Criminaliteit, cognitie en persoonlijkheid (500186B6)
Instelling
Tilburg University (UVT)
Dit document bevat 90 zelfgemaakte oefenvragen (met antwoorden + uitleg) voor het vak Criminaliteit, Cognitie en Persoonlijkheid. De oefenvragen zijn gebaseerd op de colleges en slides van het vak, gegeven op Tilburg University.
Criminaliteit, cognitie en persoonlijkheid (500186B6)
Alle documenten voor dit vak (27)
3
beoordelingen
Door: puckkuijpers • 4 maanden geleden
zitten goede vragen tussen! echter zijn sommige antwoorden in vragen onduidelijk/zorgen voor verwarring door de formulering en zitten er hier en daar een aantal onduidelijke vragen in!
Door: emmisoors • 5 maanden geleden
Door: neiltromp • 5 maanden geleden
Verkoper
Volgen
FrancisRaats
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
1. Wanneer spreken we niet van antisociaal gedrag?
a. Wanneer iemand de maatschappelijke normen niet respecteert
b. Wanneer iemand de waarden van de cultuur schendt
c. Wanneer iemand de verwachtingen van autoriteitsfiguren schendt
d. Wanneer iemand de wetten of rechten van anderen niet respecteert
2. Welk van de volgende stellingen is correct?
- Stelling 1: Wanneer extreme schade het doel is van de dader spreken we van
agressie
- Stelling 2: Iemand die een bot breekt tijdens een kickbokswedstrijd is slachtoffer van
agressie
a. Stelling 1 is waar, stelling 2 is onwaar
b. Stelling 1 is onwaar, stelling 2 is waar
c. Stelling 1 en 2 zijn waar
d. Stelling 1 en 2 zijn niet waar
3. Welk van de volgende stellingen is niet waar?
a. Slachtoffer zijn van mishandeling in de kindertijd kan een common core zijn
voor antisociaal gedrag
b. In het onderzoeksveld wordt gebruik gemaakt van genetische modellen.
Wanneer men spreekt van dizygote tweeling is er 50% overlap in genen en
100% overlap in omgeving
c. Invloed van genen kan verschillen in verschillende ontwikkelingsfases
d. Wanneer we spreken van alcoholmisbruik van een ouder spreken we over
assortative mating
4. In welke situatie is er sprake van een evocatieve gen-omgevingscorrelatie?
a. Piet die zichzelf antisociaal gedraagt nadat Jan hem dikzak noemde.
b. Piet die zich antisociaal gedraagt, waardoor hij thuis wordt geslagen.
c. Piet die klappen krijgt en zich daardoor antisociaal gaat gedragen.
d. Piet die klappen krijgt en zich daardoor terugtrekt in groepssituaties.
5. Genen hebben een invloed op gedrag, maar die invloed hangt af van de omgeving.
Over welk begrip wordt hier besproken?
a. Gen-omgevingsinteractie
b. Passieve gen-omgevingscorrelatie
c. Actieve gen-omgevingscorrelatie
d. Evocatieve gen-omgevingsinteractie
6. Beoordeel de volgende stellingen:
- Stelling 1: Gemiddelde niveaus agressie in de vroege kindertijd neemt af naarmate
de tijd vordert
- Stelling 2: Afwezigheid van agressie vanaf de vroege kindertijd tot en met
adolescentie blijft relatief stabiel
a. Stelling 1 is waar, stelling 2 is niet waar
b. Stelling 1 is niet waar, stelling 2 is waar
c. Stelling 1 en 2 zijn waar
d. Stelling 1 en 2 zijn niet waar
,7. In welk van de volgende stellingen past het minst goed bij directe agressie
a. Zichtbaarder en daardoor identificeerbaarder
b. Iemand anders uitschelden
c. Iemand sociaal uitsluiten
d. Iemand een klap geven
8. Wie van deze personen handelt koud-bloedig en niet-reactief?
a. Klaas die Piet een klap geeft om hem te intimideren. Klaas wil de functie van
Piet innemen. Klaas dacht dat dit de beste manier was om Piet van zijn
functie af te krijgen.
b. Rick die Nick een klap geeft om hem uit te schakelen. Nick heeft zich
handtastelijk gedragen tegenover de vriendin van Rick. Rick voelde zich boos
en werd agressief.
c. Jan die Peter een schop geeft tijdens het kickboxen. Hij zag dat Peter geen
dekking had op zijn bovenbeen en zag zijn kans schoon. Normaal heeft Peter
altijd een goede dekking op zijn bovenbeen.
d. Noa die Madelief steekt met een mes, omdat zij ruzie kregen.
9. Welke correlaat past het beste bij psychopathalogie?
a. Slechte zelf-regulatie
b. Impulsiviteit
c. Neuroticisme
d. Positieve verwachtingen uitkomsten van agressie
10. Welk correlaat hoort niet bij sociale aanpassing?
a. Slechte sociale skills
b. Afwijzing leeftijdsgenoten
c. Slachtofferschap pesten leeftijdsgenoten
d. Vijandige attributiebias
11. Hoe kunnen ethische dilemma’s worden opgelost?
a. Op basis van individuele waardes of maatschappelijke normen
b. Op basis van cultureel bepaalde waardes en individuele normen
c. Op basis van deotologische ethiek
d. Op basis van Teleologische ethiek
12. Welke omschrijving past het beste bij teleologische ethiek?
a. Een actie is goed, omdat een bepaald aspect van de actie zelf goed is, niet
omdat het gevolg van de actie goed is
b. Dit gaat over een opgemaakte balans. De nadruk ligt hierbij op het doel van
de actie en niet op de handeling zelf
c. Dit gaat over het middel waarmee een actie wordt uitgevoerd. Er wordt niet
gekeken naar wat het doel van de actie is
d. Dit gaat over wat de intentie is van de actie. Wat wordt er bedoeld met de
actie die wordt uitgevoerd
, 13. Bij welk grondprincipe hoort het respecteren van zelf-determinantie?
a. Niet-schadelijkheid
b. Gerechtigheid
c. Autonomie
d. Weldadigheid
14. Tijdens een opname kunnen keuzes van patiënten niet in hun beste interesse lijken
(staat zo in de slides). Welke grondprincipes botsen hier?
a. Autonomie-gerechtigheid
b. Niet-schadelijkheid-gerechtigheid
c. Weldadigheid-autonomie
d. Niet-schadelijkheid-weldadigheid
15. Mensen kunnen onvrijwillig worden opgenomen in een mentale
gezondheidsinstelling. Hoe wordt het genoemd als een document waarin afspraken
tussen de cliënt en behandelingsverantwoordelijke psychiater worden vastgesteld,
waarin bindende afspraken staan over een moment dat de cliënt diens eigen situatie
niet goed kan beoordelen?
a. Inbewaringsstelling
b. Zelfbindingsregeling
c. Rechterlijke machtiging
d. Zelfreguleringsregeling
16. Beoordeel de volgende stellingen:
- Stelling 1: Als er sprake is van acuut gevaar moet een psycholoog in Nederland
uiteindelijk de politie op de hoogte stellen.
- Stelling 2: Deskundigheid is één van de vier basisprincipes van het professioneel
uitvoeren van het vak psycholoog.
a. 1 waar, 2 niet waar
b. 1 niet waar, 2 waar
c. Beide waar
d. Beide niet waar
17. Wat is geen risico voor psychologen wanneer ze integer willen beoordelen?
a. Samensmelting van risico en kwetsbaarheid slachtoffers
b. Subjectief oordelen na casusanalyse delinquent
c. High-profile casus met berichtgeving in de media
d. Vooroordelen en stereotypes tegen bepaalde groepen
18. Wat zijn volgens de NIP, Beroepscode, de vier basisprincipes voor psychologen?
a. Respect, Deskundigheid, Integriteit en verantwoordelijkheid
b. Respect, Objectiviteit, integriteit en verantwoordelijkheid
c. Respect, Deskundigheid, vertrouwelijkheid en Betrouwbaarheid
d. Respect, Objectiviteit, vertrouwelijkheid en Betrouwbaarheid
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
√ Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, Bancontact of creditcard voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper FrancisRaats. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.