Mens en Maatschappij - TIJD
Hoofdstuk 1 - Een hoofd vol geschiedenis
1.1 Tijd voor tijd. Een hoofd vol geschiedenis
= een abstract begrip, verstrijkt en verdwijnt voortdurend
1.1.1 Tijd is een fascinerend begrip
● Afhankelijk van de context = andere betekenis
Bv. Objectieve duur (exacte tijdmeting): ‘In hoeveel tijd heb je 5km gelopen?’
Toestand gedurende bepaalde periode: ‘In mijn tijd was dat anders’
● Dagelijkse tijd
= De tijd die we ervaren en duiden in dagelijkse omgang met elkaar
Zowel subjectief (straks, later) als objectief (seconden, minuten, uren)
➢ Vast patroon van dagdagelijkse gebeurtenissen (= ritmisch)
➢ Tijd meten en ordenen (klokken, kalenders, agenda’s)
● Historisch bewustzijn
➢ Besef dat er een verleden is + correct beeld van hoe dit verleden eruit zag
➢ Besef dat menselijk handelen uit het verleden invloed heeft gehad op het
heden en de toekomst.
● Objectieve en subjectieve tijd
➢ Gevoel van tijdsduur wordt door factoren bepaald:
○ Afhankelijk van omstandigheden
Bv. Leuke zaken gaan snel voorbij, minder leuke iets trager
○ Afhankelijke van leeftijd
! Kinderen hebben een subjectieve tijdsbeleving !
= Samenleving is objectief dus snel in contact
➢ Verleden, heden en toekomst
○ Heden
= Het is er wel maar heeft geen exacte tijdsgrenzen
○ Verleden
= In de werkelijkheid van het geheugen (directe aanschouwing)
○ Toekomst
= In de werkelijkheid van het vooruitdenken (de verwachting)
1
, ➢ Tijdsindeling
○ Lineair
= Lange keten van verbonden schakels
■ GEEN historisch jaar 0
○ Tijdmeting
■ Door economie: nood aan uren
= Invoering: klok
■ Later kwam dan minuten erbij
1.1.2 De eindtermen ‘tijd’
● Algemene doelstelling
= Dagelijks en historisch bewustzijn ontwikkelen en vergroten
➢ Dagelijkse of cyclische tijd
= Leerlingen moeten grip krijgen op eigen tijd
○ Plannen: element van zelfsturing + sociale redzaamheid
➢ Historische of lineaire tijd
= Leerlingen krijgen inzicht dat het leven van de mens beïnvloed wordt door
de tijd waarin ze leven
○ Eigen bestaan is historisch bepaald
■ De wereld van nu is bepaald door de wereld van gisteren en
bepaald de wereld van morgen!
● Vier periodes (lager onderwijs)
1) Prehistorie/ oudheid (... tot 500)
2) Middeleeuwen (500 tot 1500)
3) Nieuwe tijden (1500 tot 1945)
4) Onze tijd (vanaf 1945)
● Kennis van het verleden
➢ Geschiedenis moet gekend zijn, enorme variëteit aan thema’s
➢ Geen vaste regels welke historische thema’s aan bod moeten komen, wel
lessuggesties
➢ Door tijdvakken kenmerkende aspecten te geven, krijgen leerlingen meer
inzicht in het geheel
● Inzicht in het verleden
➢ Inzicht in het historisch proces
= Juiste volgorde van historische periodes en historische gebeurtenissen
kunnen plaatsen in tijd en ruimte
2
, ➢ Vermogen om je te kunnen inleven in een andere persoon, tijd en ruimte
= Verleden realistisch verbeelden op basis van feiten
= Historische Empathie
! Kritische context is steeds nodig !
● Het ontwikkelen van het historisch bewustzijn
= Het besef dat er een verleden is (correct beeld van het verleden)
= Hoe het menselijk handelen uit het verleden, het heden en de toekomst beïnvloed.
1.2 Jonge kinderen: ordenen en beleven
1.2.1 Inleven in verhalen
● Ordenen
➢ Eerste vaardigheden schoolkind Bv. juiste volgorde plaatsen
● Beleven en inleven
➢ Zorgt voor goede houvast Bv. vertellen met prenten, poppenkast
1.2.2 De praktijk: biologisch, dagelijks en historisch tijdsbesef
● Soorten tijd (volgens Arie Wilschut):
1) Biologische tijd (cyclus)
= tijd als natuurverschijnsel
Bv. ritme dag en nacht, wisseling seizoenen…
2) Dagelijkse tijd (cyclus)
= dagelijkse tijdsbegrippen
➢ Zowel fysische (seizoenen) als culturele kenmerken (verjaardagen, feesten)
Bv. opstaan, eten om 12u, dagen etc.
3) Sociale tijd (lineair)
= Sociale interacties tussen generaties
➢ Ontmoeten verhalen en gewoonten van andere generaties en zijn op die
manier verbonden met het ‘verleden’
➢ WIJ-gevoel: gezamenlijke geschiedenis
Bv. geboorte, jeugd, eerste job, kinderen krijgen etc.
4) Mythische tijd (lineair)
= Onbepaald en ongedefinieerd verleden
➢ Mythische sprookjes, verhalen en legendes spelen zich af op een andere tijd
en een andere plaats
➢ Eeuwige waarden en waarheden, GEEN historische feitelijke
gebeurtenissen
3
, ➢ ZIJ-gevoel: onbepaald waar en wanneer
5) Historische tijd (lineair)
= Wetenschappelijke reconstructie van de geschiedenis door overblijfselen en
overleveringen
➢ Onvoorstelbaar lang, indeelbaar in periodes
1.2.3 Voorkennis vereist: reken-en taalvaardigheden
● Beginsituatie
➢ Elk kind leert anders = ingewikkeld proces
● Rekenkundige kant
➢ Gebeurtenissen in een bepaalde volgorde en er een tijdstip aan verbinden.
○ Die getallen kunnen lezen en begrijpen
● Taalkundige kant
➢ Begrippen en benamingen van gebeurtenissen, periodes, plaatsen…
Bv. eeuw, millennium, Eerste Wereldoorlog …
➢ Gebeurtenissen laten herbeleven via verhaalvorm
○ Volgorde van een verhaal (Bv. ‘en toen'-structuur)
1.3 Zoek het zelf uit!
1.3.1 Hoe ontwikkelen kinderen historisch tijdsbesef?
● Ontwikkelen historisch tijdsbesef
➢ Bewustzijn van de samenhang tussen:
○ Interpretatie verleden
○ Begrijpen heden
○ Perspectief toekomst
➢ Historische verschijnselen in de tijd plaatsen
● Piaget
= vier ontwikkelingsfasen (sensomotorische ontwikkeling, preoperationele
ontwikkeling, concreet operationele ontwikkeling, formeel operationele ontwikkeling)
○ Elke fase, andere leerinhouden
○ Tijdsbegrip later, eerst getal -en ruimtebegrip
○ Kritiek:
■ Niet iedereen bereikt eindfase
■ Sociaal-maatschappelijke omgeving speelt rol
■ Strenge patroon gewijze natuurlijke ontwikkeling
● Vygotsky
= zone van de naaste ontwikkeling
○ Leerlingen uitdagen net buiten hun kunnen
4