DEEL 1: Inleiding en definiëring
H1: WAT IS BELEID(SWETENSCHAP)
GESCHIEDENIS VAN HET WOORD ‘BELEID’
Etymologie
- Beleid > Middeleeuws Nederlandse werkwoord ‘beleiden’
- Beleiden= doen gaan, aanvoeren
- Beleider= iemand die doet gaan, aanvoerder, iemand die de stoot aan iets geeft, aanstoker
Zeer brede betekenis
- Regering
- Manier van doen, wijze van omgang met personen
- Beheer van zaken, bevelvoering
- Prudentie, bedachtzaamheid
19e E betekenis: versmald tot prudentie (bedachtzaam iets doen maar woord werd bijna niet gebruikt)
20e E: heropleving en succes van ‘beleid’ (Er was geen ander woord voor en veel gebruikt)
- Heropleving
o Contrast met ‘politiek’
Loonbeleid: droog, bureaucratisch en objectief. Zakelijk => betrouwbaar
Loonpolitiek: andere sfeer met botsende belangen. Op een opportunistische manier de
middelen verdelen.
o Politiek = ‘handelswijze van een staatsman’
= tweeslachtig: goede – slechte staatslieden (eerlijk en trouw vs listig)
o Gevoelswaarde vh woord
Beleid: zakelijkheid, deskundigheid, objectiviteit, consensus
Politiek: controverse, partijdigheid, manipulatie, opportunisme
- Succes door 2 evoluties
o Evolutie van nomocratie naar teleocratie (Meer beleid nodig door uitbreiding taken overheid)
Liberale rechtsstaat: regeren door wetten
Nomocratie: nomos= wet. Mini nachtwakersstaat. Centrum van de macht lag bij de
wetgevende macht, bij het parlement. Vrijheden en rechten vd mens waarborgen en
voor de rest overheid zo weinig mogelijk te laten inmengen.
Sociale verzorgingsstaat: regeren door doelstellingen
Teleocratie: teleo= doel. Meer streven nr sociale rechtvaardigheid. Meer macht bij
de uitvoerende macht, de regering. Het beleid is belangrijker geworden omdat we
verandering willen brengen in de samenleving en beleid draagt daaraan bij.
o Paradox van de moderne samenleving
Gegeneraliseerde verafhankelijking
Door complexere SL met meer uitdagingen waardoor we nood hebben aan meer
regels.
Sociale atomisering
Afname van sociale lijm in de samenleving. We voelen ons minder en minder een
deel van een groter geheel. In BE zie je dat aan de ontzuiling; nl. liberaal, ...
Paradox: we voelen ons minder een geheel maar toch moet er meer organisatie
komen. De overheid neemt dan de rol op als beleider, als maker van de regels.
Grotere rol van de overheid bij de besturing van ons leven.
=> Deze 2 evoluties zorgen voor ruimte voor overheid als ‘beleider’ van de SL
, NOOD AAN OVERHEIDSBELEID
Sturing door de overheid (2 redenen voor nood aan beleid)
- Maatschappelijk verkeer op vreedzame en voorspelbare manier laten verlopen
- Maatschappelijke veranderingen teweegbrengen: “De overheid moet iets doen”
o Vb. arbeidsomstandigheden (begin 20e eeuw) - vrouwenemancipatie (jaren ’60) – klimaatverandering
- Men wil kunnen samenleven en er is nood aan het organiseren v maatschappelijk verkeer om chaos te
vermijden. Maar men wil men ook iets veranderen. Er zit een plan/richting achter. Bij het stellen van doelen
moet er ook een beleid komen. Er zijn ook andere sturingsvormen, niet enkel de overheid die dit allemaal
doet. Zie alternatieve sturingsvormen.
Alternatieve sturingsvormen
1. Maatschappelijke zelfsturing
o Organisaties kunnen maatschappelijke ontwikkelingen beïnvloeden
o Vrijwillig en op basis van rationele argumenten
o Geen wettelijke taak zoals overheid opstelt, maar hebben wél andere cruciale hulpbronnen
Bovens et al. (2007): MZ betekent dat groeperingen zonder tussenkomst van de overheid
waarden uitdragen, problemen oplossen of kansen benutten, veelal door het gezamenlijk
opstellen en/of uitvoeren en/of handhaven van regels of afspraken (indien nodig binnen een
wettelijk kader)
Vb. ontstaan van ziekenhuizen: vroeger katholieke gasthuizen vanuit het streven nr
barmhartigheid. Organisatie buiten de overheid.
Vb. burgerwacht: wnr de politie te weinig agenten hebben, burgers vullen tekort op
met als doel zich veiliger te voelen.
Vb. vakbonden: 19e E slechte arbeidsomstandigheden waar overheid niet veel mee
deed. Arbeiders gingen zich groeperen in vakbonden.
o Stone (2002): SL streeft naar zekerheid, veiligheid, efficiëntie en gelijkheid
Voorwaarden voor maatschappelijke zelfsturing volgens Stone.
Profijt door deelname: zelfsturing draagt per saldo bij aan de zekerheid, veiligheid,
efficiëntie en/of gelijkheid
Gemeenschap is in staat freeriders uit te sluiten
Als er veel mensen zijn die niet bijdragen en enkel profiteren dan is er geen
motivatie meer om dit te blijven doen. De mensen die erin investeren
moeten ook iets terugkrijgen. Vb. burgerwacht: niet mee willen doen. Hoe
meer mensen niet willen meedoen, hoe meer kans dat de burgerwacht niet
kan plaatsvinden.
Handelingen die voortvloeien uit de maatschappelijke zelfsturing vallen binnen de
wettelijke kaders: geen sprake van externe effecten die het duurzame karakter van
het verband bedreigen door overheidsinterventie: wat je doet daar moet kloppen
volgens de wet
Je mag geen nieuwe wetten maken, voor de meeste vormen geen probleem
maar vb. burgerwacht: dan mag je niemand aanhouden of geweld gebruiken
bij een verdacht persoon.
2. Sturing in wisselwerking tussen overheid en middenveld (vb. vakbonden, mutualiteiten, …)
o Doelstellingen overheden & maatschappelijke organisaties lopen parallel
o Complementair (ze vullen elkaar aan)
Overheid: regels uitvaardigen en belastingsgeld ter beschikking stellen
Middenveld: vertrouwen bij achterban en implementatiecapaciteit
=> Overheid zet grote lijnen uit en voorziet middelen.
=> Particuliere organisaties doen de concrete invulling en uitvoering.
=> Vb. Sociale woningbeleid Nederland: tijd van slechte leef- en arbeidsomstandigheden. Eerst een soort
van maatschappelijke zelfsturing dus verschillende bewegingen die sociale woningen hebben gebouwd.
Na een tijd vond de overheid dat een goed idee. Ze wouden het niet zelf doen dus hebben een kader met
criteria ontwikkeld. Komt niet zo vaak voor. Je moet al volledig gelijklopende belangen hebben tussen
beide. Tegenwoordig zie je vaak dat het middenveld net tegenover de overheid staat.
, 3. Sturing door de markt
o Maatschappelijke problemen oplossen door marktprikkels en concurrentie
o Voorwaarde: markt werkt optimaal als er voldoende aanbieders zijn
o Consumenten kiezen vrij in welke mate ze goederen of diensten tegen een bepaald prijs- en
kwaliteitsniveau willen consumeren
=> Markt stuurt niet doelbewust, maar schept situatie waarbij burgers en bedrijven hun activiteiten
‘spontaan’ op elkaar afstemmen
=> Overheid bewaakt de marktwerking
=> Vb. Pensioenen: Al jaren een probleem dat door de vergrijzing onze pensioenen niet meer
gegarandeerd kunnen worden of te laag zullen liggen. De overheid heeft dit eerst zelf proberen oplossen.
Eg. Zilverfonds: kas waar overschotten in werden gestort = lege doos. Een van de oplossingen komt
vanuit de markt: aanvullende pensioenfondsen. Zij creëren een wettelijk kader, maar het zijn de banken
en de verzekeraars die het aanbieden.
Overheidssturing is toch nodig
- Reden: ongecontroleerde machtsuitoefening door maatschappelijke deelbelangen en bedrijven
=> Overheid moet marktimperfecties opvangen
=> Mensen die aan de rand van de samenleving leven (ouderen, gehandicapten, kwetsbaren, zieken, …) Die
mensen zijn niet interessant voor de markt en kunnen zich in het spel van vraag en aanbod niet sterk houden.
Voor hun problemen is er geen oplossing via de markt en is er dus overheid nodig. De markt heeft imperfecties
die de overheid corrigeert met beleid. Welvaartstheorie houdt rekening met de gebreken van de overheid. Toont
elke keer dat de overheid tekort kan schieten bij het oplossen van imperfecties.
- Welvaartstheorie onderscheidt (5 redenen + oorzaken waarom de overheid zou falen hierin)
o Vijf marktimperfecties: taak van overheid
o Risico’s van overheidssturing: overheidsfalen
1e reden: preventie van monopolies en kartels
- Problemen van de markt
o Belangrijke voorwaarde voor goede marktwerking = voldoende aanbieders en vragers
o Monopolies of marktkartels tasten consumentensoevereiniteit aan
=> Hogere prijs en/of mindere kwaliteit
=> Monopolies (= 1 aanbieder die prijs bepaalt) of kartel (= enkele aanbieders die prijsafspraken maken).
Omdat ze als enige aanbieder zijn kunnen ze prijs en kwaliteit bepalen, consumenten kunnen toch
nergens anders terecht.
o Overheid kan reageren door antikartelwetgeving en toezicht op fusering en overnames
Vb. Europese Commissie & Europees Hof van Justitie kunnen beboeten.
Vb. Ryan Air die Airlink wou overnemen
- Problemen van overheidssturing
o Dubbelhartigheid van overheden
Beginsel van vrije mededinging vs. Tewerkstelling
Vb. Nationale luchtvaartmaatschappijen
Niet willen, coronacrisis: grote bedrijven steunen door subsidies om jobs te kunnen redden.
o Machteloosheid van overheden tegen multinationals
Vb. Belgische regering vs. Electrabel (Suez-groep)
Niet kunnen, te weinig macht. Ondanks klimaatcrisis toch kerncentrales langer openhouden.
In onderhandeling met Engie hierover. Engie heeft Electrabel gekocht.
2e reden: productie van collectieve goederen
- Beperking van de markt
o Collectieve goederen = goederen die – eenmaal geproduceerd – door iedereen kunnen gebruikt
worden
o Free-riding (cfr. Hardin (1967): Tragedy of the Commons)
o Economisch niet aantrekkelijk
=> Overheid legt kosten dwingend op aan alle burgers om de productie en onderhoud van collectieve
goederen te financieren
, => Vb. defensie: niemand wil er in vredestijd in investeren dus moet overheid ze zelf produceren en dit
daarna doorrekenen aan de burgers via belastingen. Overheid gaat collectief goed produceren of
reguleren. Moeilijk om burgers uit te sluiten van defensie. Daarom is het ook een collectief goed.
=> Tragedy of the commons: Feodale Engeland, boeren geven deel vd winst aan feodale heren. Feodale
heren maakten een deel van hun land common (gemeenschappelijk). Alle boeren kunnen stuk land
gebruiken maar voordeel van rund te laten grazen is individueel. Het nadeel van begrazing is gedeeld
aangezien het stuk grond direct kapot gaat wanneer boeren willen maximaliseren door alle schapen erop
te zetten.
=> Free riding: vb. vaccinatie, je niet laten vaccineren omdat iedereen rondom jou zich heeft
gevaccineerd en dan is erg een gevaar vr het kind. Individueel rationeel maar als iedereen zo zou denken
dan zou dat niet werken. Mensen maken er wel gebruik van maar dragen niet bij.
- Problemen van overheidssturing
o Weinig zuivere collectieve goederen
o Semi-collectieve goederen (Vb. Openbaar vervoer)
o Overheid zelf monopolies gecreëerd
Ondoelmatig
Klantonvriendelijk
=> Privatiseren van semi-collectieve goederen
<-> Onrendabele deelactiviteiten
=> Weinig zuivere collectieve goederen vb. openbaar vervoer: betalend maken voor zij die het gebruiken
waardoor je wel mensen ervan kan uitsluiten om het te gebruiken. Hierdoor creëer je semi collectieve
goederen. Overheid laat zelf een monopolie starten. Dan heb je het probleem dat organisaties collectieve
goederen privatiseren. Bij openbaar vervoer gaat men drukke punten goed onderhouden en goedkoop
houden maar niet drukke punten gaan ze afschaffen of slecht onderhouden.
3e reden: regulering externe effecten
- Beperkingen van de markt
o Vrije markt: groot aanbod van goederen en diensten
o Neveneffecten die QoL negatief beïnvloeden
=> Vb. Oosterweeldebat
=> Overheid: bestrijden van negatieve sociale en milieueffecten van marktwerking door het opleggen van
bepaalde normen middels een systeem van vergunningen en inspecties
=> Grote bedrijven zoals H&M, met grote vraag en aanbod, kunnen prijzen laag houden door negatieve
effecten te externaliseren. Nadelen voor de maatschappij. Je hebt een overheid nodig die externe
effecten wel doorrekenen of wel reguleren vb. voor vervuiling betalen of wetgeving omtrent vervuiling
en arbeidsomstandigheden.
- Problemen van overheidssturing
o Verhoging van de kosten door het afwentelen van neg ext eff op de maatschappij
Vb. Mestactieplan
o Verzwakking van de concurrentiepositie (als producten duurder worden)
Vb. Kyoto en Kopenhagen
Vb. als je klimaatakkoord tekent moet je je houden aan de eisen, dit gaat productie duurder
maken/beperken waardoor je concurrentie positie verzwakt. VS wou niet meegaan in
klimaatakkoord omdat CH dit ook niet ging doen. Zou hun concurrentie positie verzwakken
ten opzichte van hen.
o Bureaucratisering en gebrek aan coördinatie
Vb. Minister van administratieve vereenvoudiging
4e reden: beheersing van bemoeigoederen
- Beperkingen van de markt
‘Merit goods’: markt produceert deze goederen (prijs is hoog en aanbod geconcentreerd in
steden)
<-> overheid wil ze voor breder publiek toegankelijk maken
Vb. Cultuur en kranten (stimuleren => subsidies)
Worden dr de markt aangeboden aan niet zo een goede voorwaarden en niet overal