Verloskunde
1 Introductie
1.1 Maternele mortaliteit
Oorzaken
· Belangrijkste: psychiatrisch, cardiaal lijden voor zwangerschap, covid-19
o psychiatrisch: grootste deel zelfmoord, andere addictieproblematiek alcohol en drugs
· ¾ zijn directe oorzaken: trombosen en bloedingen zijn belangrijkste, gevolgd door sepsis
o laatste 2 à 3 jaar toename mortaliteit: directe neemt toe (door covid, stijging trombose,
sepsis, zelfmoord)
Evolutie:
- 19e eeuw: 1/100 vrouwen overleed gelinkt aan de zwangerschap
- ondertussen: 1/10 000
o reden: betere kennis, goede voedingsconditie, algemene gezondheid, goede wetensch
vooruitgang en technische vooruitgang
o vereisten: → verklaart verschillen in de
wereld:
- medische staf goed opleiden
- ruimtes en middelen die hieraan bijdragen
Risicofactoren:
· leeftijd: best 20-29
- <20y: 2x groter risico op sterven gelinkt aan zwangerschap
- >40y: 4x groter risico op sterven gelinkt aan zwangerschap
· toegang tot zorg, ethnische minderheden
· voorafgaande medische aandoeningen (obestitas, aHT, mentale gezondheidsproblemen,
middelen gebruik, huiselijk geweld)
1.2 Maternale morbiditeit
1
,onze regio’s: bij ons vrouwen die ernstige postpartumbloedingen doen zullen in mindere mate overlijden,
wel consequenties van hypovolemische shock → MOF, nierinsuff, hypertensieve complicaties tijdens ZS
1.3 Perinatale mortaliteit
(exacte cijfers niet kennen maar grootte orde maternele en perinatale sterfte)
(immaturiteit = geboorte voor levensvatbaarheid)
verschilt per land verklaring:
· infarstructuur ontbreekt
· verschil in wetgeving: bijv. meer in Frankrijk want meer redenen toegelaten
1.4 De zwangere vrouw
zwangerschap = ultieme en integrale stresstest voor de vrouw: fysiek alle reserves van alle organen
aanspreken, ook mentaal, relationeel
bemerkingen sinds laatste decennia: zwangere populatie ziet er wat anders uit dan vroeger
- hogere maternele leeftijd (zwangeren >45y: geronte obstetrie) komt steeds vaker voor → gaat
met veel meer complicaties gepaard
- fysieke conditie van algemene populatie gaat achteruit, veel meer obesitas → meer complicaties
- meer vrouwen nemen medicatie op jonge leeftijd, gelinkt aan slechte algemene conditie
- meer mentale problemen en psychofarmaca → heeft impact op zwangerschapsverloop en kind
- maatschappelijke verandering: kleinere gezinnen en dus minder gewoon om voor kinderen
(broers/zussen) te zorgen
- technische vooruitgang: echo kwaliteit, NIPT, genetische diagnostiek, intra-uteriene chirurgie
- vooruitgang in andere disciplines vd gnk: vrouwen met belangrijke onderliggende patho →
levenskwaliteit en overleving beter (bijv muco pt worden ouder) → reserve nodig om ZS goed
door te komen, moeten geassisteerd worden
zelfs bij perfect verlopende ZS en bevalling nood aan begeleiding vrouwen, koppels, borstvoeding
opstarten
2
,1.5 Verloskunde
Situering specialisatie:
Vereisten obstericus:
1.6 Prenatale zorg
Belang: concept van eerste 1000 dagen (conceptie tot 2y): enorme groei en ontwikkeling in die eerste
1000 levensdagen → bepaald gezondheid in latere leven
- 20% genetisch vastgelegd
- 80% zal via omgeving/epigenetica: activeren bep genen door het moduleren van de factoren
errond: voeding (armoede), stress (huiselijk geweld) tijdens ZS en eerste levensjaren, beweging,
infecties, blootstelling aan GM, drugs, roken, alcohol: bepalen waar jij in je verdere leven vatbaar
voor bent (orgaanontwikkeling in eerste 12W) => belang perinatale zorg
Doel:
Complicaties:
3
, 1.7 Preconceptie zorg
Intake raadpleging:
1.8 Terminologie
- Abortus (A): miskraam, uitdrijven van een niet levensvatbare vrucht, voor de 22e week
- Abortus arte provocatus (AAP): zwangerschapsafbreking
- Absolute kinddosis: hoeveelheid geneesmiddel die zuigeling via de moedermelk binnenkrijgt,
uitgedrukt in mg/kg/dag.
- Amenorreeduur (AD): tijd verlopen sinds de eerste dag van de laatste regels
- A terme: op zwangerschapsduur van 37-42 weken, of 259-294 dagen, = voldragen
- Colostrum: melk van de eerste dagen, bevat relatief veel mineralen, eiwitten en antilichamen,
maar minder vet en koolhydraten
- Embryo: vrucht van de 3e tot de 10e week na de bevruchting (5e tot 12e week AD)
- Foetus: vrucht vanaf 12 weken AD tot de geboorte
- Foetale sterfte: ieder doodgeboren kind van ≥ 500 gram
- Galactopoëse: instandhouding van melksecretie
- Geboorte: het ter wereld komen van een foetus van 500 gram of meer, of van een kind
geboren na een zwangerschapsduur van 22 weken of meer
- Gravida of graviditeit (G): aantal zwangerschappen met inbegrip van de huidige
o nulligravida: niet zwanger en nog nooit zwanger geweest
o primigravida: voor het eerst zwanger
o multigravida: vanaf tweede zwangerschap
- Kiem: vrucht in de eerste zwangerschapsmaand
- Lactogenese: het op gang komen van de secretie van melk
- Maternale mortaliteit: dood van een vrouw terwijl zwanger, of binnen de 42 dagen na het
einde van de zwangerschap, direct obstetrische of indirecte oorzaken
- Maternal mortality rate: aantal moedersterftes gedurende een bepaalde periode per 100,000
levendgeboorten
4