Deel 1: Dierenwelzijn
1 Omschrijving van dierenwelzijn
Belangrijkste stap ivm de beoordeling van dierenwelzijn: Brambell committee stelde in 1965 voor dat alle
dieren
de vrijheid zouden moeten hebben om, tenminste, op te staan, neer te liggen, zich om te draaien, zichzelf te
verzorgen en de poten te strekken = de 'Five Freedoms'
➔ Naar aanleiding van de publicatie van het boek ‘Animal Machines’ van Ruth Harrison. Zij beschreef
het lijden van dieren in de intensieve veehouderij en pleitte voor een verbod op batterijsystemen
voor leghennen en systemen voor kistkalveren.
Deze omschrijving werd nadien aangepast, de vijf vrijheden worden nu als volgt omschreven:
• Vrijheid van dorst, honger en slechte voeding: door een directe toegang tot vers water en een dieet
om gezond en levenskrachtig te blijven
• Vrijheid van ongemak: door een geschikte omgeving te voorzien met een schuilplaats en een
comfortabele rustplaats
• Vrijheid van pijn, letsels en ziekte: door preventie of snelle diagnose & behandeling
• Vrijheid om normaal gedrag te vertonen: door voldoende ruimte, geschikte faciliteiten en het
gezelschap van soortgenoten te voorzien
• Vrijheid van angst en stress: door te zorgen voor omstandigheden die mentaal lijden vermijden
Dierenwelzijn omvat aspecten van fysieke gezondheid, mentale gezondheid als het tegemoetkomen aan de
‘natuur’ van het dier zijn opgenomen.
Drie benaderingen om dierenwelzijn te beoordelen worden hieronder kort toegelicht. Ze kunnen samengevat
worden met de volgende woorden: “mind, body and nature”.
1.1 Welzijn en de subjectieve ervaringen van dieren
1.1.1 Concept – denkbeeld
Eerste benadering gebeurt vanuit de subjectieve ervaringen van de dieren.
Mensen geloven dat dieren gevoelens en emoties ervaren dus lijkt het dan ook normaal dat we dezelfde
criteria gebruiken van de mens als het aankomt op lijden en tevredenheid.
Dawkins: “To be concerned about animal welfare is to be concerned with the subjective feelings of animals,
particularly the unpleasant subjective feelings of suffering and pain”
Volgens deze visie zal het welzijn verminderd zijn bij negatieve subjectieve toestanden zoals pijn, angst,
frustratie,
honger en dorst en zal het verbeterd zijn bij positieve gevoelens zoals comfort en het plezier van sociale
interacties.
1.1.2 Onderzoeksmethoden
Mogelijke methode: het bestuderen van de voorkeuren van de dieren (preferentietesten) en de sterkte van de
motivatie om bepaalde dingen te bekomen of te mijden (motivatietesten)
1
,Als een dier abnormaal gedrag vertoond wordt dit vaak geïnterpreteerd als een symptoom van een negatieve
gevoelstoestand.
Vocale en andere communicatieve signalen kunnen info geven over de subjectieve ervaringen van dieren.
Vb. vocalisatie bij biggen werden geanalyseerd tijdens verschillende procedures (castratie, isoleren,) en er
werd aangetoond dat ze een betrouwbare indicatie geven voor het leedniveau.
1.2 Welzijn en het biologisch functioneren van dieren
1.2.1 Concept
Tweede benadering gebeurt vanuit het normaal biologisch functioneren van een dier. Welzijn verminderd bij
ziekte, verwonding en overvoeding.
Goed welzijn = sterke groei, goede reproductie, lang leven en normaal functioneren van fysiologische en
gedragsprocessen.
Dierenwelzijn is de mate waarin een dier in staat is zich aan te passen aan de omgeving waarin het gehouden
wordt (Broom)
1.2.2 Onderzoeksmethoden
Via pathologische letsels, productiviteit (groei en voortplanting) en veranderingen in het endocrien systeem
kan men abnormaal gedrag bestuderen
Vele wetenschappers zijn sterk beïnvloed geweest door het concept van 'stress'. Daarom werd de secretie van
glucocorticoïde (vb cortisol) vaak gebruikt in studies.
Maar vaak is het niet duidelijk om het nu gaat om een verminderd welzijn of routine aanpassingen van
lichaamsprocessen.
Sommigen gebruiken een 'cut-off'-waarde (Vb. langdurige toename in cortisolconcentratie van >40% is een
risico voor het welzijn.)
Anderen gebruiken pre-pathologische toestanden (reductie van immuniteit, toegenomen agressie,..) om een
verminderd welzijn vast te stellen.
1.2.3 Opmerking
Om praktische redenen verwachten we dat veranderingen in het biologisch functioneren gemakkelijker
wetenschappelijk aangetoond kunnen worden dan veranderingen in de ervaringen van dieren.
Het is bv. gemakkelijker om vast te stellen dat een dier gewond is of slecht gevoed is dan vast te stellen of
het pijn of honger heeft.
Conceptueel zijn er echter soms problemen omdat het verband tussen biologische functioneren en het
welzijn van het dier niet altijd duidelijk is.
Bij grote gezondheidsveranderingen wordt over het algemeen aangenomen dat de levenskwaliteit beïnvloed
wordt. Bij hoge waarden van andere aspecten van het biologisch functioneren (vb. groei, voortplanting) is
het verband echter veel minder duidelijk.
2
,1.3 Welzijn en de 'natuur' van dieren
1.3.1 Concept
De derde benadering is dat dieren moeten kunnen leven in 'natuurlijke' omgevingen en 'natuurlijke'
gedragingen moeten kunnen vertonen om het dierenwelzijn te stimuleren.
1.3.2 Onderzoeksmethoden
Onderzoekers bestuderen hier vaak het gedrag van de dieren in het wild en vergelijken het dan met
gelijkaardige dieren in gevangenschap.
Zo toont men aan dat als er gedragsverschillen zijn er tekortkomingen zijn in de omgeving van de
gevangenschap.
Zo hebben ze bijvoorbeeld varkens bestudeerd in grote parken en ondervonden dat zeugen vlak voor de partus
een nest bouwen. Ze heeft de neiging om het nest te bouwen (need), uitvoering van het nestbouwgedrag en het
nest effectief bouwen is dus belangrijk.
1.3.3 Opmerkingen
Het idee dat de dierenwelzijn kan verbeteren door het respecteren van de natuur van dieren trekt aan.
Maar sommige natuurlijke gedragingen zijn aanpassingen voor onaangename omstandigheden zoals konijnen
die wegvluchten voor predatoren, ... De omgevingen die deze gedragingen ‘uitlokken’ hebben de neiging het
welzijn te verminderen en niet te verbeteren
Er zijn echter wel gedragingen die zo belangrijk zijn voor een dier dat een dier er schade van ondervindt
wanneer ze niet kunnen uitgevoerd worden. = ‘(behavioural) need’.
Vb. wroeten bij varkens, slapen, het bouwen van een legnest bij kippen.
1.4 Conclusie
Recente definities van dierenwelzijn zijn gebaseerd op een multidimensioneel concept en omvatten aldus vaak
aspecten van 3 bovenstaande benaderingen.
2 Dierenwelzijnsindicatoren
3 groepen dier gebonden indicatoren die kunnen gehanteerd worden:
• Fysiologische indicatoren (diergebonden indicator)
• Gedragsindicatoren
• Gezondheids- en productie indicatoren
2.1 Fysiologische indicatoren
2.1.1 Stress
2.1.1.1 Standaard stress model
Stress = reactie van het lichaam op omstandigheden die het fysieke of psychologisch functioneren
verstoren of dreigen te verstoren, het is een concept dat de nadelige lichaamseffecten op bepaalde stimuli
beschrijft
3
, Een bedreigende stimulus (de stressor) lokt 2 reeksen van fysiologische responses uit. Stressoren komen
voor bij: pijnlijke procedures, transport, huisvestiging met onbekende dieren, zware fysieke inspanning,…
Selye en Cannon: hun bevindingen leidden tot het standaard stress model of general adaptation sundrome
Fig.1
TEKENEN!
Eerste fase (afb rechts)
Er gebeurt activatie van het sympathisch zenuwstelsel (onderdeel autonoom zeneuwstelsel), dit gebeurd zeer
snel maar is vrij kortstondig.
Veroorzaakt toename van de hartfrequentie, toename bloeddruk, secretie van catecholamines (adrenaline en
noradrenaline) en verminderde gastro-intestinale motiliteit
Tweede fase (afb links)
Treedt langzaam op en bestaat uit een toegenomen productie van corticotropine-releasing hormoon (CRH) in
de hypothalamus met een daaropvolgende toegenomen secretie van ACTH ( adrenocortico-troop hormoon)
uit de hypofyse.
ACTH verplaatst zich via de bloedbaan naar de bijnier → stimuleert vrijstelling van corticosteroïden
glucocorticoiden zoals cortisol) vanuit de bijniercortex, deze vrijstelling is een langzaam proces en verhoogt de
concentratie in het bloed pas na enkele minuten. Glucocorticoïden verhogen o.a. de concentratie van glucose
in het bloed en zorgen voor een versterking van de hartkracht en perifere vasoconstrictie.
De cortisolrespons als reactie op een stressor zorgt voor een mobilisatie van energie zodat een dier het hoofd
kan bieden aan de stressor, maar het stopt ook de initiële ‘fight or flight’ respons van het sympatisch
zenuwstelsel zodat organen beschermd worden. → beschermend mechanisme
Na beëindiging van deze situatie keren de cortisolniveaus langzaamaan terug naar het basale niveau (niveau
zonder stresssituatie).
Een langdurige activatie van dit systeem (chronische stresssituatie of herhaaldelijke acute stresssituaties) kan
schadelijk zijn. Enkele pathologische verschijnselen zijn immunodepressie, chronisch verhoogde bloeddruk en
orgaanbeschadigingen (hartletsels, maagzweren, aderverkalking).
4