INLEIDING REUMATOLOGIE PROPADEUTICA EN KLINISCH ONDERZOEK
Reumatologie bestudeert pathologie van:
1. gewrichten – vagina tendinea
2. bot
3. spieren en pezen
Er bestaan verschillende vormen van gewrichtspathologie:
1. Degeneratieve aandoeningen
• slijtage- of verouderingsverschijnselen thv kraakbeen met reactie van synovia en bot
veroorzaakt door inwendige of uitwendige factoren = artrose
• Inwendige factoren: zenuwaandoeningen, endocriene aandoeningen, vasculaire
aandoeningen, seniliteit.
• Uitwendige factoren: asafwijkingen, aangeboren of posttraumatisch, te veel en slecht
gebruiken van gewricht.
2. Inflammatoire aandoeningen
• Ontsteking (rubor, calor, dolor, tumor en functio laesa) van de synoviale membraan =
artritis
• Anatomopathologische basis van deze aandoeningen maar er kunnen ook reactionele
veranderingen optreden in kraakbeen en bot.
Twee vormen kunnen onderscheiden worden:
1. infectieuze (bekend uitwendig) of
2. niet – infectieus: reumatische inflammatoire aandoeningen waarbij we onderscheiden:
• die aandoeningen waarvan de precieze oorzaak nog niet bekend is bv. reumatoïde
artritis en spondylitis ankylosans
• gekende metabole aandoeningen die kunnen leiden tot inflammatoire reumatische
aandoeningen vb. enzyminsufficiëntie die een stoornis veroorzaakt in de urinecyclus
wat leidt tot toename van de urinezuurproductie neerslag in alle weefsels maar
preferentieel in de synovia en dit veroorzaakt dan een kristalgeïnduceerde artritis die
jicht wordt genoemd.
Bv. chronische (auto – immmune) artritis
• Jicht (kristalartritis)
• Reumatöide artritis 1/100 (niet zeldzaam)
• Spondyloartritis
• Bindweefselziekte o.a. lupus (1/ 5000 → wel zeldzaam)
• → globale prevalentie > 3% (fysische en psychische impact)
3. Een derde groep van gewrichtspathologieën zijn de tumorale aandoeningen
Primaire tumoren van synovia zijn evenwel zeer zeldzaam.
1
,4 grote groepen aandoeningen (synoviale membraan aandoeningen, musculaire
aandoeningen, gewrichtsaandoeningen, botaandoeningen)
A. Propaedeutica van het locomotorisch stelsel
1. Anamnese:
Reden van raadpleging: pijn, bewegingsbeperking, deformaties of spierzwakte
a) Pijn:
= meest frequente reden van een raadpleging. Verschillende zaken dienen hierbij
onderscheiden te worden:
1. Lokalisatie:
• Meestal geeft de patiënt dit onmiddellijk aan → pijn stemt overeen met het bot of
gewricht dat aangetast is maar er zijn hierop uitzonderinge (gerefereerde pijn).
o Vb. heuppathologie die pijn kan veroorzaken op 3 mogelijke plaatsen:
▪ lies (meest frequent)
▪ glutea
▪ lateraal ter hoogte van de trochanter major.
o Vb. de uitstraling van pijn bij neuralgieën onder andere bij mechanische
compressie van zenuw of radix;
▪ druk op de nervus ischiadicus bij discus hernia
▪ carpal tunnel syndroom door druk op de nervus medianus.
Cave: gerefereerde pijn thv gewrichten kan ook wijzen op interne problematiek
• een AMI kan zich uiten als pijn thv de schouder met uitstraling langs de linker arm tot
in de pink. De pijn → indeling volgens de dermatomen.
→ altijd gewricht boven en onder het pijnlijke gewricht inspecteren (heup: knie en lage
rug bekijken)
2. Duur van de pijnklachten:
• acuut – hevig: eerder trauma/ infectie
• Reumatoïde artritis kunnen de klachten evenwel ook vrij plots gebeuren.
• Klachten die lang bestaan en zeer traag toenemen in intensiteit doen ons eerder
denken aan degeneratief gewrichtslijden alhoewel ook daar hevige opstoten mogelijk
zijn.
• Chronisch – progressief: eerder bij rheuma
3. Karakter van de pijn (zeer belangrijk!!):
a/ inflammatoire pijn (‘artritis’)→ inflammatoire aandoeningen (tumor, infectie of inflammatoir
reumatische aandoeningen zoals reumatoïde artritis).
• pijn ’s morgens > in de namiddag
• pijn is constant en gaat niet over bij rust
2
, • nachtelijke opstoten (of vroeg in de morgen, jicht, spondylitis ankylosans)
o cytokineproductie: circadiaans ritme → wakker worden in 2e helft nacht
• ochtendstramheid.
b/ mechanische pijn (degeneratieve aandoeningen, osteoartritis of artrose)
• pijn is ’s avonds meer uitgesproken dan ’s morgens
• pijn ↑ bij vermoeidheid, belasting
• pijn ↓ bij rust.
• geen nachtelijke opstoten
• typische startpijn (eerste stappen zijn pijnlijk, nadien beter maar bij vermoeidheid
nemen de klachten opnieuw toe)
Belangrijk: nachtelijke pijn: de patiënt moet wakker worden van de pijn! Een klacht die belet
de patiënt te laten inslapen noemen we geen nachtelijke pijn.
4. Antecedenten: we onderscheiden hierbij: traumatisch begin, infectieus begin, spontaan
begin.
Traumatisch begin:
• ischias (scheur in discus intervertebralis met verplaatsing van nucleus pulposis die
drukt op radices L5 of S1 meest frequent)
• scheur van meniscus van de knie of een ligamentair letsel.
Trauma: belang in de anamnese van fractuur.
• miniem trauma bij een fractuur vb. thv collum femoris → denken aan metastase.
• Bij ouderen: miniem trauma voldoende aan de collum femoris om een fractuur te
veroorzaken (voorkeurslokalisatie osteoporotische fractuur)
Infectieus begin:
• Angina ( β hemolytische streptococ) → koorts, zwelling van 1 knie of een ander groot
gewricht = acuut gewrichtsreuma.
Spontaan begin:
• Vaak voorkomend: soms wel tot in kinderleeeftijd anamnese doen: bv. een congenitale
heupluxatie geeft osteoartrose soms 50 jaar later.
b) Bewegingsbeperking:
Na het trauma bv. thv de knie, contusie, meniscusscheur → bewegingsbeperking door de pijn
zoals bij inflammatie.
• Structurele schade / antalgisch→ stijfheid
• Soms toegenomen mobiliteit
Bij degeneratief lijden (osteoartritis of artrose) door spiercontractuur of osteofyten.
c) Deformaties:
3
, • congenitaal bv. klompvoet, genua valga.
• Volwassenen: vaak secundair aan oude ligamentletsels bv. genua vara, bij letsels van
collateraal ligament van de knie.
• Deformaties door miskende congenitale afwijkingen als afwijkinge/ spieratrofie.
• Deformaties door standafwijkingen bij antalgische houding of bij functionele stand.
d) Spierzwakte:
• Primair: bv. myositis
• Secundair: bv. zenuwletsels / compressie/ elongatie/ ruptuur ➔ spieratrofie
o Kan ook door spierruptuur bv. rotator cuff van de schouder of door atrofie (na
een trauma van de knie kan atrofie optreden van quadriceps) of door
ontsteking.)
2. Systeemanamnese:
= zeer belangrijk bij inflammatoir reumatische aandoeningen en door specifiek vragen →
belangrijke informatie inwinnen: kan bijdragen tot stellen van diagnose van een reumatische
aandoening.
• Locomotorische manifestatie van primair internistisch probleem
• Extra – articulaire manifestatie van primair reumatologisch probleem
• Bijwerkingen op antireumatische therapie
1/ Het oog
Is een zeer belangrijk orgaan voor de reumatoloog.
• Cataract, glaucoom: bij corticotherapie
• Uveïtis: spondylitis ankylosans, juveniele chronische artritis, sarcoïdose
• Conjunctivitis:
o Conjunctivitis bij reactieve artritis (+ urethritis, synovitis)
o Conjunctivitis sicca (+ xerostomie) bij Sjögrensyndroom
▪ sicca-syndroom: xerostomie, conjunctivitis, sicca + auto-
immuunpathologie type vb. reumatoïde artritis, lupus erythematosus en
sclerodermie.
• Episcleritis: bij RA met systeemaantasting door veralgemeende vasculitis
• Retinopathie: meestal iatrogeen door anti-malariamiddelen (maculopathie)
• Cornealetsels: conea melting (RA), keratitis punctata (SS)
• Lensluxaties: bij congenitale aandoeningen zoals Syndroom van Marfan
2/ Oor, neus, keel en tanden
• Focale abcessen: ingangspoort van septische artritis of hematogene osteomyelitis
• Streptococceninfecties als oorzaak van reactieve artritis (acuut gewrichtsreuma)
• Xerostomie bij Sjögren syndroom
3/ Mondmucosa
• Aftose: syndroom van Behçet
4