INLEIDING
Het Oude Testament:
- Juridische handeling/bepaling waarin een persoon goederen/wislbeschikking vastlegt die hij nalaat na zijn
dood
- Figuurlijk: boodschap of ultieme verklaring van een (bekend) persoon, laatste werken van een kunstenaar
- De twee delen van de Bijbel
- De Hebreeuwse term berît ()תירב: «verbond »
- Vertaald in het grieks door de term diathèkè (διαθήκη): «wilsbepaling, testament» versus sunthèkè
(συνθήκη): « alliance»
TeNaK Oude Testament
Joodse/Hebreeuwse Bijbel
Torah – de Wet De Pentateach (de vijf rollen, o.a. Genesis en
Exodus)
Nebi’im – de Profeten De historische boeken
Ketouvîm – de geschriften (geschiedenis van joodse De poëtische boeken (Psalmen en
volk) Wijsheidsliteratuur)
De profetische boeken
1
, DEEL I:
VAN MYSTERIE NAAR ONTLUISTERING
Vroeger: de Bijbel is een mysterie want door Latijnse taal heeft men geen idee wat er gelezen wordt
Nu: er is sprake van ontluistering, aangezien de Bijbel nu eerder als een mythe wordt gezien waarbij de magie
volledig verdwenen is; Christelijk geloof is geen vanzelfsprekendheid meer
Reacties:
- Radicale afwijzing van Christendom
- Gehele onverschilligheid
- Vastklampen aan laatste zekerheid (fundamentalisme)
- Groeien naar een nieuwe religieuze openheid
Christelijk geloof is in crisis in
West-Europa (secularisering:
geloof bepaalt politiek, cultuur
en dagelijks leven niet meer),
maar is zeker niet wereldwijd
het geval!
Factor 1: Cultuur-historische ontwikkeling
- Premoderniteit:
• Het gehele leven werd bepaald door religieuze overtuigingen (de «Christenheid»)
o Filosofie, ethiek, politiek, kunst, literatuur, …)
o Zowel op individueel als maatschappelijk niveau
• Religie en cultuur zijn heel nauw met elkaar verbonden
• Stabiele wereld waarbij elke vraag beantwoord werd door christendom
- Moderniteit (vanaf 18de eeuw):
• Opkomst positieve wetenschappen & focus op rationaliteit: alles moet verklaarbaar zijn
• 2 processen:
o Structurele differentiëring:
▪ Religie als afzonderlijk, autonoom domein i.p.v. overkoepelend domein
▪ Enkel belangrijk in privésfeer, speelt geen rol in publiek domein
▪ Christelijke samenleving bestaat niet meer
o Functionele rationalisering:
▪ Vanuit verlangen naar veiligheid en zekerheid moet de mens kritisch nadenken
en bepalen wat waar en onwaar is (permanente reflexiviteit)
▪ Enkel wat rationeel verklaarbaar is, is waar en heeft waarde & wat niet
objectief/meetbaar/controleerbaar is, is subjectief
▪ Religie is een primitief fenomeen: antwoorden aangereikt in tijden ‘waarin men
nog niet beter wist’
▪ Paradox: hoe meer inzicht men krijgt, hoe meer men beseft dat men veel nog
niet weet
2
,- Postmoderniteit:
• Breuken in moderniteit, moderne mens botst op eigen grenzen want niet alles is beheersbaar en
verklaarbaar (bv. sociale onrechtvaardigheid)
• Ervaring van menselijke onmacht en ontoereikendheid & transcendente (bovennatuurlijke)
werkelijkheidsfactoren
• Religie (zonder god) < religio
o Cicero (106-43 BCE): re-legere: her-lezen op repetitieve manier om te kunnen begrijpen
o Lactantius (250-320 CE): re-ligare: repetitief her-verbinden of intensief sterk binden
o Religie: aandachtige lezing van wat de mens en het transcendente verbindt
Factor 2: Bewustwording van Bijbel als ‘vreemd’ fundament
- Christendom zelf is in feite vreemd
- Bijbel: verschillende boeken, inhouden, genres, auteurs en tijdperken
- Bijbelse teksten hebben nood aan ‘exegese’: uitleg, interpretatie, betekenisgeving
• Communicatie en interpretatie zijn samenspel van verschillende factoren:
o Subject: auteur en lezer
o Vorm (waarin gecommuniceerd wordt)
o Context (waarin communicatie tot stand komt)
• 2 factoren die juiste interpretatie van tekst bepalen:
o De mate waarin de schrijver en lezen dezelfde ervaringswerkelijkheid delen
o De mate waarin de inhoud en uitdrukkingsvorm van de boodschap specifiek en/of
gespecialiseerd van aard zijn
• Probleem: geen directe toegang vanwege schriftelijke communicatie, afstand/kloof tss beide
werelden
Verschillende factoren om rekening mee te houden
1. Exegeten als outsiders
• Hedendaagse lezer is niet de oorspronkelijk geadresseerde & maakt geen deel uit van dezelfde
leefwereld
• Ter illustratie:
o Deuteronomium 12,1: ≪ Hier volgen de voorschriften en bepalingen die u in het land
dat de Heer, de God van uw vaderen , u in bezit geeft, nauwgezet moet volbrengen,
zolang u op die grond zult leven≫
o Psalm 137,1: ≪ Aan de stromen van Babel, daar zaten wij neer, daar weenden wij
tranen, denkend aan Sion≫
o 1 Korintiers 1,1: ≪ Van Paulus, door de wil van God geroepen tot apostel van Christus
Jezus, en van onze broeder Sostenes, aan de gemeente van God te Korinte ≫
2. Taalbarrière
• Geen levende talen meer, wel enkele varianten
o Oude Testament: Hebreeuws – Aramees - Grieks
o Nieuw Testament: Grieks
• Taalsysteem van Hebreeuws verschilt sterk van Nederlands
• Traduttore traditore; traduire, c’est trahir – vertalen is verraden
o Exacte vertaling is moeilijk, interpreteren gebeurt automatisch
o Interpretatie in het kwadraat: vertaler interpreteert én lezer interpreteert
• Woordspelen, eenmalige uitdrukkingen en woorden, …
3. Culturele kloof
• Context: Nabije Oosten
o Patriarchaal (geen vrouwenempancipatie)
o Slavernij aanvaard
3
, o Focus op het lokale en particuliere van steden en dorpen (≠ mondiaal)
o Economisch: veeteelt en landbouw
o …
• Culturele kloof impliceert dat de Bijbelse tekst vaak (historische en culturele) verduidelijking nodig
heeft
• Belangrijk om te kijken welke tekst in welke context is geschreven om deze te kunnen begrijpen
4. Chronologische kloof
• Bijbel is geen geschiedenisboek
• Bijbel ontstaan over vele eeuwen heen:
o Oude Testament: 8ste (?) – 1ste eeuw voor Chr.
o Nieuwe Testament: 1ste–2de eeuw na Chr.
• Historische context van elke tekst afzonderlijk achterhalen?
5. Gegroeide geschriften
• Verschillende auteurs per tekst: langdurig proces van redactie, herschrijving en aanvulling
• Zekerheid over auteur en auteursrechten waren onbestaande
• Pseudepigrafie: pseudoniem van grote figuren uit de oudheid om ze als gezagsvol te presenteren
6. Veelheid van teksten
• Bijbelse literatuur: neerslag van cultureel en theologisch gedachtegoed; in verschillende
perioden, door verschillende auteurs, over verschillende eeuwen geschreven
• Verzameling boeken die herhaaldelijk werden bewerkt en nadien in verschillende versies zijn
overgeleverd
• Geen autograaf (oorspronkelijk manuscript van auteur)
• Bijbeltekst die wij hanteren is niet ‘dé tekst’, maar ‘een bijbeltekst’
• Tekstkritiek:
o Geschiedenis vd tekst als fysisch product proberen na te gaan
o Studie van materiële tekst versus Bijbel moet belangrijk aandachtspunt zijn voor de
exegeet
o Diplomatieke editie: één manuscript kiezen voor uitgave, in de voetnoot staan dan alle
varianten van dit manuscript
o Eclectische editie: verschillende varianten samenvoegen tot één nieuw hypothetisch
manuscript (cf. Nieuwe Testament)
7. Bijbel als ‘Heilige Schrift’
• Niet geschreven door God, wel mensenwerk a.g.v. bepaalde ervaringen waarin men God is
tegengekomen (niet letterlijke woord van God)
• Fungeert binnen een geloofsgemeenschap als Heilig Schrift
• Risico op ‘eisegese’ i.p.v. ‘exegese’: betekenis in-leggen; interpretatie door projectie van eigen
vooronderstellingen; vanuit eigen traditie lezen
Gevaar: vastgeroeste interpretaties als absolute waarheden beschouwen
4