Macro-economie: notities
Thema 1: doelstellingen en instrumenten van
economisch beleid
3 soorten economieën:
gemengde economie: Government + marktpartijen zoals in BE
Perfecte markteco: enkel marktpartijen. Landen die er dicht bijkomen: bv USA: bijna
perfecte markteconomie: bv geen sociale zekerheid tegen overheidsinmenging niet
perfect, er is nog overheid maar dicht bij perfecte
Staatseconomie: geen marktpartijen: bv N-Korea, China, ..
staatseconomie en perfecte markteconomie: enkel op papier, komt in de praktijk niet
echt voor.
Rol overheid is toegenomen de laatste jaren in westerse gemengde economieën, marktpraktijken
verliest aan belang.
Hoe belang overheid1 meten:
1. G0 in % van het bbp.
bbp =
o C (private consumptie: alles wat mensen kopen, zonder aankoop nieuwe
woonvoorzieningen) +
o I (Investeringen: alles wat bedrijven kopen als investering (hier wel aankoop nieuwe
woonvoorzieningen) +
o G0 (grote overheidsuitgaven: bruggen, wegen, tunnels, havens, .. ook salarissen
ambtenaren) +
o E-Z: Netto-handel (= verschil export (E) en import (Z))
Deze G0 is dus aan het stijgen: rechtse partijen proberen dit te verminderen
Overheidsuitgaven tov totale BBP vermeerderd dus. Hoe groter dit percentage, hoe groter
de invloed van de overheid in de gemengde economie.
C = ongeveer 60% van het BBP. Consumentenvertrouwen grote invloed op het BBP.
2. % van de mensen die bij de overheid werken tov totale tewerkstelling
dit stijgt ook lichtjes door de jaren.
In VS is aandeel overheid in economie kleiner.
Overheidsbeleid:
= streven naar bereiken van doeleinden met bepaalde middelen.
Voorbeelden overheidsbeleid: notionele interestaftrek (was om bedrijven naar hier te lokken,
vrijmaken arbeidsmarkt). 3 zaken bij overheidsbeleid:
Efficiëntie: doelmatigheid: is het de goedkoopste manier om doel te bereiken?
Effectiviteit: doeltreffendheid: mate waarin men doel beleid dankzij overheidsbeleid: in
welke mate draagt beleid bij tot de realisatie van de doelstellingen
Doelbereiking: mate waarin men doelen bereikt2
1
= regionale; lokale; gewestelijke, .. alle overheden dus in totaal bekijken.
1
, Voorbeeld: aantal jobs
T: tijdsperiode: T0 T1 = 1 legislatuur = 1
regeerperiode: lijnen = evolutie van aantal
jobs.
Bv Aantal jobs T0 (punt Z): 140 000
D: doelstelling: bv na 5 jaar 200 000 jobs (dus 200 000 einde curve D)
B: Normale groei: bv 160 000 evolutie die je zou hebben als je niet doet: gewoon door af
te wachten: aangezien economie evolueert.
C: Door economisch beleid: aantal jobs na overheidstussenkomst. Bv loonkostverlaging. Bv
175 000 jobs.
(golvende beweging: altijd in economie)
Doelbereiking: is er niet in dit voorbeeld: verschil D en C.
Effectiviteit: wat je hebt gedaan door beleid te voeren: dus 175 000 – 160 000 hoe het
beleid bijdraagt tot realiseren tot doelstellingen
Efficiënt: hiervoor moet je weten hoeveel het heeft gekost: bv 15 000 extra jobs
gerealiseerd met 5 euro heel efficiënt, 40 miljard niet efficiënt.
(Zie ook ander voorbeeld cursus p11 + 12)
Trump claimt dat hij alle goeie dingen heeft gerealiseerd maar dit is door economische groei.
Stel B = C: geen doelbereiking, geen effectiviteit want je realiseert hetzelfde dan wanneer je niets
gedaan zou hebben. Geen uitspraak over efficiëntie.
Verantwoordelijkheid economisch beleid:
Politieke overheden: centrale, regionale en lokale overheden maar ook supranationale
overheid.
kiezers hebben ook verantwoordelijkheid: kiezen deels economisch beleid door politieke
keuze
Parlement: meer controlerende functie (neemt weinig initiatief in praktijk)
belangengroepen: vakbonden, milieugroeperingen, .. (Vakbonden hebben grote invloed op
politieke partijen, bv ACV met CD&V etc.) Belangengroepen beïnvloeden zo publieke opinie.
Buitenlandse instellingen: IMF, Wereldbank, WTO, .. Hoe meer sociaal/economische
problemen in een land, hoe groter inmenging van deze partijen.
o IMF: internationaal monetair fonds: bevordert monetaire mondiale samenwerking
en wil stabiliteit van internationale monetaire systeem waarborgen
o WTO: regels handel tussen landen
2
Via zelfgekozen voorbeeld verschil tussen effectiviteit en doelbereiking verklaren vroegere examenvraag.
Goed letten op synoniemen, deze kunnen ook gevraagd worden
2
, o Wereldbank: financiële en technische hulp aan ontwikkelingslanden: armoede
terugdringen.
o BIS: bank for international settlements: centrale banken ondersteunen.
Doelstellingen economisch beleid3:
Stabilisatie:
o Nastreven van selectieve economische groei: groei afgestemd op mogelijkheden van
een land.
o Optimale benutting productiefactoren (arbeid kapitaal en land)
o Redelijk stabiel prijsniveau: lage inflatie
o Evenwichtige betalingsbalans
al deze doelstellingen zijn aan elkaar gelinkt. Bv hogere economische groei zorgt
voor meer optimale benutting productiefactoren.
Herverdelen: rechtvaardige verdeling van inkomens en vermogens.
Allocatie: hoe schaarse productiemiddelen in de economie worden ingezet.
Gevolg doelen: nood aan kengetallen en benchmarks
Kengetallen: hoe doelstelling meten.
Benchmark: vanaf wanneer is doel gerealiseerd?
Zie pagina 19 cursus voor economische kengetallen en benchmarks.
Er komt meer en meer kritiek op BBP:
meet welvaart maar geen welzijn,
houdt geen rekening met milieueffecten
activiteiten niet opgenomen in BBP: bv vrijwilligerswerk, zwartwerk
BBP wordt omgezet in Dollar, waarde munt dus ook effect op BBP.
Alternatieven BBP: Better Life Index, Happiness index, … (deze ook niet vrij van kritiek)
Gini-coëfficiënt: Geeft de mate van inkomensongelijkheid weer.
0 communisme: iedereen zelfde inkomen, 100: één persoon al het inkomen. (BE ongeveer 28%)
Conflicten zorgt voor trade-offs
in overheidsdoelen: als het ene verbeterd zal het andere achteruitgaan, realiseren van ene
doelstelling zorgt voor niet realiseren andere doelstelling. Voorbeelden:
conflict groei en milieu: grote economische groei heeft slechte invloed op milieu.
tewerkstelling en huiseigenaarschap: landen met hoog percentage huiseigenaars hebben ook
hoge werkloosheidsgraad. Landen waar mensen huizen huren is de tewerkstelling hoger
Oswald Hypothese: als je eigen woning hebt en er zijn weinig jobs in regio is de bereidheid
tot verhuizen kleiner, als je huurt kan je makkelijker vertrekken.
Tussen evenwicht op betalingsbalans en groei hoge bestedingen leiden tot toename van
invoer, negatief voor betalingsbalans.
Tussen inflatiegraad en werkloosheidsgraad bestaat negatief verband (phillips-curve): bv
hogere prijzen zorgen voor minder vraag en dus minder tewerkstelling.
Tussen groei en rechtvaardige inkomensverdeling (Kuznets-curve): Zie grafiek p23 cursus
inkomensONgelijkheid: hoe verder naar boven, hoe ongelijker inkomen verdeeld
3
wat zijn de doelstellingen van overheid bij economisch beleid: vroegere examenvraag.
3
, Als economie begint te groeien is er eerst ongelijkheid en op bepaald moment komt overheid
tussen beide en neemt ongelijkheid af. “vanaf moment bepaald welvaartsniveau wordt
bereikt, zorgt verdere toename welvaart voor daling ongelijkheid.
Milanovic: Kuznet’s Waves: hij zegt dat dit niet klopt, je kan beter spreken van Kuznet’s
waves: bogen worden opgevolgd door nieuwe bogen. Op einde deze curve gaat het terug
beginnen stijgen en gaat de ongelijkheid terug toenemen. (grafiek = stippellijn).
De curve stijgen/ dalen door politieke, economische en sociale krachten: bv globalisering,
betere toegang tot onderwijs, … (hij wijst op nationale ongelijkheid, niet op globale) 4
Wilkinson & Picket: stelde positief verband vast tussen inkomensongelijkheid en gezondheids- en
sociale problemen. Hoe beter op deze index, hoe kleiner de problemen.
Mogelijke problemen: kindersterfte, moorden, … Dit betekent dat in landen waar deze problemen
beperkt voorkomen, er een lage inkomensongelijkheid is.
Mechanisme van de index: ongelijkheid stimuleert competitie. Competitie leidt vaak tot gebrek aan
zelfvertrouwen en terugplooien van mensen etc en zorgt dus voor problemen.
Ongelijkheid in Amerika zeer hoog en veel problemen. Zie dia 16 thema 1.
Hoe globale beoordeling maken van economisch beleid: 2 technieken:
Diamantvoorstelling: momentopname van economische situatie van een land.
Men neemt enkele parameters en je maakt diagram: dia 18. Je kan dit ook met meer of met
andere parameters doen.
voordeel: direct overzicht sterke en zwakke punten.
Samengestelde prestatie-indicatoren: zie p 26 cursus.
Getallen samenstellen en dit nieuw getal gebruiken om te beoordelen.
BV Okun’s misery index: som inflatiepercentage en werkloosheidspercentage: deze 2 gewoon
optellen. Je kan zo bv beleid presidenten toetsen: stijgt misery in zijn regeerperiode?
voordeel: 1 getal om te vergelijken,
Nadeel:
o gelijke weging (inflatie weegt even zwaar door als werkloosheid),
o Door 1 getal weet men de opbouw niet. Verschillende waarden kunnen leiden tot 1
identiek getal.
o Probleem bij deflatie: kan negatief getal geven: lijkt of index goed is maar in
werkelijkheid toch misery.
Niet te verwarren met Okun’s Law (zie later).
Ander voorbeeld: Global Innovation index: meet adhv 81 factoren.
Wat zijn instrumenten van overheidsbeleid?: subsidies, gedragscodes, belastingen, ..
Typologie van instrumenten (indeling):
4
Leg uit: kuznet’s curve: examenvraag.
4