NEUROPSYCHOLOGISCHE REVALIDATIE
COLLEGE 1: COGNITIEVE REVALIDATIE – EEN INLEIDING
1. INLEIDING
Neuropsychologische behandelmodellen: tussen theorie en praktijk
(H1. The development of neuropsychological rehabilitation: an historical examination of theoretical
and practical issues)
Een lange geschiedenis: oude Egypte, WO I, WO II, Yom Kippur oorlog & recentelijk
Technologie verandert wel maar de patiënt/symptomatologie is altijd hetzelfde
gebleven
2. VAN STOORNIS NAAR FUNCTIONEREN
Neurorevalidatie vanuit een biopsychosociaal perspectief
Als we mensen willen behandelen met een neurologische problematiek: vertrekken
vanuit bepaald kader dat je gaat helpen ernaar te kijken (ruim en breed kijken)
2.1. WHO: INTERNATIONAL CLASSIFICATION OF FUNCTIONING
– DISABILITY AND HEALTH (ICF)
Kader: ICF
Houvast hebben hoe we menselijke functioneren in zijn
geheel kunnen weergeven/beschrijven
Krachtige van kader: op wereldniveau gekend (zelfde
spreektaal overheen verschillende disciplines)
Mensen komen bij neuropsycholoog met een globaal
probleem
Aandoeningen: kunnen van alles zijn (bv.: zwaar auto-ongeval, slide 6)
o Arts gaat zorgen dat leven gespaard kan blijven, gaat diagnose stellen
o Aandoening heeft heel veel gevolgen
Functies en anatomische eigenschappen (slide 7)
o Functies: gerelateerd aan een orgaansysteem
o Worden verstoord door aandoening, door verstoring van een orgaansysteem
o Neuropsycholoog: interesse in zenuwstelsel en gerelateerde functies
o Bv.: hersenletsel binnen bepaald gebied objectief meten van functies via
testen (video: hemispatiaal neglect)
o Spreken van functiestoornissen
Activiteiten (slide 8)
o Functies die we hebben (bv.: aandacht, geheugen, waarneming, …), hebben
gevolgen voor activiteiten die men kan uitvoeren in DL
o Bv.: ’s morgens opstaan uit bed motoriek nodig, weten wat je aan het doen
bent, alert zijn, …
o Activiteiten gebaseerd op goedwerkend functiesysteem
o Bv.: patiënt met hemispatiaal neglect (vaak anosognosie) zal niet kunnen rijden,
zal continue tegen dingen aanrijden, eet enkel het eten aan één kant van het
bord
o Wij moeten o.b.v. testen voorspellingen kunnen maken over de risico’s in het DL
(wij gaan niet de patiënt laten eten)
o Spreken van beperkingen in het uitvoeren van dagdagelijkse bezigheden
Participatie (slide 9)
o Wij kunnen participeren in maatschappij, geassocieerd met rol die je opneemt
binnen maatschappij
o Doordat wij kunnen schrijven, communiceren, nadenken, … zijn activiteiten
mogelijk die het mogelijk maken om de rol als bv. student op te nemen
o Rollen veranderen waardoor participatie weer verandert (bv.: kind, partner,
student, …)
o Aandoening gaan functies aantasten minder activiteiten minder rol
opnemen in maatschappij (bv.: moeilijk kunnen studeren)
o Is het zwaarst voor patiënt, vermindert kwaliteit van leven
1
, o Wordt participatieprobleem genoemd (i.p.v. handicap)
o Als men wil werken aan participatie noemt men dit re-integratie
o Patiënten kunnen alles hetzelfde hebben maar verschillen op externe factoren
waardoor andere gevolgen optreden
Externe factoren: sociale steun, woning, context, …
bepalen ook ernst van probleem
Persoonlijke factoren: leeftijd, genetica, temperament,
persoonlijkheid, …
Zo een geheel overzicht van mogelijkheden van iemand
bekomen (slide 10)
o Samenzitten met collega’s uit andere disciplines en
doelstellingen bepalen waarnaar gewerkt moet worden
o ICF: goede houvast om revalidatie te starten
3. NEUROPSYCHOLOGISCHE INTERVENTIES
Cognitieve en neuropsychologische revalidatie
Begrippenkader klinische neuropsychologie
Telkens in elkaar ingebed
Interventies: op alle levels verschillende manieren/interventies waarop er met
mensen gewerkt kan worden (slide 14)
4. MEERDERE KADERS
Revalidatie is veel meer dan enkel strikte kaders: Cognitief functioneren, leren, emotie,
assessment, identiteit, holistische visie
Ook kijken naar wat persoon wel kan en wat kan worden ingezet
Holistisch denken: meerdere denkkaders integreren
5. BELANG VAN MULTIDISCIPLINAIRE SAMENWERKING IN DE NEUROREVALIDATIE
5.1. CASUS BART: HERSENTUMOR
(H7. Adults with progressive conditions : e) brain tumors)
(H9. Other neurological conditions affecting children)
Video slide 17
o Spraakstoornis: moeite met articuleren
o Door hersentumor ook gedragsproblemen ontwikkelt (angst): durfde niet meer
naar school te gaan (participatie)
o Kan dit enkel oplossen wanneer je multidisciplinair samenwerkt
o Oplossing: heel strikte regels en opdrachten voor het volledige systeem/ alle
disciplines werken richting re-integratie
Neuropsychologische behandeling binnen multidisciplinaire teams: behandelend team
bestaat uit kerngroep van
o Geneesheer-specialisten, verpleeg- en zorgkundigen, klinisch psychologen en
neuropsychologen, kinesitherapeuten, sport- en bewegingstherapeuten,
ergotherapeuten, logopedisten, opnameplanners, sociaal verpleegkundigen en
maatschappelijk assistenten, diëtisten, apothekers en apotheek medewerkers,
pastorale en spirituele begeleiders
o Worden ondersteund door hotelmedewerkers en logistieke medewerkers, door
secretariaatsmedewerkers, door de technische en de IT dienst, en
administratieve medewerkers
o Groot team dat zich rond patiënt vormt
o Kracht ligt in het goed samenwerken en behandelprogramma’s over disciplines
heen te realiseren
o Zorgpaden uitwerken waarin alles uitgeschreven staat wat iemand moet doen
Wat is er nodig om neuropsychologische behandeling interdisciplinair te
implementeren ?
o Vergroten van kennis (vaak bij collega’s in andere disciplines)
Wetenschappelijk en nuchter bekijken als psycholoog
o Stellen van reële doelen (goal-setting) en vertaling voor het behandelteam
5.2. CASUS INGRID: ENCEPHALITIS
2
,(H6. Adults with non-progressive brain injury : c) encephalitis)
Video slide 20
o Ernstige geheugenproblemen zowel episodisch als semantisch
o Proceduraal geheugen intact
Interdisciplinaire Cognitieve Behandeling – ICB: van probleemstelling naar
behandelplan
Slide 22: eerst richten op geheugen en in revalidatie bepalen wat we gaan doen, wat
doelen zijn (operationaliseren)
o Dan verschillende aspecten in behandelplan oplichten
o Bv.: inzicht vergroten en
gedragsveranderingen
bewerkstelligen
Voorbeeld van
psycho-educatie:
informeren,
confronteren,
stimuleren en
motiveren (slide 23)
o Slide 25-28: voorbeeld
van een cognitieve
training (klein deel van revalidatie)
Proberen gradueel geheugenspan op te drijven, oefeningen op woordvinding
en voor sematisch geheugen
Moeite met grote Belgische steden aan te duiden (groot probleem voor een
schooljuf, maakt dat ze haar job niet meer kan uitoefenen)
5.3. BELANG VAN WETENSCHAP
(H.34-Novel forms of cognitive rehabilitation)
Wetenschap evalueert heel snel
o Computer-based cognitive retraining (CBCR)
o Non-invasive brain stimulation (NIBS)
Klassiek: multidisciplinaire ICF-gerichte revalidatie-zorgpaden
o Opkomst van cognitieve training en van digitalisering (oogbewegingen,
activiteiten, … kunnen geregistreerd worden)
o Slide 39-42
Iemand met armamputatie die fantoompijn heeft, via spiegeltheorie krijgen
hersenen terug een beeld alsof je weer 2
handen hebt fantoompijn gaat
verdwijnen
Verlamde hand: reorganisaties in
motorische cortex dat maakt dat mensen
terug handen kunnen bewegen
Naast klassieke behandeling: robotica-bionica en
immersieve technologie (VR)
o Bionica: prothese gedraagt zich bijna zoals
een echte hand
Indirecte interventies: iets doen aan gedrag
Directe interventies: direct hersenen stimuleren
(slide 46)
o Rechtsreeks hersenweefsel beïnvloeden
o TMS: transcraniële magnetische stimulatie
Laagfrequente stimulatie: inhibitie,
werking van zenuwcellen onderdrukken (bv.: tellen gaat minder goed)
Hoogfrequente stimulatie: excitatie, werking van zenuwcellen bevorderen
5.3.1. TRANSCRANIËLE MAGNETISCHE STIMULATIE
Slide 47-61
Niet invasief
3
, Magnetisch veld met hoge intensiteit boven bepaald gebied in hersenen, hierbij wordt
spoel van magneet tegen hoofd geplaatst (verschillende vormen voor verschillende
toepassingen)
Inhiberend of exciterend (wekt actiepotentialen op)
Therapeutische modulatie van interhemisferische connecties
o Blauw: hersenbloeding (slechte kant)
o Goede kant wordt overactief TMS gaat dit inhiberen want dit gebied heeft te
veel negatieve invloed op beschadigde hersengebieden waardoor deze extra
blokkeren in groei
Ook in psychiatrie wordt het telkens meer gebruikt
Bewijs dat TMS effectief werkt om motorische context te laten werken
Hogere verandering in scores
Mensen gaan na TMS minder lang in ziekenhuis moeten blijven dan controles
5.3.2. TRANSCRANIËLE DIRECT CURRENT STIMULATIE (tDCS)
Niet invasief
Zwakke elektrische gelijkstroom (tussen .5 mA en 2 mA) die in cortex wordt geleid via
twee elektrodes, welke op hoofd worden geplaatst (slide 62)
Slide 63: functionele beeldvorming van geactiveerde gebieden
Slide 64-66: meer en meer gebruikt
5.3.3. OUTCOME
Interventies en nazorg leidt tot klinimetrie
Doel: neurocognitieve
assessment/training, motorische
spierkrachtmetingen/-biofeedback
training en niet-invasieve transcraniale
hersenstimulatie combineren (slide 68)
o Heel gedoe: alles willen integreren
wat leidt tot een ingewikkelde
opstelling (slide 69)
COLLEGE 2: EVIDENCE-BASED – BEHANDELING EN HERSTEL
1. OPSTELLEN VAN BEHANDELPLAN
Zie behandelplan van Wilson et al.
Aandachtspunten
o Behandelplan aanpassen aan individuele patiënt & evalueren of die behandeling effectief
is voor die patiënt
o Bewust zijn waarom we die behandeling uitvoeren, of die werkzaam is, of die
aangepast/bijgestuurd moet worden, …
o Het gaat vaak om een combinatie van stoornissen
1.1. BEHANDELPLAN VAN WILSON ET AL. (2003)
1. Specificeer het te veranderen gedrag: probleem heel concreet formuleren
(vergeet afspraken, vergeet geheugensteuntjes, kan niet aan een taak werken als
er andere mensen aanwezig zijn)
2. Verder operationaliseren: specificeren hoe we het gedrag gaan meten (geen
concentratie op bepaalde taak → specificeer de taak: slechts 2 minuten
concentreren) helpt de behandeldoelen specificeren
3. Beschrijven behandeldoelen: doelen moeten SMART beschreven worden (bv.:
willen dat Marie met concentratieproblemen gedurende 3 minuten aan een stuk
haar tanden poetst 2x per dag)
Mensen dienen niet te verbeteren op een neuropsychologische test, maar wel
op vlak van functioneren, activiteit of participeren in de maatschappij (zie vorige
les)
4. Meet de problemen/ uitkomstmaat: frequentie, duur, hoe goed, … (hoe lang doet
de patiënt erover om zich aan te kleden)
Creatieve methoden gebruiken, geen NPO
Voorafgaande baseline metingen, minstens 4 baselines aangezien het gedrag
varieert in verschillende contexten/momenten van de dag, …
4