Psychometrie
Inleiding
● Psychometrie
= meten van kennis, vaardigheden, houdingen en persoonlijkheidskenmerken
→ houdt zich bezig met theorie en techniek van pedagogische en psychologische meting
→ methodologie van psychodiagnostiek
● Basisschema:
● Proces van constructie psychodiagnostische instrumenten:
1
,2
, Inleiding deel I
Belang van psychometrie
● Psychometrika (1936)
= a journal devoted to the development of psychology as a quantitative rational science
● Psychometrie (Wikipedia)
= psychometrie houdt zich bezig met theorie en techniek van pedagogische en psychologische
meting, met name meten van kennis, vaardigheden, houdingen en persoonlijkheidskenmerken
● Onderwijskunde:
kennis, dyslexie, dyscalculie, intelligentie, leerstijlen, schoolrijpheid, …
● Psychologie:
depressie, neuroticisme, sociale competentie, attitude, waarden, emotionele stabiliteit, …
●
● Freddie Lee Hall (IQ: 71)
→ ter dood veroordeeld voor moord
→ bij zwakbegaafd (IQ ≤ 70): doodstraf omgezet in levenslang
→ belang van correct omgaan met psychologische tests want gaat altijd over leven van mensen
● Besef van en zichtbaar maken van onzekerheid die met meting of testresultaat gepaard gaat
→ aura van objectiviteit van getallen geeft gevaar om onverantwoord veel gewicht aan testuitslagen te
hechten
→ gewicht daalt als we onzekerheid rond dat getal laten zien en relativeert dus belang testresultaat
→ belangrijkste deel van psychometrie is onzekerheid in kaart brengen
Omgaan met onzekerheid
●
3
, ● Om van hoogste niveau naar laagste score te gaan zijn er verbijzonderingen nodig en om van laagste
score naar hoogste niveau te gaan zijn er veralgemeningen nodig
→ we kunnen niet zonder meer via laagste niveau conclusies trekken over hoogste niveau
● Veralgemeningen zijn niet zomaar geldig
→ bij elke veralgemening en dus elke score hoort ander soort onzekerheid
→ kwaliteit van de 3 veralgemeningen wordt uitgedrukt in 3 verschillende concepten
Kwaliteit van de test
● Test met goede kwaliteit
→ dan zijn veralgemeningen geldig en introduceert veralgemening weinig onzekerheid
→ objectief = score op testmoment t door beoordelaar b is onafhankelijk van specifieke beoordelaar
→ kunnen veralgemenen over beoordelaar en spreken over score op testmoment t
→ nauwkeurig = score op testmoment t is onafhankelijk van specifieke testmoment
→ kunnen veralgemenen over testmoment en spreken over score
→ valide = score is onafhankelijk van specifieke operationalisatie
→ kunnen veralgemenen over operationalisatie en spreken over construct
→ als we vertrouwen willen hebben in uitspraak over concept op basis van score op testmoment t
door beoordelaar b moet test valide, nauwkeurig en objectief zijn
● Objectiviteit: gaat over kwaliteit van score op testmoment t
→ gekwantificeerd via maten van interbeoordelaarsovereenstemming (ibo)
● Nauwkeurigheid: gaat over kwaliteit van score
→ bepaald via breedte van betrouwbaarheidsinterval rond score
→ niet vastgesteld maar geschat via psychometrische modellen
→ betrouwbaarheid: klassieke testtheorie (ktt)
→ testinformatiefunctie: moderne testtheorie / itemresponstheorie (irt)
● Validiteit: gaat over kwaliteit van uitspraak over concept
● Verbanden tussen objectiviteit, nauwkeurigheid en validiteit
→ bv.: test met lage objectiviteit, geeft vaak geen nauwkeurige metingen
● In principe zou kwaliteitsvolle test zowel objectief, nauwkeurig als valide moeten zijn
→ maar wetten en praktische bezwaren staan in weg: niet te lang, goedkoop, niet pijnlijk, …
→ vaak evenwichtsoefening met compromissen
●
4