samenvatting WWD
Deel 1: oudheid (deel a)
Reductie – Thales (6e eeuw v.C.)
Reductie
= herleiding van veelheid naar eenheid
Thales merkte verscheidenheid in de werkelijkheid op zoek naar
gemeenschappelijke/eenheid = archè (oorsprong) natuur herleiden naar iets onderliggend
die archè blijft steeds onveranderlijk, overal en altijd aanwezig in de natuur
Thales: water (Nijl = centraal in Egypte, daarrond leven – noodzakelijk/fundamenteel
– ligt aan de basis van de mens (vruchtwater))
Demokritos (460-370): atomen (gaat verder op in water verdelen in atomen, =
niet-deelbare materie)
Radicale reductie: fysicalisme
= alles herleiden tot fysica (bv. sociale ontmoetingen reduceren tot natuurlijke
processen)
gevaar: demystificatie (we gaaan te ver in onze uitleg/analyse, de mystiek is weg)
Etymologie is ook een toepassing van reductie
(etymologie van een woord = de ontstaansgeschiedenis van een woord)
de betekenis van een woord achterhalen door het te herleiden tot samenstellende delen;
biedt inzicht
het is ook een mnemotechniek (helpt om iets te onthouden, een reeks van methoden van
memorisering)
Bv.: archeologie, archaïsme… archè
Thales
geen originele teksten meer; alles obv van teksten zeker anderhalve eeuw na zijn
dood (van o.a. Plato en Aristoteles)
anekdotes (voorspelling zonsverduistering, monopolie op olijfpers, in waterput
gevallen…)
eerste natuurfilosoof
• op samenhangende wijze zonder te verwijzen naar goden of magische
krachten de natuur (physis) verklaren (vanuit de natuur verklaren)
stelling van Thales
• wilde herleiding van de wereld tot wiskunde (= onderliggend aan alles,
belangrijk element verklaring van de wereld) (meetkunde zelf een vorm van
reductie)
Pythagoras (6e eeuw v.C.)
stelling: a 2+ b2=c 2
o indien de rechthoekzijden gelijk zijn, dan kan de schuine zijde niet worden
uitgedrukt als een verhouding van de rechthoekzijden
relatie tussen intervallen van toonladders en wiskundige verhoudingen
1
,samenvatting WWD
de natuur kan door het beoefenen van de wiskunde worden begrepen (wiskunde
suggereert diepere waarheid)
Principe van voldoende reden – Anaximander (6e eeuw
v.C.)
geeft enkele redeneringen van het principe (geen definitie)
Anaximander ging ervan uit dat de aarde niet beweegt, als er een handeling wordt gesteld, is
daar voldoende reden voor (dus ook voor beweging) – M: de aarde heeft geen reden om te
bewegen; maakt niet uit in welke richting ze beweegt
Redenering = “de aarde is onbeweeglijk omdat een beweging in elke richting ook geen
verschil zou maken”
anders gezegd: alle richtingen zijn gelijk. Er is geen reden om te bewegen in een
bepaalde richting (want alle richtingen zijn gelijk), dus beweegt de aarde niet.
er is geen voldoende reden om te bewegen
Verder uitgewerkt
18e E: “nihil est sine ratione cur ptius sit quam non sit” = “niets is zonder reden
waarom het veeleer bestaat dan waarom het niet bestaat”
• “alles heeft een reden”
• Christian Wolff
e
19 E: “obwohl uns diese Gründe meistens nicht bekannt sein mögen” = “alhoewel
deze redenen ons meestal niet bekend zullen zijn”
• we hebben niet altijd toegang tot die reden + er eijn dingen die we nooit gaan
weten
• niet dat ze er niet zijn, wel dat de mens er niet altijd de toegang tot zal
hebben
De archè volgens Anaximander
= Apeiron (Grieks voor ‘het onbestaande’)
Anaximander was wijzer dan Thales: “water is tastbaar” er zou iets onderliggends aan
water zijn het onbegrensde/onbereikbare (= iets, we weten niet wat, kan alle vormen
aannemen)
datgene wat onderliggend is aan alle dingen heeft zelf geen kenmerken: het is alles
en tegelijkertijd niets
er moet iets zijn dat alle dingen gemeen hebben, de ultieme oorzaak
• maar precies daarom is het zelf onbepaald en dus onvatbaar: ‘apeiron’
dat komt weerom neer op het principe van voldoende reden:
• alles heeft een (materiële) oorsprong, maar die oorsprong is (uiteindelijk)
onkenbaar (alles heeft een oorsprong, dus: het heeft een reden om te
bestaan)
2
,samenvatting WWD
Redenen, maar geen oorzaken
het principe van voldoende reden betekent niet dat er noodzakelijk een oorzaak is
Arthur Schopenhauer (1788/1860):
• voor alles wat je weet, het feit dat je bestaat, het feit dat je verandert, en voor
alles wat je doet zal er een voldoende reden zijn, maar niet noodzakelijk een
oorzaak
• waarom een geschenkje? waarom leef je? dat heeft een reden, maar niet
noodzakelijk een oorzaak
• (reden is niet = oorzaak)
Kritiek van Hume
= een van de grootste critici
David Hume (1711/1776)
hoe sterk het principe ook mag zijn, het valt niet te bewijzen;
• daarom is het ook een principe, dat je aanneemt/aanvaard of niet;
• je hebt er een goede reden voor
• indien er wel bewijs is = wet
je kan niet aantonen dat er een verband is tussen een reden en een oorzakelijkheid
je kan niet bewijzen dat er een reden is voor de samenhang in de wereld, je kan het
ook niet weerleggen
bv. geloven in astrologie
Analogie – Anaximenes (6e eeuw v.C.)
(analogie = redenering – analogieredenering = gebruik van vergelijking (als/zoals) – bekende
toestand/onbekende toestand)
Van Anaximenes wordt gezegd dat hij als eerste de analogieredenering toepaste om zijn
opvatting kracht bij te zetten.
Lucht
Lucht is de archè van Anaximenes (+ dacht dat alles rond de aarde draaide)
“Zoals onze ziel, die lucht is, ons in stand houdt, zo omringen adem en lucht de
gehele wereld”
de lucht houdt de aarde in stand, zoals onze ziel ons leven in stand houdt
“De sterren draaien om de aarde zoals een tulband ons hoofd omringt”
“Het universum draait als een molensteen”
je kan een molensteen niet tegenhouden
“De sterren zitten vast aan de kristalijne sferen zoals met spijkers”
ze bewegen niet, ze zitten vast
“De zon is zo plat als een blad”
Bij een sterke analogie vertonen de vergeleken situaties veel gelijkenissen en weinig
relevante verschillen – bij een zwakke analogie vertonen de situaties weinig
gelijkenissen/veel verschillen de analogieën van Anaximenes zijn zwak (verschillen >
overeenkomsten tussen datgene wat hij onderling vergelijkt)
3
, samenvatting WWD
Empedokles (5e eeuw v.C.)
Bedacht een verklaring voor verandering:
“De wisselwerking tussen de dingen houdt nooit op, dan komen ze samen door
Liefde, dan worden ze uit elkaar gedreven door haat of Strijd”
verklaring voor hoe de vier elementen – aarde, water, lucht en vuur – met
elkaar interageerden (dit waren zijn types/soorten archè)
Xenophanes (6e eeuw v.C.)
Analogie met goden werden voorgesteld als mensen (toen)
“Als ossen en paarden en leeuwen handen hadden en kunstwerken konden scheppen,
dan zouden de paarden de goden afbeelden als paarden, de ossen als ossen en hun
lichamen overeenkomstig hun eigen aard”
“Goden zijn er misschien wel, maar we stellen ze voor zoals we er zelf uitzien”
(bv. aliens; menselijke trekken)
volgens hem zijn de persoonlijke goden dus hersenspinsels, en als er dan toch
een god zou zijn, dan zou het – volgens hem – datgene zijn wat alles bindt en
het universum tot eenheid maakt
men beschouwt Xenophanes als de eerste die het aandurde om het bestaan
van de Olympische goden expliciet ter discussie te stellen
“Er is geen mens, en er zal er ook nooit één zijn, die de volledige waarheid kent over
de goden. En zelfs al zou iemand het geluk hebben de volledige waarheid te vinden,
dan nog zou hij het zelf niet weten. Het enige dat we kunnen doen is gissen”
“Je kunt nooit weten met zekerheid of je op de waarheid bent gestoten, we
kunnen de waarheid niet achterhalen” (en anders: toevallig)
Wet van de niet-contradictie – Parmenides (5e eeuw
v.C.)
We hebben geen kennis over geboorte/overlijden
“Alles wat is, is en kan nooit niet zijn”
uitgesloten dat iets is en tegelijkertijd niet is
de wet zelf is noodzakelijk waar (tautologie)
• of iets waar is of niet, het is altijd zo dat het niet kan zijn dat iets waar is en
tegelijkertijd vals
aantonen dat ze niet het geval is;
• uitgangspunt: dan: iets is ofwel waar ofwel vals, hier: de uitspraak is waar of
vals
er zijn uitspraken die waar zijn en er zijn uitspraken die vals zijn, zoals
dus de wet in kwestie (in onze veronderstellingen)
dat is precies wat de wet veronderstelt: er zijn dingen die waar zijn en
er zijn dingen die vals zijn, maar ze kunnen niet tegelijkertijd waar en
vals zijn
dus als je de wat als onwaar wil afdoen/niet wil aanvaarden, moet je
de wet zelf aannemen, dus waar veronderstellen – maar als je
4