Voorbeeldvragen Kinder- en jeugdpsychologie (met
antwoorden)
1. Wat is een psychische kinderstoornis en welke drie
hoofdgebieden worden genoemd waarin problemen zich
kunnen voordoen?
a. Samenspel van tijd en intensiteit, nature en nurture bij
kinderen en jeugdigen. Vaak direct verband met
gezinssituatie.
b. 3 hoofdgebieden: psychologische, biologische en in
ontwikkelingsprocessen
2. Beschrijf het verschil tussen ‘verstehende’ en ‘erklärende’
benaderingen binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie? (Over)
Wat moet je als ergotherapeut beschikken binnen de
doelgroep?
a. Verstehende verklaring: empathisch begrijpende benadering -
i. -> als ergo moet je beschikken over warme en
empathische vaardigheden.
b. Ërklarende: systematisch, rationeel-verklarende benadering
i. Als ergo moet je beschikken over: competenties om
samen te werken met andere disciplines en kennis
hebben over de combinatie van lichamelijke en
psychische problematiek, over de wetmatigheden en
wetenschapsdomeinen.
3. Noem de vijf componenten van het psychiatrisch
hulpverleningsproces bij kinderen en jeugdigen.
a. Aanmelding, diagnostisch onderzoek, diagnostische
formulering, behandeling en evaluatie behandeling.
4. Welke drie informatiebronnen worden gebruikt in het
diagnostisch onderzoek en welke rol spelen ze?
a. Kind zelf: nodig voor lichamelijk en technisch onderzoek. Ook
nodig voor onderzoek naar cognitieve en sociaal-emotioneel
functioneren.
b. Ouders: reden voor zoeken van hulp? Hoofdklacht?
Ontwikkelings- gezins- en familieanamnese? Dagelijks
functioneren van kind of jeugdige?
c. Leerkracht: info over leerprestaties, gedrag in de klas, relatie
tot leerkracht en medeleerlingen...
, 5. Wat zijn de voordelen en nadelen van het gebruik van
gestandaardiseerde vragenlijsten in de diagnostiek van
kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen?
a. Voordelen: betrouwbare en valide informatie, gemakkelijk af
te nemen, goedkoop, inwinnen gezinssamenstelling,
significante levensgebeurtenissen...
b. Nadelen: er kan niet meteen doorgevraagd worden,
problemen die niet in vragenlijst staan komen niet aan de
orde, kunnen diagnostische proces niet volledig vervangen.
6. Beschrijf de invloed van trauma op de ontwikkelings(taken)
in de vroege kindertijd. (p30-...)
a. Behoefte vervullend gedrag: emotioneel veeleisend,
negatieve aandacht zoeken, vage persoonlijke grenzen
hebben, poging om omgeving te beheersen...
b. Regulerende en emotionele ontwikkeling: moeite met
begrijpen van wat ze voelen, hoe ze ermee moeten omgaan...
c. Zelfontwikkeling: invloed op hoe ze zichzelf zien, moeite
met samenhangende identiteit, eigen toekomst kunnen ze
zich moeilijk inbeelden.
d. Cognitieve ontwikkeling: gebrekkig ontwikkelde EF, moeite
met aandacht en concentratie, geheugen kind kan aangetast
zijn, moet vertrouwen op alternatieve aanpassingen
(sensatiezoekend gedrag, gebruik middelen, vermijden van
anderen, hechten zonder onderscheid te maken...)
e. Geheugensystemen: emotionele geheugen aangetast. Door
kompas en overlevingsdruk stellen ze het gedrag vaak zelf.
7. Wat wordt bedoeld met 'veerkracht' en welke bouwstenen
dragen bij aan de ontwikkeling van veerkracht bij kinderen?
a. Succesvolle aanpassing ondanks risicovolle of bedreigende
omstandigheden.
b. Interne factoren + externe-/omgevingsfactoren:
i. Interne: temperament, specifieke
ontwikkelingsvaardigheden...
ii. Externe: gezinsfactoren, systeemfactoren...
8. Leg uit wat de 'window of tolerance' is in de context van
traumamechanieken bij kinderen.
a. Dit speelt een cruciale rol in het begrijpen van hoe trauma het
functioneren van het kind beïnvloedt. Bij kinderen die trauma
hebben ervaren, kan deze window vernauwd zijn, wat
betekent dat ze sneller buiten hun optimale arousal zone