2. Verschil tussen waterdicht en dampdicht
Een watermolecule is in gasvormige toestand veel kleiner dan in vloeibare toestand
Een gasvormige molecule kan zich makkelijker verplaatsen doorheen constructie dan
watermolecule
Iets dampdicht maken is dus veel moeilijker dan iets waterdicht maken
3. Verschillende mechanismen van vochttransport
Vocht -> kan in verschillende toestanden in constructie komen:
- Damptransport
- Vochttransport
(in praktijk vaak gelijktijdig, maar men probeert damptransport en vochttransport apart te bekijken)
DAMPTRANSPORT
Via dampdiffusie -> transport van damp, geen water aanwezig in vloeibare toestand aanwezig
(let wel: damp kan tijdens transport condenseren!)
VOCHTTRANSPORT
Oorzaak capillaire werking -> vocht van beneden verplaatst zich naar boven (=opstijgend vocht)
Uniek fysisch proces dat indruist tegen werking van zwaartekracht /
Als er geen waterkeringslaag is : schade!
uitwendige water- of luchtdruk
-> transport van water
Oorzaken vocht in constructies:
1) regenopname en regendoorslag (oorzaak: contact met water)
2) opstijgend vocht (oorzaak: contact met water)
3) externe drukken (oorzaak: contact met water)
4) bouwvocht, veel water in materialen zoals beton, pleisterwerk etc. (oorzaak: contact met water)
5) hygroscopiciteit (hoge luchtvochtigheid -> te hoog hygroscopisch evenwichtsvochtgehalte)
(oorzaak: contact met waterdamp)
6) Oppervlaktecondensatie (oorzaak: contact met waterdamp)
7) inwendige condensatie (oorzaak contact met waterdamp)
8) toevallige oorzaken (oorzaak: Contact met water)
4. verschil oppervlaktecondensatie – inwendige condensatie
oppervlaktecondensatie = duidt op vorming van condensatie op zichtbare wandoppervlakken
schimmelvorming kan ontstaan na veelvuldige condensatie
inwendige condensatie = duidt op vorming van condensatie binnenin constructie
lange tijd onzichtbaar
rot, uitdruppelend vocht, corrosie,… na lange tijd
1
, 5. fysische benadering van waterdamp in lucht
Lucht = mengsel van droge lucht en waterdamp (luchtdruk)
dampdruk = enkel druk v/h gedeelte waterdamp in de lucht
dampdruk p in [N/m²] of [Pa] = 1m² of 1Pa
lucht kan verzadigd raken v. waterdamp /lucht kan maar maximale hoeveelheid waterdamp bevatten
= maximale dampdruk OF verzadidingsspanning
damp kan niet langer als gas aanwezig zijn en wordt dus zichtbaar als waterdruppels
hoeveel waterdamp in lucht kan zitten hangt af van de temperatuur
hoe lager de luchttemperatuur, hoe minder waterdamp deze op kan nemen
6. principe van verzadiging, verzadigingsspanning, grafische en numerieke weergave
verzadigingsspanning p' [Pa] -> de maximale (water)- dampdruk of dampspanning
verzadigingscurve -> geeft verband tss verzadigingsspanning en temperatuur (grafische weergave)
dampspanningstabel -> geeft de waardes van de verzadigingsspanning en de temperatuur weer in
tabelvorm (numerieke weergave)
7. principe van relatieve vochtigheid, grafische weergave & relatie met werkelijke dampdruk
Relatieve vochtigheid (RV of ø ) = verhouding tss aanwezige dampdruk p en verzadigingsdampdruk p'
bij dezelfde temperatuur [%]
ø = RV = 100 . P/p’
kan grafisch weergegeven worden in grafiek : in functie van temperatuur
kan numeriek weergegeven worden (mathematische methode) door gebruik te maken van
dampspanningstabellen
-> werkelijke dampdruk p wordt bepaald in 3 stappen:
(1) temperatuur
(2) relatieve vochtigheid
(3) werkelijke dampdruk
(wordt ook gemeten op deze manier, dus: temperatuur en relatieve vochtigheid meten en
daar dampdruk uit afleiden)
Werkelijke dampdruk :
RV
p= p ’ .
100
8. binnenklimaatklassen:
1) Binnenklimaatklasse 1:
Gebouwen met weinig tot geen dampproductie en als vochtproductie
Risico-gehalte: in de praktijk meestal geen problemen
Bv. droge stapelplaatsen, sportzalen,..
2) Binnenklimaatklasse 2:
Gebouwen met beperkte vochtproductie per m³ lucht en goede ventilatie
Risico-gehalte: in de praktijk meestal geen problemen
Bv. grote woningen, scholen, winkels
3) Binnenklimaatklasse 3:
Gebouwen met belangrijke vochtproductie per m³ lucht en matige tot voldoende ventilatie
Risico-gehalte: vertonen frequent condensatieproblemen tijdens de winter, vooral bij zeer lichte
constructies en constructies met isolatie aan de binnenzijde
2
, Bv. woning, flat, ziekenhuis, restaurant
4) Binnenklimaatklasse 4:
Gebouwen met hoge vochtproductie of geklimatiseerde gebouwen
Risico-gehalte: Zijn probleemgebouwen -> men krijgt hoofdzakelijk condensproblemen -> men moet
in zo’n gebouwen de gebouwschil ontwerpen, hierbij al rekening houdend met vochthuishouding
Bv. zwembaden, wasserijen
9. Relatie tussen dampdruk binnen en buiten
Pi = Pe + (vochtproductie binnen /hoeveelheid ventilatie) in [Pa]
DUS: 3 mogelijkheden om dampdruk binnen te verlagen:
- vochtproductie van binnen verminderen
- meer ventileren
- een combinatie van beide
10. principe van verzadiging, verschil isobare en isotherme manier
indien relatieve vochtigheid boven 100% → condensatie
onder verzadigingscurve -> geen condensatie mogelijk
elke snijding met verzadigingscurve = condensatie
twee manieren om verzadiging te bereiken:
- isotherme manier -> damp toevoegen tot verzadigingscurve is bereikt, zonder
temperatuur te wijzigen (mistvorming)
- isobare manier -> de temperatuur verlagen tot de verzadigingscurve is bereikt, zonder de
dampdruk te wijzigen (nemen van langdurige douche)
dauwpuntstemperatuur = de temperatuur waarbij verzadiging bereikt wordt
in werkelijkheid meestal een combinatie van bovenstaanden
↓ adhv kunnen we ook opp. condensatie + schimmelvorming verklaren
11. principe van oppervlaktecondensatie en schimmelvorming
oppervlakte condensatie: meestal een gevolg van:
1) het woonvocht dat het gevolg is van de waterdampproductie door of voor menselijke activiteiten
2) het temperatuurverschil tussen binnen en buiten
3) de bouwfysische eigenschappen van de constructie elementen
SCHIMMELVORMING
meestal gevolg van: analoge situaties (treedt vlugger op dan oppervlakte condensatie)
-> probleem doet zich reeds voor bij lagere relatieve vochtigheden aan het binnenoppervlak
OPPERVLAKTE CONDENSATIE
De normaal aanwezige binnenluchttemperatuur (T oi) aan het binnenoppervlak is zodanig afgekoeld,
dat de dampdruk binnen (Pi) die ook drukt tegen dat te koude oppervlak, daar condenseert omdat de
dampdruk binnen kleiner is dan de dauwpuntstemperatuur (T oi < Td)
12. beïnvloedende factoren van oppervlaktecondensatie
Oppervlakte condensatie wordt bepaald door:
1) de temperatuur van het binnenoppervlak: T oi
Toi = Ti – (U/hi) . (Ti-Te)
2) de dampdruk binnen: Pi
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kate01. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,36. Je zit daarna nergens aan vast.