Pedagogiek
H1. DOET OPVOEDING ER TOE?
1.1 stelling 1: Nature
Erfelijk gedetermineerd
Pedagogisch pessimisme
Steun aan ontwikkeling
Rousseau, antiautoritaire opvoeding
1.2 stelling 2: Nurture
Opvoeding almachtig
Tabula Rasa, onbeschreven blad
Wolfskinderen
Locke, Plato, Aristoteles
School openen is gevangenis sluiten
1.3 stelling 3: Existentialistische opvatting
Sartre
Zelfbepaling
Niet opvoedbaar
L’enfer, c’est les autres
1.4 genuanceerde synthetische visie
Erfelijke aanleg: ontwikkelingskansen
Milieu: cultuur en maatschappij
Vrije wil: eigen keuzes
Ouders hebben slechts deeltaak
, Pedagogiek
H2. BIO-ECOLOGISCH MODEL VAN BRONFENBRENNER
Ontwikkelingspsycholoog Bronfenbrenner
Omgeving grote invloed
4 systemen
Wederzijdse aanpassing kind en omgeving
Concentrische cirkels
2.1 microsysteem
Dagelijkse omgeving
Gezin, crèche, school, jeugdbeweging …
Voorwaarde: vaste gesprekspartners
Fysische/materiële aspecten
Huisvesting, buurt, speelgoed …
Sociale aspecten
Samenstelling systeem
Vaste patronen, activiteiten, onderlinge relaties, taakverdeling
Wederzijdse beïnvloeding
2.2 mesosysteem
Wederzijdse invloed tussen microsystemen
Positieve relatie
Ondersteunend netwerk
Negatieve relatie
Steun ontbreekt
Kwaliteit : goed/slecht
Frequentie : contact
Waardering: groot/afwijzing
Overgang: vlot/minder vlot
Afhankelijk van verschillen tussen systemen
Normen, waarden, verwachtingen
2.3 exosysteem
(in)formele structuren rond gezin
Beïnvloeden ouders = Beïnvloeden ontwikkeling kind
Werk ouders
Sociaal netwerk gezin
Etnische, religieuze gemeenschap
Buurt waarin gezin woont
2.4 Macrosysteem
Overkoepelende culturele invloeden
Maatschappij, religieuze systemen, politiek, economie ..
, Pedagogiek
H3. BALANSMODEL VAN BAKKER
Weegschaal
Niet uitputtend
Opvoeding = transactioneel proces
Opvoedingstaken ouders in evenwicht met hun vaardigheden
Evenwicht weg = gezin belast
3.1 Beschermende en risicofactoren
Risicofactoren: eigenschappen, gebeurtenissen, omstandigheden die ontwikkeling en
opvoeding kind bedreigen.
Ontwikkelingsachterstand oplopen, opvoedingsproblemen
Beschermende factoren: eigenschappen, gebeurtenissen, omstandigheden die kans
vergroten dat opvoeding en ontwikkeling kind goed verloopt. (protectief)
Werking van risicofactoren geheel of gedeeltelijk compenseren, risico’s verkleinen
Micro: ouder-, kind-, gezinsfactoren
Meso: sociale, gezins- en buurtfactoren (steunend)
Macro: maatschappelijke achtergrondfacroren (sociale steun)
Op elk niveau risico’s
3.2 Draaglast en draagkracht
Risicofactoren stapelen op
Beschermende factoren niet
Vooral (zwakke) maatschappelijke positie lijkt samen te hangen met opeenstapeling
risicofactoren.
Invloed risicofactoren verminderen d.m.v. beschermende factoren
Sociale steun
Risicofactor op ene niveau kan gecompenseerd worden met beschermende factor op
ander niveau.
Draagkracht: geheel van competenties en beschermende factoren waarmee ouders en
kinderen de draaglast het hoofd bieden
Draaglast: geheel van taken dat ouders en kinderen te vervullen hebben
Verhouding draagkracht en draaglast bepalen op ouders opvoeding aankunnen
3.3 Opvoedingsondersteuning
Vergroten draagkracht ouders
Zelfvertrouwen bevorderen
Pedagogische competenties versterken
Steunen in zelfzorg en netwerkopbouw
Zelfregulerend vermogen bevorderen
Afhankelijkheid voorkomen
Empowerment: versterken van zelfvertrouwen v.d. ouders door aan te sluiten bij hun eigen
kwaliteiten en deskundigheid
, Pedagogiek
H4. PEDAGOGISCH SCHEMA VAN HELLINCKX
4.1 inleiding
Opvoeding: een complex fenomeen dat niet op zichzelf staat, maar verweven is met alle
andere aspecten van het gezinsleven. De kern van het opvoeden bestaat uit verschillende
interacties tussen kind en opvoeder. Vanuit het samenleven met zijn ouders wordt het kind
opgevoed.
Essentieel voor welzijn en ontwikkeling kind
Ouders moeten aanbod afstemmen op vraag, noden en uniciteit kind (welzijn kin voorop)
Kind moet kans krijgen zelf betekenis te geven aan omringende wereld (vrije wil)
Complementair proces: ouder en kind dragen evenveel bij aan proces
Circulair proces: wederzijdse beïnvloeding (actie reactie)
4.2 Componenten van opvoedingssituaties
4.2.1 Pedagogische vraag
Kind ontwikkeld zichzelf voortdurend
Kind stelt eisen aan omgeving = Pedagogische vraag
Elk kind vereist andere aanpak
Uniciteit: elk persoon is anders en heeft dus ook andere eigenschappen
Ontwikkelingstheorie van Kok (+ visie van der doef)
Analyse pedagogische vraag vanuit cognitief, conatief en affectief aspect
Kennen, voelen en streven (één geheel)
4.2.1.1 affectieve ontwikkelingsaspect
Alle kinderen hebben aandacht, warmte en menselijk contact nodig
Fundament voor veilig gevoel
Geen warmte als kind = geen warmte aan eigen kinderen
Tekort: onherstelbare beschadiging van ontwikkeling
Mens als gevoelswezen, manier waarop relationele en emotionele ontwikkeling verloopt
4.2.1.2 cognitieve ontwikkelingsaspect
Kind vergaart op zijn manier kennis over wereld en wat er rondom gebeurd.
Leert structuren zien, herkennen en mee omgaan
Ruimtelijke, tijds, taal, sociale structuren
Cognitieve noden geven aan kind ondersteuning nodig heeft in bepaalde situaties
Situaties structureren, aanpassen op maat van kind (zelfstandigheid kind
bevorderen)
4.2.1.3 conatieve ontwikkelingsaspect
Ontwikkelen van eigenheid; temperament, plooibaarheid, vitaliteit, probleemoplossing …
Lichamelijkheid: zich goed voelen