F
FISCALITEIT
Mark Delanote
Samenvatting Fiscaliteit, academiejaar 2018-2019
Maxime Deveen
,Deel 1: Algemene principes van het Belgisch belastingrecht
Hoofdstuk 1: Inleiding
Het fiscaal recht is de rechtstak waarin is vastgelegd welke financiële prestaties de overheid kan
vragen van de individuele deelnemers aan onze samenleving. Als dusdanig behoort het tot het
publiek recht.
Het recht om belastingen te heffen komt toe aan elke staat. De bevoegdheid van de Staat wordt
uiteraard wel beperkt door het territorium waarop de Staats zijn bevoegdheden kan uitoefenen. Dit
inzicht vormt de basis van het territorialiteitsbeginsel.
→ Op grond van dit beginsel kan een staat dan ook uitsluitend belastingen heffen t.a.v. personen die
op het grondgebied van die staat gevestigd zijn of de nationaliteit van die staat bezitten of t.a.v. die
met het grondgebied van die staat verbonden zijn.
Hoofdstuk 2: Definitie en functie van de belasting
Vanuit een juridische benadering kan de belasting als volgt worden gedefinieerd: “De belasting is de
rechtsband tussen een belastingplichtige en een overheid waarbij een heffing of prestaties worden
opgelegd ten behoeve van het Rijk, de gemeenschap, het gewest, de provincie, de gemeente of de
agglomeratie, aan personen die op het grondgebied van het Rijk verblijven of er belangen aan
hebben, teneinde in de openbare uitgaven als geheel genomen te voorzien.”
Uit deze definitie van het begrip ‘belasting’ kunnen 4 essentiële elementen worden gehaald:
• Een rechtsband;
• Tussen de overheid en de belastingplichtige;
• Met als voorwerp een heffing of prestatie;
• Met als doel te voorzien in de openbare uitgaven.
De belasting doet in eerste instantie een rechtsband, een juridische relatie ontstaan tussen de
overheid en de belastingplichtige. Aan deze rechtsband is een materieel en een formeel aspect
verbonden.
Een materiële belastingschuld is een belastingschuld die voortvloeit uit de toepassing van de
belastingwetten. Als iemand bijvoorbeeld een inkomen van € 50.000 verdient, heeft hij bij een tarief
van bijvoorbeeld 10% voor de inkomstenbelasting een materiële belastingschuld van € 5.000
opgebouwd. Deze schuld is nog niet afdwingbaar; eerst moet de schuld geformaliseerd worden.
Een formele belastingschuld is de belastingschuld die door formalisering afdwingbaar is geworden.
Formalisering vindt plaats door de werking van formeel belastingrecht op de materiële
belastingschuld. Als de eerder als voorbeeld genoemde 50.000 euro nu worden aangegeven en er
een belastingaanslag volgt, dan is hiermee de belastingschuld afdwingbaar geworden. Er is nu een
formele belastingschuld ontstaan.
Het geheel van specifieke wettelijke toepassingsvoorwaarden van elke belasting wordt het
‘belastbaar feit’ genoemd. → Wanneer de specifieke toepassingsvoorwaarden van een belastbaar
feit vervuld zijn, wordt het belastbaar feit voltrokken. (Kan onmiddellijk, bv. erfbelasting of na
verloop van een tijdspanne, bv. inkomstenbelasting).
1
,Partijen bij de rechtsband:
Welke overheden belastingen kunnen heffen in vastgelegd in Art. 170 en 173 GW:
• De staat (inkomstenbelasting, btw, douanerechten …)
• De gemeenschappen en/of de gewesten (leegstandsheffing, afvalheffing …)
• De provincies, de gemeenten evenals de agglomeraties en federaties van gemeenten
(belasting tweede verblijf, belasting op verspreiden reclamedrukwerk …)
Overzicht federale belastingen:
• De inkomstenbelasting *
• De met de inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen (heeft niets met
inkomstenbelastingen te maken, het heeft enkel betrekking op de toepasselijke procedure).
o de verkeersbelasting
o de belasting op de inverkeerstelling
o de belasting op spelen en weddenschappen
o de belasting op automatische ontspanningstoestellen
o de belasting op de deelname van de werknemers in de winst of in het kapitaal van de
vennootschap
• De belasting over de toegevoegde waarde (btw)
o De btw is een omzetbelasting, het treft het omzetcijfer en niet de winst.
o Grotendeels een Europese belasting
• De douanerechten en de accijnzen
o Douanerechten zijn belastingen op invoer / uitvoer
o Accijnzen zijn belastingen op het binnenlands verbruik van bepaalde goederen
• De registratie-, hypotheek- en griffierechten
o Registratierechten: belasting op het registreren van bepaalde akten vb. verkoop
onroerend goed.
o Hypotheekrechten: belasting op het vestigen van een hypotheek op onroerende
goederen.
o Griffierechten: belasting op bepaalde handelingen in hoven en rechtbanken vb.
rolrecht, aflevering van uitgiften …
• De successierechten (erfbelasting)
o Belastingen die verschuldigd worden n.a.v. de overdracht van vermogen door
overlijden.
• De diverse rechten en taksen
* De inkomstenbelasting
De hedendaagse inkomstenbelastingen zijn in de eerste plaats een belasting op het ‘inkomen’, dat
wil zeggen de opbrengsten uit verrichtingen (prestaties) en uit vermogen.
De inkomstenbelastingen omvatten 4 verschillende soorten belastingen:
• Personenbelasting (PB)
• Vennootschapsbelasting (Ven.B)
• Rechtspersonenbelasting (RPB)
• Belasting van niet-inwoners (BNI)
2
, Voorheffingen en voorafbetalingen: de verschillende voorheffingen zoals de onroerende
voorheffingen (OV), de roerende voorheffingen (RV) en de bedrijfsvoorheffing (BV), evenals het
stelsel van de voorafbetalingen (VA) vormen in de regel geen eigenlijke belastingen! Het zijn
technieken om de inning van de 4 hogervermelde inkomstenbelastingen te vervroegen.
De regionale belastingen
Sinds begin jaren ’70: staatsstructuur gewijzigd → bevoegdheden die vroeger tot de Staat
behoorden, worden nu geregeld door de gewesten en gemeenschappen.
De regionale belastingen zijn dus belastingen van gemeenschappen en gewesten. Deze hebben een
eigen grondwettelijke fiscale bevoegdheid, weliswaar alleen in materies waarvoor de
gemeenschappen en gewesten bevoegd zijn. Bijvoorbeeld voor leegstandsbelasting,
oppervlaktewater, afvalstoffen …
Naast de grondwettelijke bevoegdheid tot belasting heffen beschikken de gedecentraliseerde
besturen ook over een ‘toegewezen fiscale bevoegdheid’ → Wanneer de bevoegdheid m.b.t. reeds
bestaande federale of staatsbelastingen geheel of gedeeltelijk aan de lagere overheden werd
toegewezen. Bijvoorbeeld successierechten, registratierechten, onroerende voorheffing,
verkeersbelasting …
De lokale belastingen
De grondwettelijke gewaarborgde bestuurlijke autonomie van provincies en gemeenten (lokale
besturen) heeft als logisch gevolg dat zij belastingen kunnen heffen. Zij hebben dus ook een eigen
fiscale bevoegdheid maar alleen in materies waarvoor gemeenten en provincies bevoegd zijn.
Bijvoorbeeld: belasting op paarden, honden, parkeren, druivenhokken, tweede verblijven …
Ook de provincies en de gemeenten beschikken over een toegewezen fiscale bevoegdheid.
Bijvoorbeeld: aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting; provinciale en gemeentelijke
opcentiemen op de onroerende voorheffing.
Financieel doel van de belasting:
Zoals eerder aangehaald is het doel van een belasting het voorzien in de openbare uitgaven. We
kunnen de belasting onderscheiden van andere heffingen zoals:
• Verhaalbelasting: Belasting waarbij de kosten voor bepaalde werken voor de personen zijn
die er het genot van hebben.
• Retributies: betalingen van de burger aan de overheid als rechtstreekse vergoeding voor een
dienst die hij van de overheid ontvangt, waarbij hij persoonlijk voordeel heeft en waar hij
veelal vrijwillig een beroep op doet, bv. parkeerretributies (je bent niet verplicht om je te
gaan parkeren op een betalende parkeerplaats).
• Parafiscale bijdragen: Deze bijdragen worden niet door de Staats als dusdanig geïnd maar
door autonome openbare instellingen. De meeste bekende parafiscale bijdragen zijn de
socialezekerheidsbijdragen.
3