Organisatietheorie
Les 1
Voorbeelden, typen organisaties: Ugent, Volvo cars, Aldi, Van hecke, muntenhandelaar
Interphila bvba, Anheuser-Bush, loodgieter Vander Schaeven, Google, Samsung, …
Dimensies: groot-klein, publiek-privaat-non-profit, producten-diensten, fysiek-virtueel,
lokaal-globaal, jong-oud,…
Tijwfelgevallen?: familie, kerk, mafia
Wat kenmerkt organisaties
Wat zijn essentiële kenmerken?
- Structuur
- Mensen
- Strategie
- Technologie
- Cultuur
- Coördinatie
- Macht
- Legitimiteit
- Doelstelling(en)
- Leider(schap)
Belangrijk dat organisaties als legitiem (niet legaal) worden gezien om te blijven bestaan.
Organisaties zijn structuren waaraan mensen bepaalde doelstellingen nastreven en de
activiteiten van mensen worden gecoördineerd.
Definitie
Organisaties: Organisaties zijn doelgerichte, grensbehoudende en sociaal geconstrueerde
systemen van menselijke activiteit (Aldrich & Reuf)
Goal-directed: organisaties hebben een doelstelling
- doelstellingen zullen niet altijd evident zijn, er zit ruis op (bv wat is de doelstelling
van Ugent)
- gericht op doelen, niet zo rationeel dat doelstellingen direct gegeven kunnen worden
- ruis komt deels doordat niet iedereen dezelfde doelstellingen heeft
Boundary maintaining
- structuur, hiërarchie, planning
- dynamiek dat er schuivende grenzen zijn van de organisatie
socialy constructed
- ieder lid van de organisatie heeft zijn eigen beeld over wat er gebeurt in de organisatie
- niet iedereen kijkt dezelfde kant op, uitzonderingen bv leger
human activity
- menselijk werk die verzet moet worden
vergelijk: Hatch: social structure, culture, physical structure, technology + environment ->
zelfde spoor maar andere accenten
,Studies in organisatietheorie bieden een interdisciplinarie focus op:
- het effect van sociale organisaties op het gedrag en de attitudes van individuen binnen
die organisaties
- de effecten van individuele kemerken en acties op organisaties
- de prestaties, success en overleving van organisaties
- de wederzijdse effecten van omgevingen, inclusief resource- en taakomgevingen,
politieke en culturele omgevingen op organisaties en vice versa.
- Zorgen over zowel de epistemologie als de methodologie die onderzoek
ondersteunen naar elk van deze onderwerpen
Evolutie organisatietheorie (Hatch)
Visie op ontwikkeling van organisatietheorie
Ontwikkeling van klassiek denken naar ontwikkelen die meer in de natuurwetenschappen
zitten.
Chronologische kijk op organisatie, met nadruk op disciplinaire kijk
Waarom zijn er zoveel theorieën?
- Theorieën kunnen niet los worden gezien van maatschappelijke ontwikkelingen
- En hiermee samenhangend: theorieen zetten sommige organisatie-aspecten en
dimensies op de voorgrond en andere op de achtergrond en nieuwe theorieën zijn vaak
een reactie op oude(re) theorieën
Les 2
Situatie eind 19e eeuw
Context :
- Opkomst en bestendiging industriële samenlevingen
- Post-oorlog (Europa) -> veel onzekerheid en onrust
Organisaties: eerste aanzetten
- Durkheim (1893): De la division du travail social – arbeidsdeling, van organische naar
mechanische solidariteit -> steden waarin op organische manier afspraken worden
gemaakt, verdeling van taken (was niet in zelfvoorzienende samenlevingen), er zijn
mechanische afspraken
- Tönnies (1887), Gemeinschaft und Gesellschaft, gemeenschap (kleine groep mensen
die zelfvoorzienend zijn) -> zelfde als durkheim maar met andere woorden
- Marx (1867), Das Kapital – exploïtatie en vervreemding -> gaat meer om macht, en
uitbuiting
, Weber
- Kijkt wie er macht heeft
- Autoriteit:
o Charismatische: door uitstraling autoriteit hebben
o Traditionele: zoals van generatie op generatie
o Bureaucratische: administratie opzetten om land te coördineren
- De laatste is superieur vanwege oa … Zweckrationalität (=doelrationaliteit), degene
die organisaties leidt heeft bepaald doel voor ogen
Handelen zonder aanziens des persoons competentie, eerlijk
Betekenis Weber: eerste aanzetten voor denken over effectieve organisatiestructuren
Kritiek
- Michels (1925): Selbstzweck: organisaties niet alleen gericht op doelstellingen maar
ook proberen om te overleven
- Kan leiden tot goal displacement (Blau, 1955), doelstellingen veranderen door
invloeden vanuit de samenleving
- Eerste belang van organisatie is overleven en niet doelen nastreven
- Sensioriteit als expertise als basis voor autoriteit
Taylor
- Scientific management: wetenschap toepassen op de complexe problemen rond de
organisatie van arbeid
- Ontwikkelingen in VS, maar ook Frankrijk (bv werk van Fayol)
- Nadruk op rationaliteit, ontkenning van werknemer als persoon
Human Relations beweging
- Ook: industriële sociologie, ontstaan in VS
- Belangrijke auteurs: Roethlisberger & Dickson (1950) en Elton Mayo, Hawthorne
experimenten
o Hawthorne effect: aandacht geven help productiviteit
- R&D: the informal organization: de werkelijke persoonlijke interrelaties die bestaan
tussen leden van de organisatie en die niet worden vertegenwoordigd door, of
ontoereikend worden vertegenwoordigd door, de formele organisatie
- Nadruk op organisaties als human and social systems
Contigentie theorie
Stelt de vraag : welke structuur is de beste? De efficiëntste?
Achtergrond contigentie-theorie
Klassiek management (1910)
Er is één optimale organisatiestructuur: hoge mate van top-down besluitvorming en planning
door senior managers die werkprocessen in detail specificeren
Human relations (1930)
Individuele werknemers hebben psychologische behoeften en sociale wensen -> er is voordeel
in bottom-up processen en deelname van werknemers in besluitvorming
Welke vorm van belichting levert de beste resultaten op -> begint te schuiven naar
democratisering van de organisatie, gedachte dat er 1 oplossing is