Cultuur en Mentaliteitsgeschiedenis:
Les 1: Inleiding:
1. Inleiding en afbakening
1.1. Wat is cultuurgeschiedenis?
‘Cultuur’:
- Oorsprong in de landbouw
Cultuur komt van het woord ‘colore’ en verwijst naar bewerken.
Cultuur komt van cultiveren, bewerken van gewassen en het houden van vee en dieren.
- In 16de eeuws Engeland verwees het woord niet enkel naar grond maar ook naar mensen.
Cultuur wordt beschouwd als de hele mentale ontwikkeling van mensen, als beschaving.
- In de 18de- 19de eeuw tijdens de Romantiek wordt er benadrukt dat er ook andere
ontwikkelingsbanen mogelijk zijn, die zich kanten tegen vooruitgang en modernisering.
‘Cultuur’ wordt gebruikt om specifieke gewoonten en denkbeelden van een volk aan te duiden.
- In de 19de eeuw verwijst ‘cultuur’ voornamelijk naar volkeren
- De betekenis van cultuur veranderdert drastisch in de 19de- 20ste eeuw.
Dit vindt zijn uiting in nationale historische tradities die heel uitlopend zijn en een verschillende
invulling van cultuurgeschiedenis.
- Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw omdat ‘cultuur’ een heel brede betekenis:
Niet enkel taal, kunst, rituelen maar ook eetcultuur, slaapgedrag, …
- De 3 betekenissen vandaag:
Algemeen proces van (geestelijke) ontwikkeling
Een specifieke manier van leven van een groep mensen
Het resultaat en de praktijk van intellectuele of artistieke activiteit
‘Cultuurgeschiedenis’:
- Kulturgeschichte (DUI)
Meer nationale vormen van taal
Een cultuur die eigen is aan een bepaald taalgebied
- Cultural history (UK) / Civilization history (USA)
Houden zich vooral bezig met artistieke producten en wetenschap
- Histoire des mentalités (FRA)
Focus op wijze van denken, mythes en denkkaders
1.2. Een gecontesteerd begrip:
- Elitair-democratisch
In deze periode heeft cultuur een heel sterke elitaire inleving.
Een bepaald deel van de bevolking wordt op dat moment als representatief gezien voor de
tijdsgeest
Late 18de-19de eeuw: intellectuelen, kunstenaars, de oude meesters
Charles Dickens met ‘Bleak house’: grote bestseller
20ste eeuw: verbreding tot de non-elite:
Volkscultuur, subculturen, groepsculturen…
Iedereen produceert cultuur
- Uitzonderlijk-alledaags // Bewust-onbewust
Van verheven invulling (bewust)
High culture, beschaving, ideeëngeschiedenis
Bij uitstek gericht op wetenschap en kunsten
Naar alledaagse (onbewust)
Mentaliteiten, rituelen, symbolen, gewoonten, consumptie
- Mentaal – materieel
Wat is de rol van het culturele?
Wordt cultureel gedetermineerd door de eco-pol-soc en maatschappelijke context?
Of determineert cultuur de eco-pol-soc en maatschappelijke context?
Jaren ’50 en ’60: cultureel marxisme
Cultuur wordt gedetermineerd door de materiële basis
De Renaissance is het gevolg van de klassestrijd
De cultuur is bepaald door de pol-eco-soc context
Jaren ’80: poststructuralisme
1
, Mensen zijn gevangen in hun eigen cultuur en cultuur staat tussen de mensen en de
werkelijkheid
De werkelijkheid wordt gevormd door cultuur
- Andere:
Man-vrouw, westers-oosters
1.3. Een historiografisch perspectief:
- De veranderende visie op cultuur in de historische academische discipline :
‘Cultural history’
Van ca. 1850 tot ca. 1980
Geleidelijke ontvoogding van een residuaire categorie naast politieke, economische en
sociale geschiedenis
Overwicht van structuralistische visies op cultuur
- ‘New cultural history’
Vanaf ca. 1980
Cultuur als cruciaal verklaringselement: het cultuurproduct “taal” als hoeksteen van de
historiografie
Post-structuralisme & linguistic turn/post-modern turn
- Peter Burke:
Cultuurgeschiedenis is geen domein dat echt te definiëren valt, het wordt steeds groter, we
kunnen niet anders dan een proces van verbreding en democratisering van cultuur centraal
nemen.
We werken met verschillende benaderingen, methoden, interpretaties van wat cultuur is die
veranderd zijn doorheen de geschiedenis.
1.4. Kenmerken:
- Typische eigenschappen van cultuurgeschiedenis:
Focus op menselijke subjectiviteit: belang van (post)structuralistische benaderingen
Cultuuruitingen staan niet op zichzelf maar zijn een uiting van een diepere structuur die
onze cultuur kenmerkt
Met een holistische benadering: gericht op collectieven
Cultuur wordt gedeeld door verschillende mensen
Je kan de cultuur enkel begrijpen door ook naar de samenleving te kijken
Gebaseerd op hermeneutische interpretatie: in plaats van een oorzakelijke
1.5. Doelstellingen:
- Geschiedenis en evolutie van de eigen discipline
Vervolg op historiografie
- Aanknopingspunt voor duiding van recente trends
Belang van culturalistische verklaringen
- Cultuurgeschiedenis als bron van kritiek en theorie
Kritiek op Rankeaans empiricisme
Cultuurgeschiedenis als ‘toolkit’
- Twee grote fases:
Cultural History (vanaf ca. 1850)
The Great tradition tot WO I dominant
The Rise of Popular culture vanaf WO II dominant
o De Marxistische inbreng
o De inbreng van de Annales-school
o De inbreng van de historische antrolopogie
The New Cultural History (vanaf ca. 1980)
Cultuur en macht
Taaln “verhaal en waarneming”
Implementaties
De New Cultural History voorbij (heden)
Nasleep en reactie.
2
,Les 2: ‘The Great Tradition’ (begin 19 de eeuw – WOII):
- The Great Tradition is het fundament/bakermat van de cultuurgeschiedenis dus een groot
voorbeeld voor later maar tegelijkertijd ook een voorbeeld waar men zich tegen gaat afzetten
1. Ontstaan van ‘The Great Tradition’
- Het is een heel brede traditie, de cultuurhistorici waren toen namelijk niet allemaal historici.
Ze bevinden zich op een domein dat veel breder is en in een periode waar deze ‘cultuurhistorici’
evengoed gezien worden als de stamvaders van de sociologie, antropologie, …
Deze traditie werkt dus interdisciplinair en grensoverschrijdend.
Belangrijk is dat ze binnen het domein van de geschiedenis zelf geen dominante positie gaan
innemen en niet veel invloed hebben.
Dit omdat de academische geschiedschrijving op dat moment (ontstaan in het midden van de
19de) vooral gericht is op de politieke- en rechtsgeschiedenis.
Culturele geschiedenis wordt op dat moment nog erg gewantrouwd.
- Die Great Tradition ontstaat in dezelfde (intellectuele als geografische) ruimte als de politieke
geschiedenis:
19de eeuw in Duitsland.
- En zijn ook heel erg gevormd door de Duitse intellectuele traditie:
Historicisme: historisch onderzoek als een kritische academische discipline
Neigt heel sterk naar politieke thema’s (vooral de vorming van de Duitse staat):
o Welke politieke instellingen ontstaan er binnen bepaalde grenzen?
Ten dienste van de ‘natiestaat’:
o Duitsland was aanvankelijk zeer verbrokkeld en het proces van natievorming en
staatsvorming liet lang op zich wachten
Geworteld in de filosofie van Herder en Hegel
Relatie tussen natie en staat:
o De geschiedenis verloopt volgens onvermijdelijke wetmatigheden
Bv.: binnen een bepaalde groep van mensen die in eenzelfde gebied leven
ontwikkelt zich doorheen de tijd dezelfde taal, waarden, normen, geloofsopvatting
en cultuur zorgen voor de ontwikkeling van een natie zorgt voor zelfontplooiing en
zo voor de ontwikkeling van een natiestaat = eindpunt geschiedenis
o Dit historisch proces is universeel maar gebeurd op verschillende plaatsen aan
verschillende snelheden en op verschillende manieren.
o Elke cultuur en tijdperk is uniek en moet op zichzelf begrepen worden (vanuit haar eigen
denkbeelden en patronen)
Von Ranke:
De geschiedenis wordt inderdaad gekenmerkt door wetmatigheden die we kunnen
bestuderen op een wetenschappelijk onderbouwde manier d.m.v. methoden die erg
gelijkend zijn op de methoden van de exacte wetenschappen
o Doel: geschiedenis/historische fenomenen verklaren door bronnenonderzoek en zo
objectieve wetmatigheden bloot te leggen
Uitgewerkt technisch repertorium van allerlei manieren waarop je historische
bronnen kan analyseren om zo objectief mogelijk te zijn (Klemtoon op schriftelijke
administratieve bronnen: betrouwbaar)
- Dat historicisme was op dat moment dominant aan de universiteiten.
De cultuurhistorici delen enkele denkbeelden met Von Ranke:
De geschiedenis kent enkele wetmatigheden -> elke tijdperk en elke cultuur is uniek
- Maar zetten zich voornamelijk af tegen andere elementen:
Meer nadruk op idealisme van Hegel:
3
, De ontwikkeling in de loop van de geschiedenis kan niet begrepen worden zonder het
menselijk bewustzijn (‘geest’: geheel van allerlei denkpatronen die in een cultuur aanwezig
zijn)
Niet zozeer politieke ontwikkeling maar culturele ontwikkeling (ontwikkeling
volksziel/volkscultuur) is belangrijk om tot een natiestaat te komen
- De eerste experimenten met cultuurgeschiedenis gebeurden door ‘einzelgängers’ binnen het Duitse
historicisme.
2. De Renaissance van Burckhardt:
= eerste belangrijke cultuurhistoricus
- Burckhardt is afkomstig uit de Duitse intellectuele ruimte en studeerde rechten en geschiedenis en
heeft les gekregen van Von Ranke.
Hij had echter enkele andere opvattingen dan zijn leerkracht.
Hij is er bekend geworden door ‘Die kultur der Renaissance in Italien’ uit 1860.
- Zijn metafoor over de Renaissance:
Wisselwerking tussen het objectieve (maatschappij) en het subjectieve (individu).
Het individu wordt bepaald door het geheel en het geheel wordt bepaald door het individu.
In de Renaissance leeft de mens niet meer in een ‘waas’ zoals in de middeleeuwen, nu mogen
ze meer ‘vrij’ denken en zichzelf ontdekken.
De realiteit die men in de Renaissance ontdekt is ‘echt’.
Hij veronderstelt dus dat de Renaissance een soort eindpunt is:
Het individu wordt herontdekt en bevrijd en is niet meer zomaar lid van sociaal-collectieve
verbanden die je identiteit bepaalden in de middeleeuwen het is een nieuwe
bewustvorming/bewustwording van het individu.
Hij beschrijft een heel tijdperk/cultuur als gekenmerkt door 1 enkel beginsel:
Individualisme/ontplooiing van het individu. Dit staat centraal voor de moderniteit.
- Haaks op de ideeën van Von Ranke:
De menselijke bewustwording/mentale ontwikkeling is in staat om een enorme transformatie
van de staat in gang te brengen (niet door economische of politieke ontwikkelingen)
Methoden:
Hij verwijst naar bronnen van denkbeelden en ideeën van mensen die (onbedoeld of
onbewust) hun mening weergeeft over het belang van het individu (niet naar
administratieve/institutionele bronnen)
Hij wil geen gebeurtenissen verklaren maar maakt gebruik van intuïtie, empathie en
verbeelding om de wereld van toen te reconstrueren, de begrijpende rol van de historicus is
veel groter
Hij sluit aan met het concept van de ‘Zeitgeist’ (tijdgeest) van Hegel:
Het tijdsperk van de Renaissance is uniek en wordt gekenmerkt door een aantal
eigenschappen en een eigen bewustzijn.
Die ontplooiing van het individu tijdens de Renaissance is te zien in al de producten van die
tijd.
Zo gaat hij op een specifieke manier met zijn bronnen om:
o Alles wat geproduceerd wordt binnen dat tijdperk is een uiting van dezelfde tijdsgeest.
o Voor hem is het dan ook oké om citaten van allerlei mensen samen te voegen tot één
coherent betoog, want in elke cultuurvorm zit toch dezelfde tijdsgeest en is homogeen.
Hoe?
‘Begrijpend lezen’ van literatuur en kunst als relicten van ‘beschavingen’
Herwaardering van niet-administratieve bronnen
Focus op ‘high culture’: door elite, over elite en voor elite
4