BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN Britt Koeklenberg
TITEL 1: INLEIDING
HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN
Het gaat over het contract/de overeenkomst, boek 5 geeft de voorkeur aan de term contract. De
definitie vinden we in art. 5.4 BW en het kenmerkend aspect is dat het een meerzijdig contract is
waarbij een wilsovereenstemming moet zijn. We hebben de wilsovereenstemming, maar partijen
kunnen vrij overeenkomen, dus ze kunnen hun contract vrije vorm geven, maar ze moeten dat ook
doen (art. 5.3 en 5.14 BW). Dat betekend dat u alles op maat kan maken en dat is niet altijd zo
efficiënt. Als u eerst een half uur een contract moet opmaken voor een brood te kopen, dan is dat
niet gemakkelijk. We hebben daarom standaardregels en die blijven als uitgangspunt van aanvullend
recht, maar de insteek in de praktijk wordt daardoor anders, want we hebben al een set van regels,
en hoe kunnen we die nu aanvullen: punctueel finetunen.
Inwerkingtreding: ‘Nieuw’ BW
1. Boek 1. Algemene bepalingen
2. Boek 2. Personen, familie & relatievermogensrecht
3. Boek 3. Goederen
4. Boek 4. Nalatenschappen, schenkingen & testamenten
5. Boek 5. Verbintenissen
6. Boek 6. BCA
7. Boek 7. Bijzondere overeenkomsten (in voorbereiding)
8. Boek 8. Bewijs
9. Boek 9. Zekerheden
10. Boek 10. Verjaring
Inwerkingtreding boeken 1 en 5 BW:
Beide Wet van 28/4/22
Inwerkingtreding 1/1/23
o Boek 1: art 3-5
o Boek 5: art 64-65
Eerbiedigende werking
o Tenzij partijen anders overeenkomen
o Enkel RH en rechtsfeiten na 1/1/23
o Niet:
Toekomstige gevolgen RH en rechtsfeiten die dateren van voor 1/1/23
RH en rechtsfeiten m.b.t. verbintenis uit RH/rechtsfeit van voor 1/1/23
HOOFDSTUK 2: BENOEMDE CONTRACTEN, ONBENOEMDE CONTRACTEN EN
KWALIFICATIE VAN CONTRACTEN
1
,BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN Britt Koeklenberg
AFDELING 1: ONDERSCHEID TUSSEN BENOEMDE EN ONBENOEMDE CONTRACTEN
Benoemde contracten (1) =
Wettelijk geregelde contracten
o Wettelijke set van regels voorzien
o Boek 3 oud BW
Welke regels passen we daarop toe?
o Als we een bijzonder contract hebben kijken we in de eerste plaats naar het contract
en naar onze wettelijke regels.
o Als er bepalingen zijn van dwingend recht, zal het contract overruled worden.
Subsidiair: verbintenissen- & contractenrecht (met art. 5.71 BW)
o Vragen die niet in onze bijzondere set van regels beantwoord worden.
Onbenoemde contracten/sui generis (2) =
Geen wettelijk set van regels
o Dat dit mogelijk is, is een gevolg van de wilsautonomie.
Contract zelf
o Als we buiten de benoemde contracten komen is ons contract nog belangrijker,
omdat we geen modelstatuut hebben.
Gemene verbintenissen- & contractenrecht (met art. 5.71 BW)
o Ondergeschikt
Regels benoemd contract per analogie
o Vb. leasing: u kan een wagen leasen, dat betekent dat de eigendom bij de
leasinggever blijft, maar dat die gebruikt mag worden. Heel wat regels van huur
worden naar analogie van toepassing bepaald.
Gemengde contracten (5.67 BW – uitgangspunt is de cumul) (3) =
We nemen benoemde contracten en we mixen die
o Typevoorbeeld: aanneming in bouwzaken
Je hebt een grond en je laat een huis bouwen, dan heb je 2 belangrijke
componenten. Je wordt enerzijds eigenaar van de bouwmaterialen, die
verwerf je, koop je. Je hebt ook een dienstencomponent:
prestaties/activiteit, waarbij de wezenskenmerken van aanneming zijn. Als
we mixen welk regime geldt dan? Drie mogelijkheden:
We hebben zo hard geschud dat het iets helemaal nieuw is –
onbenoemde contracten (sui generis)
Combinatietheorie
Absorptieleer
Onbenoemd/sui generis
o Eerste mogelijkheid
2
,BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN Britt Koeklenberg
o Je hebt zo hard geschut, dat het eigenlijk een nieuw contract is, dan wordt het een
sui-generis contract.
Combinatietheorie
o Tweede mogelijkheid.
o We zien er nog de benoemde contracten inzitten, dus we gaan de respectieve regels
erop van toepassing verklaren.
o Uitgangspunt volgens art. 5.67 BW
Absorptieleer
o Derde mogelijkheid.
o Er is 1 benoemt contract dominant, overheersend.
Het dominante eet het ondergeschikte op, absorbeert.
We passen op heel het contract het dominante contracttype toe.
o Vb. inzake aanneming en lastgeving heb je andere regels voor de prijs, met name bij
lastgeving zou de rechter de prijs kunnen matigen, bij aanneming mag je wel een
overdreven prijs geven. In de mate dat er een dominant element is, zullen we dat
laten overheersen. Obv absorptieleer passen we de regels van aanneming toe.
o Soms moet je toch een beetje cumuleren.
Vb. komt voor als de vastgoedmakelaar ook mag contracteren. Hij zoekt een
kandidaat-koper, maar stel je zegt tegen die makelaar als je een kandidaat
vindt, mag je een contract sluiten voor mijn naam en rekening. Dan hebben
we een element van lastgeving. Aanneming zal determineren, maar als we
naar de regels van aanneming kijken, dan zien we ook een aantal aspecten
van ons contract die geen regeling hebben binnen het aannemingsrecht en
met name het aspect van vertegenwoordiging. Een aannemer
vertegenwoordigd niet als uitgangspunt. Hoewel we dan o.b.v. absorptieleer
heel het contract onder aanneming steken, zijn er ook specifieke aspecten
van lastgeving waar we op dat punt toch gaan cumuleren met de regels van
lastgeving.
Wij behandelen de benoemde contracten in het BW!
U kan de contracten ongeveer in 4 categorieën onderverdelen:
1. Contracten m.b.t. overdracht van eigendom of zakelijke rechten
Dominante contracttype: koop (koning koop)
We hebben ook kanscontracten.
2. Contracten m.b.t. gebruik en genot van goederen
Dominante contracttype: huur (koning huur)
Woninghuur
Studentenhuur
3
,BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN Britt Koeklenberg
Handelshuur
We hebben ook nog lening.
3. Dienstencontracten
Dominante contracttype: aanneming (koning aanneming)
We hebben ook bewaargeving en lastgeving (als er vertegenwoordigingsbevoegdheid is).
4. Vaststellingscontracten (dading)
Dading is een contract waarbij we een geschil willen beslechten en we willen dat contractueel
vastleggen.
AFDELING 2: KWALIFICATIE VAN CONTRACTEN
= juridisch benoemen
We moeten kijken naar de essentiële elementen van het contract die in abstracto gelden.
We hebben ook subjectieve bestanddelen, die zijn belangrijk voor de partijen.
o Vb: leveringstermijn, de kleur, de opties…
De partijen kwalificeren, de rechter moet die volgen, tenzij die vaststelt dat dat onverenigbaar is met
de kwalificatie de partijen hebben gegeven.
AFDELING 3: BESCHERMING ZWAKKE CONTRACTSPARTIJ
Dit gaat over consumentenbescherming. Dat is een aspect dat voor ons vaak van belang is en dat
doorheen heel de cursus komt.
Het uitgangspunt in het contractenrecht is de wilsautonomie.
Art. 5.14 BW: contractvrijheid
Art. 5.3 BW: wilsautonomie
Consumentenrecht sensu lato:
We hebben bij een contract vaak een feitelijk dominante partij. De reactie van het recht daarop is:
we moeten die helpen. Het recht corrigeert de absolute gelding van de wilsautonomie, in de eerste
plaats door dwingend recht (bijzondere regeling: wet Breyne).
Vervolgens hebben we ook een andere beweging dat het recht zelf, rekening houdt met de
ongelijkheid van de contractpartijen – verhoudingen partijen afwegen op hun soort gelijk gewicht.
Type voorbeeld: zorgvuldigheidsnorm in het contractenrecht en de goede trouw die doorheen heel
het contractenrecht zit (art. 5.71 en 73 BW). Is het een zwakke tegenpartij dan zal u wat meer
4
,BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN Britt Koeklenberg
moeten helpen, is het een sterke tegenpartij dan heeft die een eigen onderzoeksplicht, die mee in
balans ligt met uw informatierecht.
Vb. als een slager een nieuwe slagerij wilt laten bouwen. Dat is een professional en geen
echte consument. In de verhouding met de aannemer is hij eigenlijk wel een soort
consument, dan gelden de regels van consumentenrecht sensu lato.
Consumentenrecht sensu stricto:
Komt vooral door europese wetgeving tot bij ons. De echte reden van de consumentenbescherming
is bescherming van de interne markt. Men wil dat de landsgrenzen niet meer zichtbaar zijn, maar
opdat dat principe maximaal gerealiseerd kan worden, moet ervoor gezorgd worden dat de
modaliteiten van de aankopen gelijk zijn. De juridische drempels en beschermingsmechanismen
moeten zoveel mogelijk geniveleerd worden. Dit was er lange tijd in de echte B2C context (bussiness
– consumer NPNP: natuurlijke persoon niet-professioneel). Je vindt de regels in het WER. Geeft op
een papier een enorme bescherming, zondigt men tegen de consumentenbescherming sensu stricto,
dan hebben we meestal een nietigheidssanctie/aansprakelijkheidssanctie. Belangrijk: als u in het
consumentenrecht een verboden beding voorziet, is dat niet enkel nietig, maar vervalt ook u
gemeenrechtelijk ondergeschikt recht. In het algemeen als er bepalingen zijn van het dwingend recht
zou je kunnen zeggen dat je dat toch anders in je contract gaat zetten, dat kan mij feitelijk helpen in
de onderhandelingen. Als die tegenpartij juridisch onderlegd is, dan gaat men naar de rechter en dan
is het ergste dat we kunnen hebben is de nietigheid, dus dan ben je enkel maar kwijt wat je niet
mocht hebben, dus je kan eigenlijk enkel maar winnen. Dit wil men ook niet en met het oog op een
bijkomende slagkracht zegt het hof van jusitie hier: ‘als u een nietige clausule opneemt, een clausule
die strijdig is, allesinds met de verboden bedingen, dan is uw clausule nietig, maar ook uw
onderliggend recht.’
Vb: Je kent een schadebeding, als je een wanprestatie begaat, dan is dit de straf. Maar men
mag niet overdrijven, in het gemene recht mag er gematigd worden. In het
consumentenrecht is een sanctie op een te zwaar schadebeding de nietigheid. Als uw
schadebeding nietig is, verlies je ook het gemeenrechtelijk recht op schadevergoeding. De
moeilijkheid in de praktijk is de afdwinging van die consumentenbeschermingsregels,
meestal in rechte moet verlopen en dat de inzet van het geschil veel te laag is om uw rechten
in recht af te dwingen.
o Vb: stel je koop teen trui en na enkele weken komen er gaten in. Stel de verkoper
zegt dat je geen tegoed krijgt voor die trui, dan ga je niet gaan dagvaarden, want dat
kost veel geld.
o Hoewel dat die regels goed klinken, maar voor de mainstream zal dit dode letter zijn.
Er zit een soort afdwingingsparadox in de wet die heel scherpe tanden heeft, maar waar je
heel vaak niet kan mee bijten.
Vooral terug te vinden in boek VI WER (XIV: afgeschaft):
5
, BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN Britt Koeklenberg
Essentieel bij bijzondere wetgeving is het toepassingsgebied.
Art. I.1 WER (algemeen)
o Consument
Consument sensu stricto is altijd een NP, een RP is geen consument.
! Recent is hier een uitzondering op: VME vielen buiten de
consumentenbescherming, maar nu: als binnen de ME 75% of meer
van de aandelen in de gemeenschappelijke delen verbonden zijn aan
niet-professionele dan is het een consument en anders is het een
onderneming in de zin van het WER.
De NP moet buiten zijn professionele hoedanigheid handelen.
Wat als het gemengd is? Ik koop een telefoon voor de uitoefening
van mijn beroep, maar ik bel ook met mijn ouders.
Geen probleem, zolang het professioneel gebruik, ondergeschikt is.
o Onderneming (doch zie boek VI)
De NP zelfstandige (bakker, slager,…)
Een RP, ongeacht of die een winstoogmerk heeft (vb. ook een vzw)
Of zelfs een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, tenzij er echt geen
uitkeringsoogmerk is en er ook geen uitkeringen gebeuren (vb.
postzegelclub).
o Voorwerp
Producten = algemene/omvattende categorie
Roerende goederen
Onroerende goederen
Lichamelijk
Onlichamelijk
Goederen = beperkt tot de lichamelijk roerende goederen
Diensten = prestaties
Vb: advies door een advocaat
Art. I.8 WER bevat bijzondere definities, dus moeten we voor boek 6 eerst kijken naar dit
artikel, die definities toepassen en als er iets niet gedefenieerd is, moeten we kijken naar art.
I.1 WER.
o Concreet: de consument van I.1 WER is ook de consument van boek 6. De
onderneming van I.1 WER is ruimer dan de onderneming in de zin van boek 6.
o 39° onderneming
= iedere NP of RP die op duurzame wijze economisch doel nastreeft
Voor boek 6 hebben we een ander beperkter ondernemingsbegrip dan WER
in het algemeen.
o 33° verkoopovereenkomst
= iedere overeenkomst waarbij onderneming de eigendom van goederen aan
de consument overdraagt of verbindt over te dragen en consument prijs
6