Taal: diagnostiek - deel 1
1: Taalstoornissen: afgrenzing, indeling, definities,…
1.1: Afgrenzing – indeling
We onderscheiden 2 manieren om een taalstoornis in kaart te brengen:
Internationaal aanvaarde indelingen (classificaties v oa stoornissen)
= Algemene aandoeningen en stoornissen
o DSM: Diagnostic and Statistic Manual of of Mental Disorders
Taalstoornisssen onderdeel v communicatiestoornissen, onderdeel
van neurologische ontw.stoornissen
o ICIDH: International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps
o ICF: International Classification of Functioning, Disability and Health
(recentere versie ICIDH)
Klinische indelingen (medische invalshoek)
= Logopedische invalshoek
Kenmerken DSM-classificatie:
1) Persisterende (=blijvend) moeilijkheden in
verwerven en gebruik taalsymbolen
(gesproken en geschreven vorm, gebaren).
Symptomen variëren, verschillende
componenten.
(Componenten van expressieve en receptieve taal! => niet alleen grammatica maar
ook pragmatiek, …)
De moeilijkheden persisteren tot de adolescentie en volwassenheid. De
symptomen hebben betrekking op verschillende componenten.
2) Taalvaardigheden onder leeftijdsverwachtingen (één of meer taaldomeinen).
3) Taalstoornissen als primaire aandoening (stoornis) of als gevolg van andere
beperkingen (leerstoornis, autisme).
(Primair = geen duidelijke oorzaak aanwezig)
4) Symptomen aanwezig vanaf vroeg kinderjaren.
5) Taalmoeilijkheden resulteren in functionele beperkingen mbt effectieve
communicatie, schoolse prestaties en/of beroepsuitoefening.
ICIDH-ICF
ICIDH = international classification of impairments, disabilities and handicaps
ICF = international classification of functioning, disability and health (vernieuwde
versie van ICIDH)
ICF: Multidimensionale benadering van taalstoornissen
Het ICF kan leiden tot een geïntegreerde aanpak van taalstoornissen waarbij het
functioneren van het kind immers voortkomt uit een complexe interactie van
, linguïstische kernprocessen, de vaardigheid om deze aan te wenden in sociale
interacties en een variatie van omgevings- en persoonlijke factoren
Aanpak is geschikt in de klinische context
Gezondheid = multidimensionaal
Vanuit lichamelijke kenmerken, individu zelf en vanuit maatschappelijke aspecten,
participatie.
Functioneren altijd in bepaalde context omgevingsfactoren
1.1.1: Ontwikkelings
vs. verworven stoornis
We onderscheiden:
Taalontwikkelingsstoornis: vanaf geboorte, meestal bij kinderen (kan ook bij
volwassenen al vanaf begin)
Verworven stoornis: door een trauma, later opgelopen, meestal bij volwassenen (kan
ook bij kinderen, bv door hersenletsel)
Komt in vele gevallen overeen met taalstoornissen bij kinderen en volwassenen maar er zijn
uitzonderingen!
Kind kan verworven stoornis oplopen en volwassenen kan stoornis als sinds
geboorte hebben
Een taalstoornis kan bij een volwassen persoon altijd bestaan hebben en is dus niet
verworven op een bepaald moment.
Een kind dat een normale taalontwikkeling doormaakte kan door bv een ongeval een
taalstoornis verwerven
1.1.2: Specifiek vs. niet-specifiek
We onderscheid (kan beide ontwikkelings of verworven stoornis zijn):
Specifiek = primair
o Op zichzelf staand, geen oorzaak
o Voldoende taalaanbod, geen sprake van verwaarlozing
o Aan alle voorwaarden voldaan voor een normale taalontwikkeling => toch
voldoet kind niet aan verwachtingen op taalgebied
o Diagnose gesteld volgens exclusie- of uitsluitingscriteria
o (Engels: Specific Language Impairment, SLI)
, Niet-specifiek = secundair
o Niet op zichzelf staand, duidelijke oorzaak
o Te verklaren vanuit duidelijk aanwezige andere stoornissen
Exclusiecriteria: Oorzaken uitsluiten!
1) Gehoorstoornissen (drempel op 25 à 30 dB voor normaal gehoor)
2) Tweetaligheid (kinderen dienen uit ééntalig gezin te komen)
Als er bij de basistaal problemen zijn, zal dit bij de tweede taal ook het geval zijn!
3) Ernstige neurologische of orofaciale afwijkingen (bv: epileptische aanval)
4) Intelligentiestoornissen (drempel IQ op score 85, non-verbaal)
5) Contactstoornissen (abnormaal sociaal gedrag, uitsluiten door bv ASS of psychose)
6) Extreme deprivatie of andere ongunstige taalaanbodsituaties
Specifiek verworven taalstoornissen (bv afasie)
Taalproblemen niet in verhouding tot andere, geassocieerde stoornissen
Specifiek taalfunctie aangetast (andere corticale functies ongestoord) (discrepantie of
wanverhouding)
Andere hogere corticale functies niet of veel minder gestoord!
Discrepantie tussen de mogelijkheden op het vlak van taalvaardigheid en die op
andere gebieden
Niet-specifieke verworven taalstoornissen
Algemene hersenbeschadiging (bv craniocerebrale trauma…)
Ook niet-talige hersenfuncties gestoord (bv aandacht, oriëntatie)
Minder sprake van discrepantie tussen het functioneren op taalgebied en op non-
verbaal vlak
Naast exclusiecriteria maken we ook gebruik van discrepantiecriteria (differentiëren tussen
verschillende vormen van taalstoornissen)
Discrepantie = kloof of wanverhouding Het kind presteert slechter dan je van die
leeftijd kan verwachten
1) Kloof actuele en verwachte taalniveau => kind presteert slechter dan verwacht van
die leeftijd
2) Wanverhouding verbale en non-verbale mogelijkheden (15 IQ punten verschil, wel
kritiek op scores IQ: tijdstip, andere testmaterialen geven ander resultaat) => ten
nadele van het verbale!
3) Gebruik klinische en psychometrische referentiepunten om discrepantie tussen
actueel en verwacht niveau te beschrijven (klinisch oordeel ouder of hulpverlener,
psychometrisch gebruik testmateriaal). Verschil in visie tss Aram (klinisch) en Tallal
(wetenschappelijk)
Klinisch: vanuit logopedische blik
Psychometrisch: met testmateriaal
, Over discrepantiecriteria hebben we minder duidelijkheid dan over exclusiecriteria.
Het is niet nodig dat wetenschappers en clinici dezelfde criteria hanteren want ze worden
vaak gebruikt voor andere doelstellingen
Oorzaak taalprobleem niet altijd eerste bekommernis!
We gebruiken een combinatie van exclusie-, inclusie- en discrepantiecriteria om een
onderscheid te maken tussen specifieke en niet-specifieke taalstoornissen.
Exlusie- en inclusiecriteria zijn niet steeds even relevant, tenzij je belang hebt bij
de differentiële diagnose
Als eerste aantonen dat de taal op bepaalde vlakken afwijkt => vooral
discrepantiecriteria
In functie van een klinische diagnose, zijn de discrepantiecriteria beter bruikbaar dan de
exclusie- en inclusiecriteria omdat we hierbij de vraag stellen: ‘wijkt de taal af?’
Een alternatief voor exclusie en discrepantie is het multi-axiaal classificatiesysteem = sterkte-
zwakte analyse. Classificatie op meerdere assen (dimensionaal model):
1. Taal en spraak
2. Gedrag
3. Cognitie
4. Medische problematiek
5. Pedagogische factoren
Meestal uitval op meerdere assen Een minderheid van de kinderen valt uit op
1 as
Belangrijk is om een onderscheid te maken tussen taalstoornissen en hierop de
behandeling afstemmen
Ook een model met 6 assen: bijkomend is motoriek
Onderscheid verschillende taalstoornissen andere therapievorm en inhoud
1.2: Taalontwikkelingsstoornissen
1.2.1: Definities
Veel verschillende definities