moeten direct naar het labo
Conditionering en transport van het staal: liefst onmiddellijk naar eht labo, ev. Buizenpost
1.3 Referentiewaarden
= ‘normaalwaarden’; gevonden bij 95% van de gezonde mensen voor diezelfde test
o Afhankelijk van preanalytische factoren
o Kan verschillen per labo: variatie op de analysemethode
o In welke eenheid uitgedrukt? Bv glucose in mg/dl, g/L of mmol/L
o Interpreteren met gezond verstand: gezond of ziek zijn is niet altijd duidelijk vanuit laboresultaten
o Altijd met een grijze zone
1.4 bloedanalyses
1.4.1 Soorten bloedanalyses
Hematologisch onderzoek = aantal, aard en eigenschappen van bloedcellen bv WBC, RBC, plt
Biochemisch onderzoek = weergave hoeveelheid allerhande stoffen vb creatinine, albumine…
Serologisch onderzoek = antistoffen
Microbiologisch onderzoek = bacteriën, virussen, parasieten, schimmels
Klinisch farmaceutisch onderzoek = medicatiespiegels
1.4.2 Medisch belang van bloedanalyses
Diagnostische waarden bv. Pathologie bevestigen
Therapeutische waarden bv. Aderlating
Prognostische waarde bv. PSA bij prostaatcarcinoom
Management:
o Bv follow-up van een pathologisch proces (AMI = acuut myocard effarct)
o Bv follow-up therapeutisch resultaat (APTT,PTT…)
Troponine: door een beschadigde hartspier afgescheiden