Samenvatting Financieel-
Economische Criminaliteit
Master Criminologie VU 2019
,DEEL 1: WITTEBOORDENCRIMINALITEIT – INTRODUCTIE EN OVERZICHT
Sutherland wees er in 1940 op dat men gefaald had om monsterlijke hoeveelheid baanbrekende
aantallen personen in machtsposities te (h)erkennen. Hij noemde dit soort schending van de wet
white-collar crime. Vóór de tijd van Sutherland hadden criminologen deze categorie criminelen
grotendeels genegeerd; men focuste bijna alleen maar op criminaliteit die op straat plaatsvond door
arme en achtergestelde mensen. In de jaren vanaf Sutherland tot op heden is het concept van
witteboordencriminaliteit een gevestigd deel geworden van zowel criminologisch denken als
maatschappelijke bezorgdheid. Academici en burgers realiseren zich nu dat misdaden door machtige
personen een significant risico voor iedereen met zich meebrengt.
HOOFDSTUK 1: WAT IS WITTEBOORDENCRIMINALITEIT ?
Als je deelneemt aan zakelijke transactie met een soort professional, is er een kans op white-collar
victimization. We spreken van professional om iedereen er bij te betrekken die een gespecialiseerde
service biedt voor een vergoeding. Naast traditionele beroepen zoals recht, accountant en medicijnen,
houdt de definitie ook blue-collar en andere service ‘professionals’ in, zoals loodgieters, elektriciens
en vastgoedmakelaars. Als je iemand inhuurt om iets voor je te doen, doe je dat omdat die persoon er
meer kennis van heeft of meer tijd voor heeft. Hoe weet je echter of professional juiste deed (wat
noodzakelijk en gepast was in jouw situatie) op juiste manier (meest professionele en kosteneffectieve
manier)? Het is mogelijk dat de professional voordeel heeft genomen van jouw gebrek aan expertise
om je te frauderen/bedriegen. Een voorbeeld is het kopen van een huis. Hierbij zijn veel verschillende
personen en papierwerk betrokken. Als je een huis koopt, vertrouw je al snel blindelings al deze
personen en onderteken je papieren zonder dat je ze geheel leest en begrijpt. Een ander voorbeeld is
naar de dokter gaan. Stel dat de dokter al weet wat je hebt, maar je toch onnodig nog verder laat
onderzoeken en testen. Dit doet de dokter dan om financiële redenen; jij bent het directe slachtoffer,
maar daarnaast zijn je verzekering en de maatschappij als geheel ook slachtoffers.
Een historische kijk op witteboordencriminaliteit
Witteboordencriminaliteit bestaat al zeer lang. Zo schreef de Griekse filosoof Aristoteles over
verduistering van fondsen door wegcommissarissen en andere officials. Diefstal van publiek geld door
overheidsofficieren was een misdaad onder Atheense constitutie en jury kon iemand voor zoiets
straffen door hem tien keer zoveel als het gestolen goed waard was te laten betalen. Ook in de Bijbel
was al sprake van witteboordencriminaliteit, ook al werd het toen niet gedefinieerd als misdaden,
maar als dingen die moreel verkeerd waren. In Engeland in de late middeleeuwen hield ‘engrossing’ in
dat iemand hele voorraad van bepaalde grondstof opkocht (bijv. maïs of tarwe) om het door te
verkopen tegen monopolieprijzen. Verduistering door ridders en andere officieren van de koning was
ook veel voorkomende misdaad gedurende middeleeuwen. In de vroege 20e eeuw keerde socioloog
Ross zich tegen ‘the criminaloid’: machtige bedrijfseigenaren en leidinggevenden buiten mensen uit
en manipuleren de markt, uit op een ongeremd verlangen om hun eigen winsten te maximaliseren,
terwijl ze al die tijd doen alsof ze vroom (godsdienstig) en respectabel zijn. Dus lang voordat de term
white collar-crime bedacht was, werden plunderingen/verwoestingen door rijke en machtige mensen
in het nastreven van winst en rijkdom, erkend en aan de kaak gesteld.
Witteboordencriminaliteit definiëren
In het boek ‘White-Collar Crime’ van Sutherland definieert hij het als: “Een misdaad die gepleegd is
door een persoon die veel respect geniet en een hoge sociale status heeft in de uitoefening van zijn
beroep.” Later voegt hij er aan toe dat de witteboordencrimineel een persoon is met hoge
sociaaleconomische status die de wetten schendt om zijn beroepsmatige activiteiten te reguleren. De
1
,witteboordencrimineel moet volgens hem onderscheiden worden van zowel mensen van lage
sociaaleconomische status als van de personen van hoge sociaaleconomische status die de wet
schenden zonder dat het verbonden is met het beroep. Of een bepaalde illegaliteit bestempeld kan
worden als witteboordencriminaliteit, hangt volgens Sutherland af van status van de misdadiger en
beroepslocatie van de handeling.
De controverse rondom Sutherland’s benadering
• Sutherland wilde bij zijn definitie misdaden die door burgerlijk recht of administratieve
gerechtelijke procedures waren bestraft, betrekken. Deze misdaden behoorden dus volgens hem
ook tot witteboordencriminaliteit, maar veel mensen hadden hier kritiek op omdat zij vonden dat
slechts daden die bestraft waren in het strafrecht, echt misdaden genoemd konden worden. Vele
illegale praktijken kunnen echter zowel in strafrecht als burgerlijk recht (of beiden) berecht
worden. Deze beperking wilde Sutherland daarom niet; organisaties en individuen die
witteboordencriminaliteit begaan, gebruiken vaak hun politieke macht en economische bronnen
om strafrechtelijke vervolgingen te vermijden.
• Sutherland betrok bij zijn definitie precies respectabiliteit en hoge sociale status, omdat hij
aandacht wilde vestigen op criminaliteit van bedrijfsgroepen. Hij vond de criminologische
theorieën van zijn tijd partijdig/eenzijdig/vooringenomen met betrekking tot klasse en ze waren
niet compleet omdat ze het gelijkstelden met lagere klasse individuen en criminaliteit door hogere
klasse individuen negeerden. Hij was bovendien woedend omdat hij vond dat bedrijfsgroepen
milder werden behandeld in strafrechtssysteem. Sutherland had gelijk wat betreft smalheid van
criminologische theorieën en onrechtvaardigheid van het systeem. Toch zorgden de termen van
sociale status en respectabiliteit in zijn definitie voor problemen voor onderzoek en analyse.
Sociale status kan niet gebruikt worden om gebeuren van een misdaad te verklaren of voorspellen.
Gelijksoortige misdaden kunnen gepleegd worden door werknemers die onderaan de hiërarchie
zitten, maar alleen de mensen met hoge sociale status vallen onder de definitie.
Mensen die geen hoge sociale status hebben, hebben minder mogelijkheden om
witteboordencriminaliteit te plegen. Zo hebben ook vrouwen en mensen met een getinte
huidskleur minder mogelijkheden. De mogelijkheden voor witteboordencriminaliteit hangen
samen met o.a. ras, geslacht, etniciteit en status.
Worden kleine bedrijven die consumentenfraude plegen op dezelfde manier behandeld bij de
rechtbank als multinationale bedrijven die het publiek bedriegen? Om zulke zaken te onderzoeken,
moet witteboordencriminaliteit op status-neutrale manier gedefinieerd worden.
Dader-gebaseerde benaderingen om witteboordencriminaliteit te definiëren
De definitie van Sutherland is voorbeeld van dader-gebaseerde definitie. Dit soort definities
benadrukken als essentiële kenmerken van witteboordencriminaliteit de hoge sociale status, macht
en respectabiliteit van de actor. Vele pogingen zijn ondernomen om definitie van Sutherland opnieuw
te definiëren waardoor het verduidelijkt / uitgebreid wordt. Reiss en Biderman stelden voor dat:
“Witteboordenschendingen zijn die schendingen van de wet waaraan straffen zijn verbonden die
daarbij gebruik maken van; positie / macht van misdadiger, invloed of vertrouwen in wettige
economische of politieke institutionele orde voor het doel van illegaal gewin of om illegaal feit te
plegen voor persoonlijk of organisatorisch gewin.
Andere manier van kijken naar witteboordencriminaliteit: definities die gebaseerd zijn op de misdaad
In 1970 definieerde Edelhertz witteboordencriminaliteit als: “Een illegale handeling of serie van illegale
handelingen gepleegd door niet-fysieke middelen en door verzwijging of bedrog om geld of bezit te
2
,verkrijgen, om betaling of verlies van geld of bezit te voorkomen of om zakelijk of persoonlijk voordeel
te verkrijgen. Edelhertz identificeerde vier basistypen van witteboordencriminaliteit:
1) Persoonlijke misdaden: misdaden die gepleegd zijn door personen op individuele, ad hoc (m.b.t.
één bepaalde gelegenheid; voor dit specifieke doel of geval) basis voor persoonlijk gewin in een
niet-zakelijke context (bijv. individuele inkomstenbelasting overtredingen en creditcardfraude).
2) Misbruik van vertrouwen: misdaden in uitvoering van beroep binnen bedrijven, overheid of andere
instellingen, of in professionele capaciteit, in schending van hun plicht van loyaliteit en trouw aan
werkgever of klant, bijv. verduistering, commerciële omkoping en smeergeld.
3) Zakelijke misdaden: misdaden die verband houden met en ter bevordering van bedrijfsoperaties,
maar niet centrale doel van dergelijke bedrijfsoperaties, bijv. schendingen van voedsel en drugs.
4) Oplichterspellen: witteboordencriminaliteit als een bedrijf of als centrale activiteit van het bedrijf,
bijv. voorschot oplichterij en verbouwingsschema’s van huizen.
Ander voorbeeld van misdaad-gebaseerde definitie komt van Shapiro. Zij was van mening dat alle
witteboordencriminaliteit schending of misbruik van vertrouwen met zich meebrengt. Volgens haar
zorgen offender-based definities ervoor dat structurele bronnen van witteboordenmisdaden verkeerd
begrepen worden en ook de problemen die ze veroorzaken voor sociale controle-instanties en aard
van klassebias in rechtssysteem.
Offense-based definities zijn populair gebleken onder onderzoekers wegens verschillende redenen:
• Omdat er geen melding wordt gemaakt van sociale status van actor of sociale locatie van de
misdaad, zijn zowel status als locatie vrij om onafhankelijk te variëren van definitie van misdaad
en kunnen daarom gebruikt worden als verklarende variabelen.
• Je hebt met deze benadering vrijheid om te ontdekken hoe variatie in sociale status van actor de
karakteristieken van witteboordenmisdaden beïnvloedt en hoe de status van de actor
maatschappelijke reacties op delicten beïnvloedt.
• Men kan met deze benadering ook onderzoeken of witteboordencriminaliteit dat gepleegd is in
beroepsomgeving verschilt van die buiten deze omgeving zijn gepleegd.
• Offense-based definities maken het makkelijker voor onderzoekers om steekproeven te nemen
van witteboordencriminelen uit officiële databronnen, zoals rechterlijke veroordeling records.
Het gemak waarmee offense-based definities gebruikt kunnen worden om steekproeven te nemen,
kan val worden voor onderzoekers; ze kunnen hierdoor de belangrijkste aspecten van
witteboordencriminaliteit missen of negeren. Onderzoekers die dit soort definities aanhangen, komen
vaak terecht bij het bestuderen van relatief kleine misdaden door ‘gewone’ mensen met zeer
bescheiden financiële middelen die op de een of andere manier verstrikt raken in strafrechtssysteem.
Offense-based definities bagatelliseren het gehele concept van witteboordencriminaliteit;
onderzoekers, politici en wetshandhavers verwaarlozen hierdoor de meest ernstige vormen van
criminaliteit gepleegd door de elite. Met focus op geld en bezit zorgt Edelhertz’s definitie ervoor dat
aandacht verdwijnt van typen van witteboordencriminaliteit die wel fysieke schade aanrichten aan
mensen, zoals illegale lozing van gevaarlijk afval in milieu. Analyse van zaken in Nederland bevestigt
dat offense-based classificatie criteria de neiging hebben om vooral middenklasse individuen te
vangen. Het is haast onmogelijk om offense-based benadering te gebruiken om misdaden van grote
multinational bedrijven te bestuderen, omdat ze bijna nooit beschuldigd worden, laat staan
veroordeeld. Concluderend: grootste kritiek op offense-based benadering is dat het in de praktijk de
misdaden van de machtigen mist, die simpelweg het criminaliseringsproces ontwijken. Juist de mensen
die Sutherland oorspronkelijk onder de aandacht wilde brengen van criminologen, worden genegeerd.
3
,De twee benaderingen heroverwegen
Gebruik van offense-based benadering resulteert meestal in studie die niet de eigenlijke misdrijven en
misdadigers omvatten zoals Sutherland bedoelde. Braithwaite zei dat de praktische gevolgen voor
empirisch onderzoek is dat de meeste witteboordencriminelen eindigen met blauwe kragen. De
mensen die Edelhertz’s benadering gebruikten, negeerden witteboordenmisdaden die fysieke schade
en geweld op de slachtoffers leggen; zowel vervaardiging van gevaarlijke producten als onderhoud van
onveilige werkomstandigheden zijn belangrijke soorten van witteboordencriminaliteit. Los van
kenmerken van individuen die erbij betrokken zijn, wordt witteboordencriminaliteit gepleegd door
bepaalde technieken te gebruiken; bepaalde modus operandi. Veel van de kenmerken die deel
uitmaken van offender-based definities zijn belangrijk, juist omdat zij misdadigers met toegang tot
mogelijkheden voor witteboordencriminaliteit leveren. Sutherland: onjuiste voorstelling van
activawaarden (ongeveer hetzelfde als fraude of oplichting) en dubbelhartigheid in manipulatie van
macht (gelijkwaardig aan te pakken nemen/te slim af zijn). De twee benaderingen zijn niet
tegenovergestelde van elkaar; ze benadrukken verschillende aspecten en karakteristieken. Mensen
met lage status kunnen net zo goed witteboordencriminaliteit plegen, maar zij hebben veel minder
mogelijkheden hiertoe dan mensen in andere posities en hoge sociale status. Zo kunnen mensen van
hoge sociale klasse ook ‘gewone’ misdaden plegen, maar zij doen dat meestal niet omdat ze toegang
hebben tot andere, minder riskante manieren van stelen. Sociale en beroepsmatige karakteristieken
van witteboordencriminelen zijn op andere manier ook belangrijk. Deze karakteristieken zijn
gerelateerd aan de ernst van de misdaden. Ernst heeft twee primaire dimensies: schadelijkheid van
het misdrijf en slechtheid van misdadiger. Witteboordenmisdaden van mensen met hoge status in
grote bedrijven, zijn vaak erger dan die van andere soorten mensen.
Het meten van witteboordencriminaliteit
Het meten van witteboordencriminaliteit brengt zowel conceptuele als praktische uitdagingen met
zich mee. Conceptueel gezien is dat wat telt als witteboordencriminaliteit, afhangt van de definitie die
je gebruikt; offense-based definities resulteren in veel groter aantal zaken dan offender-based
definities. Op het praktische niveau is de voornaamste uitdaging voor de mensen die het willen meten
dat er geen enkel gecentraliseerd agentschap is dat verantwoordelijk is voor het in kaart brengen van
gevallen van witteboordencriminaliteit. Ander praktisch probleem dat speelt als je
witteboordencriminaliteit wil kwantificeren die gepleegd zijn in organisatorische settingen, is dat
witteboordencriminaliteit onderworpen kan zijn aan drie verschillende soorten controle, inclusief
strafrecht, burgerlijk en bestuursrechtelijke systemen. Civiel en bestuursrecht zou volgens de auteurs
inbegrepen moeten zijn in witteboordencriminaliteit, maar dit maakt vergelijkingen tussen witte
boorden en straatcriminaliteit moeilijk/ongepast.
Concluderende gedachten bij het definiëren van witteboordencriminaliteit
In de volgende hoofdstukken hebben we vaak te maken met misdadigers die niet (precies) aan de
criteria voldoen van Sutherland. Dit is niet omdat de auteurs denken dat Sutherlands definitie verkeerd
is, maar omdat mensen van middelmatige en lagere klassen ook de technieken kunnen gebruiken zoals
hoge sociale status personen. Ook kunnen kleine bedrijven aan illegale activiteiten deelnemen, net
zoals grote bedrijven. Doel van auteurs is om te onderzoeken hoe variaties in sociale status en grootte
van organisatie invloed hebben op soort, ernst en patroonvorming van witteboordencriminaliteit.
4
,HOOFDSTUK 2: WIE IS DE WITTEBOORDENCRIMINEEL?
De Yale Studie van witteboordencriminaliteit
In de Yale University studie zijn misdaden gebruikt die gepleegd zijn door verberging en bedrog in
plaats van brute fysieke kracht. Deze acht misdaden (en iedereen was het er over eens dat het
witteboordencriminaliteit betrof) waren: waardepapieren schendingen, antitrust schendingen,
omkoperij, bankverduistering, mail- en kabelfraude, belastingfraude, valse claims en verklaringen en
krediet- en uitleenfaciliteitsfraude. Al deze misdaden passen in de definitie van Edelhertz (“Een illegale
handeling of serie van illegale handelingen gepleegd door niet-fysieke middelen en door verzwijging
of bedrog om geld of bezit te verkrijgen, om betaling of verlies van geld of bezit te voorkomen of om
zakelijk of persoonlijk voordeel te verkrijgen) en Sutherland zou waarschijnlijk geen bezwaren hebben.
De onderzoekers identificeerden alle mensen die veroordeeld zijn voor de acht misdaden zoals die hier
boven genoemd zijn. Ze verzamelden data van de presentence investigation report (PSI). Dit is een
document dat gemaakt is door een federale reclasseringsambtenaar als een misdadiger veroordeeld
is bij federale rechtbank. Federale rechters gebruiken PSI’s als ze keuzes maken over de straf. PSI
informeert rechter over officiële aanklachten waar de dader zich schuldig aan heeft verklaard. In
aanvulling op officiële aanklacht, bevat PSI ook een versie van wat er gebeurd is van de verdachte en
een officiële versie van de misdaad. Voor het doel van de Yale Studie is de officiële versie van misdaad
het meest belangrijk en nuttig. Naast informatie over de misdaad, bevat PSI informatie over de
verdachte. Veel gaat over strafblad en vorige veroordelingen en vonnissen. Ook bevat PSI informatie
over sociale, economische en demografische achtergrond van verdachte. PSI is goede bron van data;
het kan gebruikt worden om uit te zoeken wie witteboordencriminaliteit plegen en deze vergelijken
met mensen die ‘gewone’ straatcriminaliteit plegen. Er zijn echter tekortkomingen aan Yale studie:
1) Ze hebben slechts acht misdaden bestudeerd, terwijl er wel meer misdaden zijn die onder
witteboordencriminaliteit geschaard kunnen worden; misdaden met betrekking tot milieu en
werkplaats zijn niet betrokken bij de studie, terwijl deze extreem belangrijk zijn.
2) De onderzoekers onderzochten slechts zeven federale districten; misschien in andere districten
wel andere kenmerken van witteboordencriminelen bij bijv. bankverduistering.
3) De studie heeft slechts betrekking op zaken waarin iemand daadwerkelijk veroordeeld is. Hierdoor
mis je alle witteboordencriminaliteitzaken die op een andere manier zijn afgehandeld, zoals in
burgerlijke rechtbanken. De studie mist alle personen die aan het strafrechtssysteem zijn ontsnapt;
als het proces waardoor mensen in het systeem worden betrokken op een bepaalde manier
vooringenomen (biased) is, is ons plaatje van de witteboordencrimineel op dezelfde manier
gebiased. Voorbeeld: er werkt een oudere blanke man bij een bank en een donkere vrouw. De
kans is groot dat de vrouw wel in de Yale studie terecht is gekomen en de blanke man niet.
4) Alle misdaden die nooit ontdekt zijn, worden gemist. Veroordelingsrecords geven ons alleen
daders die pech hadden of niet genoeg opletten om gepakt te worden. Detectie is groot probleem
in bestuderen van en controle krijgen op witteboordencriminaliteit. Misdadigers die veroordeeld
zijn, zijn niet per se hetzelfde als die detectie vermijden.
De eerste twee tekortkomingen van Yale zijn ‘op te lossen’ door naar andere studie te kijken die naar
andere misdaden en districten kijken. Met betrekking tot de laatste twee tekortkomingen kunnen we
slechts in ons hoofd houden dat wat we zien, misschien niet alles is wat er is. Toch kunnen de Yale
studie tenminste ons laten zien wat kenmerken zijn van veroordeelde witteboordencriminelen.
De sociale en demografische kenmerken van witteboordencriminelen
Daders van witteboordencriminaliteit zijn grotendeels van het mannelijk geslacht (9 op de 10). Ook
zijn ze vaak blank. Daarnaast is de gemiddelde leeftijd 40 jaar. Vergeleken met de maatschappij zijn
mensen die veroordeeld worden voor witteboordencriminaliteit ouder, hebben ze iets grotere kans
5
,om blank te zijn en zijn ze veel waarschijnlijker van het mannelijk geslacht.
Er zijn verschillen als je witteboordencriminelen vergelijkt met mensen die niet-gewelddadige
‘gewone’ criminaliteit gepleegd hebben: ruim 80% van witteboordencriminelen is blank, maar slechts
1 op de 3 ‘gewone’ criminelen is blank. Mensen die niet blank zijn, zijn oververtegenwoordigd in
‘gewone’ criminaliteit; mensen die wel blank zijn, zijn oververtegenwoordigd in
witteboordencriminaliteit. Ander verschil is dat daders van niet-gewelddadige ‘gewone’ criminaliteit
gemiddeld 10 jaar jonger zijn dan daders van witteboordencriminaliteit. Daarnaast is meer dan 30%
van ‘gewone’ criminelen van vrouwelijk geslacht; bij witteboordencriminaliteit is dat minder dan 15%.
Witteboordencriminelen zijn beter opgeleid dan ‘gewone’ criminelen. Toch is meer dan 70% van
witteboordencriminelen niet hoog opgeleid. Witteboordencriminelen zijn beter opgeleid dan het
gemiddelde (de maatschappij), maar je kunt zeker niet zeggen dat ze altijd hoog opgeleid zijn. Rekening
houdend met standaardbeeld van witteboordencriminelen, is het gegeven dat de meeste van hen geen
college diploma’s hebben belangrijk. Gevorderde educatie is indicator van hoge sociale status.
Misdadigers die geen college educatie hebben, voldoen dus niet aan één van de kenmerken van hoge
sociale status die Sutherland en mensen die deze benadering aannemen vaak identificeren met
witteboordencriminelen. Meer dan de helft van de ‘gewone’ criminelen was werkloos op het moment
dat ze de misdaad beginnen; slechts 5.7% van witteboordencriminelen was werkloos tijdens het plegen
van het delict. Dit percentage komt bijna exact overeen met dat van de maatschappij. Minder dan 60%
van de witteboordencriminelen was echter ‘steadily employed’, wat inhoudt dat ze onafgebroken werk
hadden gedurende de 5 jaren voor de misdaad.
➔ Concluderend: zoals verwacht is de typische witteboordencrimineel van middelbare leeftijd, blank
en van het mannelijk geslacht. Ook zoals verwacht zijn witteboordencriminelen beter opgeleid en
hebben ze in meeste gevallen vaker werk dan ‘gewone’ criminelen. Wat men niet verwacht, is dat
de meeste witteboordencriminelen alleen middelbare school diploma hebben en dat aanzienlijk
deel van hen niet stabiele baancarrière hebben. De mensen die voor witteboordencriminaliteit
veroordeeld worden, zijn inderdaad anders dan ‘gewone’ criminelen, maar gemiddeld genomen
blijken ze geen sociale elites te zijn; ze hebben geen hoge sociale status.
Vervolgens wordt gekeken of witteboordencriminelen verschillende kenmerken hebben naarmate het
soort delict verschilt. Er wordt gekeken naar ras, gender, leeftijd, financiële draagkracht, opleiding en
huizenbezitters. Er zijn allerlei verschillen tussen de kenmerken en de soorten delicten. Zo werden in
de Yale studie verschillen in ras en gender ontdekt; er zijn ras- en gendergerelateerde verschillen in de
mogelijkheden om de delicten te plegen.
Een validiteitscontrole (geldigheid/deugdelijkheid)
Steekproef van daders in Yale studie is waarschijnlijk niet geheel representatief voor alle
witteboordencriminelen. Tegelijkertijd met de Yale studie was er een onderzoek van Forst en Rhodes
die een gelijkwaardige methode gebruikten. De misdaden in deze studie waren: bankverduistering,
omkoperij, valse claims, mailfraude, belastinginkomensfraude en postverduistering. De daders in deze
studie komen uit verschillende districten en sommige soorten delicten komen overeen met die van de
Yale studie. De kenmerken van deze daders van deze delicten komen in Yale studie en Forst en Rhodes
studie op veel gebieden met elkaar overeen. Hierdoor kunnen we zeggen dat we grotendeels wel
vertrouwen hebben in validiteit en mate van generaliseerbaarheid van wat we tot dusverre geleerd
hebben over witteboordencriminelen; in ieder geval zij die veroordeeld werden in federale districten
rechtbanken in de jaren ‘1970.
➔ Concluderend uit alle getallen en vergelijkingen: ten eerste zijn witteboordencriminelen als groep
in het geheel niet zoals ‘gewone’ criminelen; de twee groepen komen uit verschillende sectoren
van de populatie. Ten tweede zijn niet alle witteboordencriminelen over één kam te scheren. Ze
zijn niet allemaal hoog opgeleid of rijk. Er is substantiële variatie in sociale en demografische
6
, kenmerken van mensen die witteboordencriminaliteit plegen. Sommigen voldoen aan het
stereotype van de witteboordencrimineel als opgeleid, rijk, werk, witte man, etc. maar anderen
delen niet deze kenmerken. Dus: witteboordencriminelen blijken meer verscheidend te zijn sociaal
en demografisch gezien dan de standaardvisie ons zou doen geloven.
Hedendaagse witteboordencriminelen
Zowel Yale studie als de studie van Forst en Rhodes maakten gebruik van data van daders die in
federale rechtbanken zijn veroordeeld in het midden van de jaren ‘1970. In de tijd tussen toen en nu
is er veel veranderd (in Verenigde Staten). Zo zijn veel meer vrouwen gaan werken en zijn vrouwen
(beter) opgeleid. Ook het percentage jonge mannen dat naar college is geweest, is enorm gestegen.
Jonge mensen van alle etniciteiten en rassen zijn nu bovendien veel vaker (hoger) opgeleid dan toen.
Het is goed mogelijk dat het nu niet meer zo is dat oudere witte mannen de witteboordencriminaliteit
domineren zoals in de jaren ‘1970. Er zijn vergelijkingen gemaakt tussen mensen die veroordeeld
worden voor hedendaagse witteboordencriminaliteit en de mensen die daarvoor werden veroordeeld
in de jaren ‘1970. Dit wordt gedaan met o.a. U.S. Sentencing Commission (USSC) data. Het is altijd
riskant om vergelijkingen te maken, want het kan immers zo zijn dat er nog andere belangrijke factoren
zijn die ook veranderingen verklaren, maar toch kunnen sommige trends geobserveerd worden. De
USSC verzamelt data op het gebied van leeftijd, ras, gender en opleidingskenmerken van mensen die
voor verschillende soorten witteboordencriminaliteit veroordeeld zijn. Er zijn veel verschillen. Zo
domineren blanken niet langer antitrust (in 1970 bijna 100%, nu ongeveer 55%). Dramatische daling
van percentage blanken in antitrust sector werd vooral veroorzaakt door golf van
antitrustvervolgingen die focusten op bedrijven die in Japan en Taiwan zijn gevestigd. Deze
vervolgingen houden price fixing van auto-onderdelen in. Witteboordencriminaliteit is in de laatste 40
jaar meer een werkgever van gelijke kansen geworden en is niet langer exclusief in handen van blanke
mannen van middelbare leeftijd. Zowel vrouwen als niet-blanken zijn er tegenwoordig bij betrokken;
reflecterend aan sommige sociale voordelen die deze groepen hebben gekregen in Amerikaanse
maatschappij. Toch domineren witte mannen nog steeds in de meeste categorieën.
Carrières van witteboordencriminelen
Deel van stereotype van witteboordencriminelen is dat ze mainstream zijn en de wet gehoorzamen.
Ze worden gezien als ‘one-shot’ misdadigers; niet als mensen die dagelijks/regelmatig criminaliteit
plegen. Eén van de meest merkwaardige bevindingen uit Yale en Forst & Rhodes studies is dat redelijk
groot aandeel van witteboordencriminelen al een strafblad had voordat ze veroordeeld werden voor
de misdaad in de studie. Ongeveer 40% van witteboordencriminelen hebben al strafblad en ongeveer
85% van de ‘gewone’ criminelen. Criminele carrières / strafblad verschilt per soort witteboordendelict.
Zo hebben gemiddeld genomen omkopers en bankverduisteraars veel minder eerdere delicten dan
valse claims en mail fraude witteboordencriminelen. Verschillende soorten mensen met verschillende
criminele achtergronden plegen dus verschillende soorten witteboordencriminaliteit. De meeste
‘gewone’ criminelen beginnen met criminaliteit tussen 15 en 17 jaar en beëindigen hun criminele
carrière als ze in de 20 zijn. Daarnaast zijn meeste ‘gewone’ criminelen generalisten, wat inhoudt dat
ze verschillende soorten criminaliteit plegen in plaats van dat ze gespecialiseerd zijn in een soort.
Criminele carrières van witteboordencriminelen vertonen meer verschillen dan overeenkomsten met
die van ‘gewone’ criminelen. Gemiddelde leeftijd van witteboordencriminelen waarop hun carrière
start is 35 jaar. Hun carrières duren langer dan die van ‘gewone’ criminelen (gemiddeld 14 jaar).
Witteboordencriminelen plegen tijdens hun carrières echter wel relatief weinig delicten.
7