Topografische en klinische anatomie
Neuro-anatomie: Beschrijvend deel van de neuro-anatomie
Embryonale oorsprong
Alles start vanuit de neurale plaat, van ectodermale
oorsprong. Dit is een differentiatie van het epitheel.
Op een bepaald moment in de embryonale
ontwikkeling gaat deze plaat instulpen, en vormt ze
een groeve. Dit is de neurale groeve. De wanden
van deze groeve gaan naar elkaar toegroeien en er
ontstaat een neurale buis. Deze buis ligt volledig
ingebed in mesodermaal weefsel.
Het sluiten gebeurt centraal, en zet zich verder van
craniaal naar caudaal.
De openingen die nog overblijven aan kop en staart
worden de neuroporus genoemd.
Wanneer deze neurale buis zich nooit sluit, krijgen we het
fenomeen van de openrug. Dit komt zowel bij mens als
dier voor.
Aan de kop, helemaal craniaal, zien we een dilatatie van
de neurale buis. Deze zwelling vormt 3 blaasjes:
1) Prosencephalong
2 dilataties die de 2 hersenhemisferen vormen
Het middendeel wordt het diencephalon
2) Mesencephalon
Blijft redelijk beperkt (minder differentiatie)
3) Rhombencephalon
• Metencephalon
• Myelencephalon
,Schema ontwikkeling van hersenblaasjes:
ZENUWWEEFSEL
Het zenuwweefsel bestaat uit neuronen en neurogliacellen:
NEURONEN
1) Multipolair neuron: langs de ene kant een dendriet met meerdere uitlopers. Langs de
andere kant een lange uitloper, het axon.
2) Bipolair neuron: met maar 1 uitloper, het axon en het zenuwcellichaam ligt op het verloop
van het axon. het korte gedeelte van het axon doet deel als dendrietzone.
Bv. in retina, olfactorische mucosa, ganglion vestibulocochleare
3) Pseudo-unipolair neuron: een zenuwcellichaam met 1 uitloper, het axon. Deze splitst in een
kort en een lang gedeelte. Het korte gedeelte is het eigenlijke axon, het lange gedeelte is de
dendriet.
Bv. in sensibele ganglia: somatosensibel, viscerosensibel, kopzenuwen, spinaalzenuwen, …
, Nooit een synaps
4) Unipolarie neuronen: een zenuwcel met 1 uitloper, deze dienen als een dendrietzone
Bv. in retina
NEUROGLIACELLEN
Deze hebben niets te maken met de impuls. Ze dienen voor ondersteuning, voeding bescherming, …
ze maken een belangrijke functie uit voor de werking. Ze zorgen tijdens de ontwikkeling voor de
verschillende banen, dus de verbinding tussen verschillende plaatsen.
• Astrocyten, oligodendrocyten, microgliacellen, ependymcellen, plexus choroideus cellen
= centraal zenuwstelsel
• Schwann cellen, satelliet cellen
= perifeer zenuwstelsel
Centraal zenuwstelsel
Alles wat omgeven is door botfragmenten:
• Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam, ruggenmerg
• Grijze stof (substantia grisea), witte stof (substantia alba)
Perifeer zenuwstelsel
Zenuwen die vanuit het centraal zenuwstelsel naar de lichaamswand gaan.
• Zenuwen (bundels zenuwcel-uitlopers)
= zowel spinale zenuwen als de kopzenuwen
• Ganglia (neuronen, neuroglia) = zenuwcellichamen op het verloop van de zenuwen, deze
vinden we ter hoogte van de sensible zenuwen (zowel somatische is autonoom)