Doelgroepen
Inleiding
Wat verstaan we onder een doelgroep:
= Een doelgroep is een specifieke groep mensen met vergelijkbare behoeften, kenmerken,
uitdagingen of hulp- en ondersteuningsvraag.
Individu met unieke vaardigheden, ervaringen, behoeften en nood aan een passende
effectieve ondersteuning.
Belangrijk om de hele persoon te zien en te respecteren. Hun beperking is slechts één aspect
van wie ze zijn.
Een beperking hoeft geen handicap te zijn:
Een beperking verwijst naar een hindernis die de persoon ondervindt en die het
functioneren van een individu op één of meer gebieden beïnvloedt.
Een beperking kan het resultaat zijn van aangeboren factoren, verworven omstandigheden,
ziekte…
Met een handicap bedoelen we de moeizame interactie tussen een persoon met een
beperking diens omgeving die kan ontstaan als gevolg van de beperking.
Door dit afstemmingsprobleem kunnen mensen met een beperking gehinderd worden in hun
participatie van het dagelijks leven, onderwijs, werkplek, maatschappij…
Vier richtvragen volgens Van Os:
Via deze vier vragen krijgen we een beeld van het verhaal van de cliënt met sterktes en
zwaktes, het wenselijk doel van de cliënt en welke ondersteuning nodig is om dit te bereiken.
1. Wat is er met jou gebeurd
- Inzetten op empathisch en ondersteunende omgeving zorgt voor ruimte om zijn
verhaal te delen, persoonlijke achtergronden, context en levenservaring van de cliënt
te verkennen en begrijpen.
2. Wat zijn je kwetsbaarheden en weerbaarheden
- Moeilijkheden, zwakheden, tekortkomingen, gevoeligheden die een cliënt vatbaar
maken voor negatieve gevolgen.
- Vaardigheden en beschermende factoren die de cliënt in staat stelt om veerkrachtig
te zijn en om te gaan met uitdagingen en tegenslagen.
- Door dit in kaart te brengen ontdek je ondersteuningsnoden van de cliënt en zijn
context. Door hierop in te zetten kunnen gevolgen van kwetsbaarheden verminderen.
3. Waar wil je naar toe
- Cliënt overdenkt de gewenste toekomstige situatie. Cliënt neemt dit zelf in handen.
Het zelf stellen van een doel zorgt voor duidelijkheid en motivatie voor verandering
en groei.
- Realistische en haalbare doelen stellen is belangrijk.
1
, 4. Wat heb je nodig
- Unieke behoeften. Samen zoeken naar welke ondersteuning cliënt nodig heeft om zijn
doel te bereiken.
Opbouw van alle hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Personen met een verstandelijke beperking (VB)
Een samenvatting
Definitie
Een persoon met een verstandelijke beperking
- Minder goed ontwikkeld intellectueel vermogen
- Minder goed ontwikkeld adaptieve vaardigheden
→ Invloed op het dagelijks functioneren van de persoon
2
,Intellectueel vermogen
= de bekwaamheid om info op te doen, te begrijpen, te verwerken, erover na te denken en te
gebruiken om problemen op te lossen
Vb; van intellectuele functies;
- Redeneren: logisch nadenken, oorzaak-gevolgrelaties begrijpen
- Abstract denken: spreekwoorden
- Schoolse vaardigheden: rekenen, lezen
→ Het intellectueel vermogen is ruimer dan het IQ alleen
IQ: intelligentiequotiënt is een maat om cognitieve vaardigheden of mentale capaciteiten van
een persoon te vergelijken met de populatie als geheel
Adaptieve vaardigheden
= vaardigheden die een persoon nodig heeft om zich aan te passen aan het dagelijkse leven,
en om zelfstandig te functioneren in verschillende omgevingen
3 soorten adaptieve vaardigheden
1. Praktische
= uitvoeren van taken en handelingen nodig voor zelfzorg en onafhankelijk
functioneren
Vb; persoonlijke hygiëne, aan- en uitkleden, huishoudelijke taken, eten…
2. Sociale
= effectief communiceren, relaties opbouwen, interacties aangaan, begrijpen en
toepassen sociale normen & regels
Vb; luisteren, non-verbale communicatie, empathie, sociale signalen begrijpen, …
3. Conceptuele
= in verschillende situaties abstracte informatie begrijpen, verwerken en toepassen
Vb; begrip van tijd, geld, letters en cijfers, meten, …
→ Bekijk oefening dia 8
3
, Elke persoon met een verstandelijke beperking is uniek
Het algemeen dagelijks functioneren van een persoon met een verstandelijke beperking
wordt beïnvloed door:
- De ernst
- De ontwikkelingsleeftijd
- De blijvende toestand
A. De ernst
= hiermee wordt de mate bedoeld waarin de beperking het dagelijks functioneren van een
persoon beïnvloed
1. Lichte verstandelijke beperking
= weinige ondersteuningsnood
→ Kunnen over het algemeen leren en zich ontwikkelen op een lager tempo met
enige ondersteuning
→ Kunnen zelfstandig functioneren
Intellectueel vermogen → iets beperkter dan bij een normaal begaafd persoon
Adaptieve vaardigheden → voldoende
2. Matig verstandelijke beperking
= matige ondersteuningsnood
→ Meer ondersteuning nodig bij dagelijkse activiteiten
→ Kunnen beperking ervaren in hun sociale interacties en leervermogen
Intellectueel vermogen → merkbaar beperkter dan bij normaal begaafd persoon
Adaptieve vaardigheden → op niveau van een jong kind
3. Ernstige verstandelijke beperking
= grote ondersteuningsnood
→ Een grote beperking op vlak van communicatie, zelfzorg en onafhankelijk
functioneren
Intellectueel vermogen → zeer beperkt
Adaptieve vaardigheden → op niveau van een jong kind met beperkte
communicatie en zorgbehoefte
4. Diepe verstandelijke beperking
= constante ondersteuningsnood
→ Ernstige beperkingen in alle aspecten van het functioneren
→ Zeer grote zorgbehoefte
Adaptieve vaardigheden → zeer beperkt
4