1. In het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid wordt er veel subsidies voorzien voor
herstel van biodiversiteit in landbouwlandschappen door het aanleggen en beheren van
bloemenrijke randen langs akkers. Op basis van de bijgesloten grafiek, beargumenteer of dit
een kosten-effectieve maatregel zou zijn. /4
Akkers worden vaak sterk bemest met stikstof- en fosforrijke
kunstbemesting, die door sterke drainage van de akkers doorvloeien naar
die bloemenrijke randen. Dit kan leiden tot een stikstofdepositie en een
verhoging in bodemfosfor. De stikstofdepositie leidt tot bodemverzuring
wat onder andere een effect heeft op de nutriëntenverhoudingen in de grond.
Daarnaast is fosfor voedingrijk voor sommige planten en voor andere planten
dan weer niet. Deze fenomenen gaan ervoor zorgen dat bepaalde
bloemensoorten zullen gedeien en andere dan weer zullen verdwijnen door
concurrentie. Daarnaast kunnen deze fenomenen ook een cascade
veroorzaken: zo kunnen ze de cruciale mycchoriza in de bodem aantasten,
wat zorgt voor het instorten van de mycchorizale symbiose, wat zorgt
opnieuw zorgt voor het gedeien en verdwijnen van verschillende
bloemensoorten, wat uiteindelijk ook effect kan hebben op de pollinatoren
symbiose omdat bestuivers een beperktere keuze hebben, enzovoort. Het
pesticidengebruik kan hier bovendien ook een impact op hebben. Hoe dan ook
is de kans groot dat het gevolg is dat we, als er al iets van bloemen zal
groeien, een homogene vegetatie bekomen en dus een beperkte en weinig
kwalitatieve biodiversiteit. Bloemenrijke randen gaan planten langs akkers
met het herstel van biodiversiteit lijkt mij daarom een weinig kosten-efficiente
maatregel.
2. Palmolie is een bijzonder productief gewas voor onder andere biobrandstoffen, veel meer dan
bijvoorbeeld winnen van olie uit koolzaad. Je hebt dus voor dezelfde oppervlakte van
landbouw meer olieproductie in palmolieplantages dan in koolzaadakkers. Is palmolie dan een
klimaatvriendelijk gewas? Waarom wel/niet? Beargumenteer ook randvoorwaarden waar
palmolieplantages voor biobrandstoffen moeten aan voldoen om klimaatvriendelijk te zijn. /4
Nee, het is geen klimaatvriendelijk gewas. Voor palmolieplantages wordt heel
veel veengebied gedraineerd. Die drainage zorgt ervoor dat de
voedselrijkheid van de veenbodems sneller erodeert. Bovendien kan het
water niet goed insijpelen, waardoor het bodemwaterpeil sterk zakt en de
nutriënten van de bodem vrijkomen in de vorm van CO2 met bodemdaling
tot gevolg. We verliezen letterlijk vruchtbare veenbodem aan de atmosfeer,
waardoor men bovendien steeds meer veenbodems elders gaat draineren in
functie van palmolieplantages, met een steeds groeiende habitatverstoring
en -inname tot gevolg. Ten slotte worden deze veenbodems
brandgevoeliger, wat ook een enorme CO2-uitstoot tot gevolg kan hebben.
Randvoorwaarden om ze klimaatvriendelijker te maken zouden kunnen zijn:
geen veengebied ontginnen, geen bos ontbossen en duurzaam beheer.
,3. Gegeven de volgende verstoring in een voedselweb (trofisch web). Beschrijf wat het resultaat
zou zijn voor de ecosysteemkwaliteit en -functie (bv ecosysteemdienst). Welke beheeringreep
zou je voorstellen om de ecosysteemkwaliteit/functie te verbeteren. /4
Het verdwijnen van een soort in een voedselweb, kan invloed hebben op de
overleving van een andere soort, waardoor dan weer een andere soort stijgt in
aantallen enzovoort. Dit noemen we een trofische cascade, wat eigenlijk
een volledige instorting van een voedselweb en of ecosysteem inhoudt. Het
ecosysteem zal in de eerste plaats veel homogener aan soorten worden, wat
de ecosysteemkwaliteit vermindert. Om de ecosysteemkwaliteit terug te
verbeteren zouden we het ecosysteem kunnen herstellen door het
voedselweb terug in tact te brengen. We zouden bepaalde diersoorten kunnen
herintroduceren in het ecosysteem en andere dan weer bestrijden om het
overtal van de soort te counteren.
4. Veronderstel voldoende voedsel van voldoende kwaliteit en zeer beperkte predatie in een
ecosysteem met grondbroedende vogels. Toch gaan deze vogels achteruit. Beschrijf de
mogelijke verandering in de structuur van het ecosysteem dat dan toch de populatie aantast,
waarom de populatie achteruitgaat, en stel een beheermaatregel voor om dit tegen te gaan. /6
Dit kan bijvoorbeeld door vergrassing van hun habitat komen. Er is dan wel
voldoende voedselrijkdom aanwezig, maar het is voor de vogels moeilijker
verplaatsen in deze vegetatie, zeker voor de kuikens. Ze kunnen met andere
woorden niet genoeg energie meer bereiken tegenover de energie die ze
moeten verbruiken om hun voort te bewegen. Daarenboven vinden ze moeilijk
een adequate broedplaats. Hierdoor kan de vogelpopulatie geleidelijk aan in
aantallen dalen. Een beheersmaatregel kan zijn om de habitat van deze
grondbroeders te beschermen. Dit kan door het introduceren van een
bepaalde, weinig invasieve vegetatie die de vogels van geschiktere
broedplaatsen voorziet. Men kan ook wandelaars er attent op maken om
tijdens het broedseizoen extra voorzichtig te zijn op vlak van verstoring of
het gebied zelfs mijden.
5. Hoe kan stikstofdepositie een negatief effect hebben op koolstofopslag en dus
klimaatwijziging? /4
Stikstofdepositie kan tot bodemverzuring leiden, wat de aanwezigheid
van mycchoriza sterk kan doen afnemen, wat bijgevolg dus een sterke impact
kan hebben op bepaalde mycchorizale symbioses, waaronder bv. die met
bomen. Die mycchorizale symbiose is een samenwerking tussen mycchoriza
en de boom. De bomen zijn afhankelijk van de mycchoriza om voldoende
voedingsstoffen uit de grond te kunnen halen. Zonder de schimmels zullen de
bomen dus minder goed kunnen groeien en dus ook minder koolstof kunnen
opslaan (en omzetten in zuurstof bij fotosynthese). Deze daling in
koolstofopslag zorgt logischerwijs voor meer koolstof in de lucht en is dus
een versterkend effect voor de klimaatverandering.
, 6. Welke drie voorname processen treden op bij habitatfragmentatie? Kan je aan de hand van
deze foto met zekerheid zeggen of het habitat gefragmenteerd is voor de karakteristieke
soorten? Waarom wel of niet? /4
3 processen wat betreft habitats:
1. Oppervlakteverlies van habitats en -fragmenten
2. Toenemende ruimtelijke isolatie van die habitats en -fragmenten.
3. Toenemende randhabitat met bijbehorende randeffecten
3 processen wat betreft populaties:
1. Extinctie: Hoe kleiner het habitatfragment, hoe groter de kans op
extinctie.
2. Kolonisatie: Hoe meer geïsoleerd, hoe kleiner de kolonisatie rate.
3. Tijd: Habitatfragmentatie is niet onmiddellijk een verlies van
soortenrijkdom, maar in termijn.
7. Gegeven de volgende landschapsveranderingen in de afgelopen eeuwen. Je bent beheerder
van het aangeduide gebied op de kaart. Welke beheer- en herstelkeuzes zou je maken en
beargumenteer. /6
Overstromingen: door het rechttrekken, diep ingraven en verharden van
waterhuishouding met het oog op een efficiënte drainage creëren we elders
waterhuishoudingproblemen. We verschuiven met andere woorden het
probleem. Bovenstrooms is er geen probleem en geen overstroming meer,
maar onderstrooms is de ernst en frequentie van de overstromingen
dusdanig vergroot. Het water kan te snel doorstromen naar onderstrooms,
het infiltreert niet voldoende bovenstrooms en het bouwen van dijken
verergert de problematiek alleen maar. We moeten ervoor zorgen dat het
water vertraagt en we moeten proberen terugkeren naar een meer
natuurlijke drainage. Als beheerder zou ik voorstellen om te ontharden
waar mogelijk, de beken minder diep uit te graven en plaatsen waar de
beken nog niet extreem zijn rechtgetrokken behouden. Zo raakt het water
meer geïnfiltreerd en krijgen we minder hoge piekdebieten. Bovendien
zouden we het water gewoon meer ruimte moeten geven door eventueel te
ontbossen en optimaal gebruik te maken van open landschapsvormen die
als buffer of eventueel zelfs als overstromingsgebied kan ingericht worden
in plaats van dijken te bouwen. Daarnaast zouden we door een scheiding
van afvalwater en riolering kunnen vermijden dat er afvalwater de
natuurgebieden instroomt bij hogere piekdebieten.
Verloren gaan van oorspronkelijk habitat: veel bos, heide en hooiland zijn
doorheen de jaren verloren gegaan door landbouwintensivering,
uitbreiding van urbaan gebied, plantages van populieren, … noem maar
op. De focus voor het herstel van die oorspronkelijke biodiversiteit en habitats
lag en ligt nog steeds op het aanplanten van bossen, terwijl dit niet altijd de
beste oplossing is. Dit is een vorm van green washing. Als beheerder zou ik
ontharden waar mogelijk en minder draineren. Ervoor zorgen dan er
genoeg open landschapsvormen zijn zoals heide/hooiland en dat niet alles
wordt omgezet naar bos. Er is namelijk de misconceptie dat een bos minder
antropogene onderhoud vereist en bovendien hebben zulke dens