Capita Selecta Kinderen & Jongeren
Thema 1: Introductie
Hoofdstuk 1: KLOP
KLOP: Klinische ontwikkelingspsychologie
Onderzoeken van afwijkende ontwikkeling bij kinderen en jongeren, de
diagnostiek, behandeling en preventie ervan
Doel: modellen ontwerpen die de ontwikeling van afwijkend gedrag kunnen
verklaren + bestuderen van implicaties van verworven inzichten
(aanknopingspunten aanreiken voor preventie of interventie)
Prevalentie: >130 000 vlaamse adolescenten in hulpverlening (angst
stoornissen komen het meest voor tussen 5-17 jaar nl 30%)
Wat houdt de ‘norm’ in?
Happiness myth: gelukkig zijn is niet een normale staat van ‘zijn’, wat er
wel normaal is zijn vooral golven van allerlei emoties, gelukkig zijn betekent
eerder een waardevol leven leiden met veelheid van emoties dan dat het ‘je
steeds goed voelen’ betekent.
Window of tolerance: afhankelijk van mens tot mens, hoeveel kan je
verdragen vooraleer je over je eigen grenzen gaat en er arousal zal optreden
of stress, hierin heb je je eigen norm
, • Er zijn twee benaderingen voor de grens ‘normaliteit-stoornis’
1. Categoriale benadering (wel/geen probleem): in DSM
2. Dimensionele benadering: is een continuüm van ‘geen problemen tot
veel problemen’, er zijn geen typische categorieën van je hebt het of
je hebt het niet, het gaat hier eerder over personen die in meer of
mindere maten kenmerken hebben van een bepaald probleem
KLOP gaat ervan uit dat beide benaderingen elkaar gaan aanvullen, binnen
een bepaalde diagnose zijn er meer of minder symptomen & neemt ook een
ontwikkelingsperspectief mee om te bepalen of gedrag normatief, risicovol
of problematisch is
Centrale termen in KLOP
Risicofactoren
= Is een factor die een negatieve invloed heeft op de (normale) ontwikkeling van
een kind en die de kans op een bepaalde (maladaptieve) ontwikkelingsuitkomst
verhoogt
Risicoperioden
2 soorten:
• gefixerde markers – niet veranderbaar
• variabele markers – wel veranderbaar
Multifinaliteit: eenzelfde combinatie risicofactoren kan tot verschillende
uitkomsten leiden
Equifinaliteit: een bepaald probleem kan door verschillende sets van
risicofactoren worden verklaard
4 niveaus van risicofactoren:
- Organisch niveau: Genetische factoren, zwangerschapscomplicaties
- Intrapersoonlijk niveau: Temperament (gedragsinhibitie)
, - Interpersoonlijk niveau: Lage SES, opvoedingsstijl
- Hogere orde niveau (maatschappij): Armoede
Beschermende factoren:
= Een beschermende factor is een factor die in een risicovolle situatie de negatieve
invloed van de risicofactoren op de ontwikkeling geheel of gedeeltelijk teniet doet
Veerkracht: het hebben van een goede externe en interne aanpassing aan
omstandigheden, het kan zich ook ontwikkelen door contact met negatieve
ervaringen
Situeren zich op 4 niveaus: organisch, intrapersoonlijk, interpersoonlijk, en
hogere orde niveau
Belangrijk om te onthouden is dat beschermende factoren voor het ene kind
een risicofactor kan zijn voor het andere kind
= De balans tussen beschermende en risicofactoren draagt bij tot een al dan niet
ontwikkeling van probleemgedrag!
10 premisses binnen de klinische ontwikkelingspsychologie
1. Gedragingen kunnen verschillen naargelang context: observatie in verschillende
situaties belangrijk
2. Observaties moeten aangevuld worden met testen/gesprekken
3. Comorbiditeit eerder regel dan uitzondering
4. Verschillende ontwikkelingsterreinen moeten bekeken worden (sociaal,
emotioneel, cognitief, moreel, motorisch)
5. Psychopathologie is een ‘extreemgebied’
6. Niet iedereen die in eenzelfde ‘categorie’ van een stoornis wordt geplaatst,
heeft precies dezelfde kenmerken minimum gemeenschappelijk
7. Multideterminisme: gedrag ontstaat door multiple invloeden
8. Wat als symptoom wordt gezien is deels cultuurafhankelijk
9. Probleemgedrag is niet statisch en kan verschillende vormen aannemen over
ontwikkelingsfasen heen
10. Een ‘label’ of diagnose is geen verklaring, nood aan beschrijving mechanismen!
Belangrijk: zowel bij diagnostiek als bij begeleiding is het belangrijk om op te
letten op hoe het probleem ontstaan is en in stand wordt gehouden
, - PrOP en integratief beeld
- Kapstokken kennis specifieke etiologie
- Oog voor transdiagsnostische processen (bv zelfbeeld, emotieregulatie,
piekeren,…)
- Steeds het particuliere verhaal van je client voorop stellen en vandaaruit
interventies bepalen
Diagnostiek en begeleiding
- Wie komt met wat net nu naar hier?
- Handelingsgericht
- Psychodiagnostisch procesmodel
- Theorie en kennis vormen ‘kapstok’
- Evidence based
- Grondhouding en ethiek
PrOP als algemeen kader
PR = O x P -> Problemen = omgeving x persoonlijke stijl
• Diagnostiek gericht op goed in kaart brengen van Pr, O, P en hun samenhang
• Probleemspecifieke instrumenten en/of gericht op
onderkennend mechanisme,
opvoedingsvaardigheden/gezinspatronen, contextgegevens,
persoonlijkheid, coping, …
• Interventies vooral gericht op O (waar mogelijk) en P
• Cf. PGKJ, PGVO en PSD
• Zie tabel in pwp dia 45
Specifiekere aandachtspunten kinderen en jongeren:
Het gezin/context vaak een prominentere plaats binnen diagnostiek en begeleiding
kinderen
Functioneren van gezin grote invloed op functioneren kind en vice versa
- Bv. Moeilijke eters – aanpak ouders
- Systeemdenken: het kind vertoont het probleem, dat ‘familiaal verpakt’
zit (scapegoat, identified patient)
‘Schuldvraag’ is niet aan de orde maar ‘hulpvraag’
Ingangspoorten bij kinderen