COMMUNITY BASED WERKEN IN
INTERNATIONAAL PERSPECTIEF
LES 2 : FORMELE-INFORMELE ZORG
1. REWIND – TERUGBLIK EERSTE LES
Kenmerkend voor het begrip ‘vermaatschappelijking’ is dat het vaag is, wat maakt dat er verschillende
invullingen aan worden gegeven.
1.1. POSITIEVE LEZING
- Vermaatschappelijking als iets waar we naartoe willen (inclusie)
- VN-verdrag dwingt ons om na te denken over de rechten van personen met een beperking
- Recht op een volwaardige deelname aan de samenleving en het recht om te participeren
- Vermaatschappelijking = bij voorkeur de ondersteuning aanbieden in de samenleving
- Ondersteuning in (i.p.v. weg van) de samenleving kan door professionelen gebeuren
1.2. NEGATIEVE LEZING
- Vermaatschappelijking als iets wat we willen vermijden (hoge kosten)
- Zorg door de gemeenschap in plaats van door professionals
- Professionals zijn te duur, er zijn te veel zorgvragen
- Bv: naar wat de buurt of wat vrienden kunnen betekenen
Beide invullingen worden vandaag ook heel erg door elkaar gebruikt.
- Vermaatschappelijking is een zeer complex begrip
- Het is niet zozeer een methodiek of principe
- Maakt deel uit van een bredere visie op zorg die kansen, maar ook valkuilen in zich draagt.
, 2. VOOR HET INDIVIDU
Dit onderdeel te introduceren met enkele verhalen van echte mensen en echte situaties, waaruit veel te leren
valt over de focus op zelfredzaamheid/autonomie en de verhouding tussen formele en informele hulpverlening
2.1. HET VERHAAL VAN GERMAINE
VIGNET ‘GERMAINE’ – Kortere versie + Veelgehoorde uitspraken vandaag (in de bollen)
Tot voor kort woonde Germaine zelfstandig in een huurwoning. Van daaruit reed ze meer dan twintig jaar lang
met een bromfiets naar haar werk in een beschutte werkplaats. Na het overlijden van haar moeder, die ook
haar administratie en financiën regelde, bouwde Germaine echter een schuldenlast op. Met behulp van
budgetbeheer via het OCMW kon ze die uiteindelijk van zich afschudden en creëerde ze een bescheiden
spaarboek. In deze periode kwam ze via de beschutte werkplaats ook in contact met een voorziening voor
personen met een verstandelijke beperking, die haar – na een periode op de wachtlijst – drie keer per maand
mobiele begeleiding bood. Daarnaast ontving ze ook hulp van een vriendin. Na een plotse, zware beroerte kon
Germaine haar werk niet langer voortzetten. Ze werd opgenomen in het ziekenhuis en extra
thuisondersteuning, Familiehulp en het Wit-Gele-kruis, werd opgestart. Deze interventies, in combinatie met
de mobiele bezoeken, werden door de betrokken professionals niet voldoende geacht om Germaine van
gepaste ondersteuning te voorzien. Wanneer duidelijk werd dat haar toestand achteruit bleef gaan, werd de
mobiele begeleiding daarom tijdelijk ingeruild voor perioden van kortverblijf in een VAPH-voorziening, in
afwachting van een meer duurzame oplossing. We ontmoeten Germaine voor het eerst in de periode dat de
zoektocht naar een langdurige, kwaliteitsvolle ondersteuning volop aan de gang is.
“DE ZORGNODEN ZIJN NIET ZWAAR GENOEG OM ONDERSTEUNING TE KUNNEN KRIJGEN.”
De zoektocht naar een geschikte verblijfplaats voor Germaine, waar ze ook de nodige ondersteuning kan
vinden, blijkt niet eenvoudig. Verschillende professionals die haar goed kennen, vertellen ons dat een verblijf in
een leefgroep voor haar het meest aangewezen zou zijn. Op korte termijn kan ze hiervoor binnen de VAPH-
sector niet terecht. Haar zorgnood wordt er geïnterpreteerd op basis van de inschatting van haar situatie en
behoeften van voor de beroerte, waardoor ze vandaag enkel aanspraak kan maken op rechtstreeks
toegankelijke hulpverlening, zoals 36 mobiele begeleidingen aan huis, verspreid over een jaar. Een omscholing
van haar huidige zorgzwaarteprofiel dreigt een lang proces te worden. En de tijd dringt. Er wordt daarom
besloten om woonzorgcentra te contacteren.
Om financiële redenen kan Germaine slechts in een beperkt aantal woonzorgcentra terecht. De aanvraag tot
residentiële opname wordt hier bovendien beoordeeld via de Katz-schaal, een document waarmee een arts
haar afhankelijkheidsgraad kan scoren. Zes elementen staan daarbij centraal: zich wassen, zich kleden, zich
verplaatsen, toiletbezoek, incontinentie en eten. Hoe zwaarder de score op de Katz-schaal, hoe groter de kans
dat ze in het woonzorgcentrum terecht zal kunnen. Greta’s score blijkt in combinatie met haar jonge leeftijd –
ze is op dat moment 60 jaar – echter te laag om in aanmerking te komen. Haar budgetbeheerder van het
OCMW vertelt hierover: “Als ge vraagt of ze zelfstandig kan eten: ja, zij kan zelfstandig eten. Maar ge moet er
bij wijze van spreken bij zitten om haar te zeggen dat ze moet eten. “Kan ze zelfstandig wandelen?” Ja, op zich
kan ze zelfstandig wandelen, maar mentaal gezien gaat dat niet. Wat er medisch gezien of fysisch kan stemt
niet altijd overeen met hoeveel courage dat mensen nog hebben om dingen effectief te doen. Letterlijk kan ze
die dingen. Ze kan het in de nabijheid van mensen, maar laat haar alleen leven… Dan komt ze gewoon haar bed
niet meer uit. Dan ligt ze gewoon te verkommeren in haar bed. Zij gaat ook niet meer eten bijvoorbeeld dan.
Tuurlijk, ze kan zelfstandig eten. Ze kan inderdaad haar zelfstandig verplaatsen. Maar gewoon niet alleen, denk
ik. Ze kan, maar niet alleen.”
Germaine verhuist een tijd van kortverblijf, terug naar huis, naar kortverblijf, naar kortverblijf. Gelukkig geven
de professionals rond haar de zoektocht niet op. Op een gegeven moment vullen zowel de