AD= advertentie A= attitude LP= leerprocessen
C= consument G= gedrag S= stimulus
→ hoofdletter psi, gebruikt om studie psychologie weer te geven
psychologie: wetenschappelijke studie van de menselijke natuur, menselijke geest en het
menselijke gedrag
interessegebieden psychologen:
- hersenen
- perceptie
- emotie
- …
6 perspectieven binnen psychologie:
1. biologisch
→ decartes
2. cognitief
→/
3. behavioristisch
→ skinner
4. mens als geheel
→ freud
5. ontwikkeling
→ nurture
6. sociocultureel
→ context
er waren dus veel mannen nodig om te evolueren wat het nu is
cognitief: wetenschappelijke methode om geest te bestuderen
→ structuralisme, fonctionnalisme, gestaltpsychologie, cognitivisme
gedrag bepaald door:
- unieke patroon van waarnemingen
- interpretaties
- verwachtingen
- overtuigingen
structuralisme:
sleutelfiguur: edward bradford titchener
idee: bewustzijn kon worden afgebroken en de delen konden worden bestudeerd
wat klopte niet: onbetrouwbaar, resultaten variëren van persoon tot persoon
functionalisme:
sleutelfiguur: william james
idee: hoe mentale en gedragsprocessen functioneren
1
,AD= advertentie A= attitude LP= leerprocessen
C= consument G= gedrag S= stimulus
gestalt psychologie:
sleutelfiguur: kurt lewin
idee: op subjectieve manier object bestuderen die in de geest van mens verschijnt
behavioristisch perspectief: wetenschap moet observeerbaar gedrag zijn, geen mentale
→ behaviorisme
→ gedrag bepaald door prikkels in omgeving en consequenties gedrag
behaviorisme:
sleutelfiguren: john watson, b.f. skinner
idee: heimelijke gedragingen/mentale processen worden niet gezien of bestudeerd
de fout: houdt geen rekening met cognitie, denken en voelen
gehele persoon perspectief:
→ psychodynamische psychologie, humanistische psychologie, psychologie van karakter
psychoanalyse:
sleutelfiguur: sigmund freud
idee: niet alleen bewuste gedachten maar ook heimelijke gedragingen
de fout: theorie schiet tekort om wetenschappelijk te zijn, concepten waren ook niet te testen
humanistische psychologie:
sleutelfiguur: carl rogers
idee: beweerden positieve kijk en zagen mensen als vrije agenten
ontwikkelingsperspectief: mensen veranderen als gevolg van interactie tussen erfelijke
eigenschappen en de omgeving
socio culturele perspectief: stelt idee van sociale invloed centraal
consumentenpsychologie: de wetenschappelijke studie van gedrag, beleving en mentale
processen van het individu als consument
consumentencyclus: aankoop - aanschaf - oriëntatie - afdanken
verband toenemende inkomen en uitgaven diverse type goederen:
→ lage inkomen = eerder noodzakelijke goederen kopen
- noodzakelijke goederen: brood, water, gas,...
- inferieure goederen: vlees, kledij, snoep,...
- luxe goederen: bepaald fruit, luxe merken, horloge,...
index consumentenvertrouwen: geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het
economisch gezien beter of slechter gaat
Cvertrouwen: gemeten door overheid
consumptiecultuur: wat kopen we aan om bij een bepaalde groep te horen
2
, AD= advertentie A= attitude LP= leerprocessen
C= consument G= gedrag S= stimulus
index
consumptiecultuur tweede helft vorige eeuw:
- consumptie bevindt zich op hoog niveau
- goederen verworven via aankoop, niet via eigen productie
- overconsumptie wordt algemeen aanvaardt
- mensen evalueren obv consumptiegedrag
hoe is deze consumptiemaatschappij ontstaan:
- comparatieve oordelen en verbeterde technologie
- toenemende inkomen
- reclame
productlevenscyclus: verband tussen tijd en bezitsgraad in populatie
→ veel producten worden uit de markt genomen voordat ze volwassen zijn
voorbeeld:
introductie: mobiel betalen, a
groei: elektrische auto, SKIMS
volwassen: smartphone, netflix
neergang: ipod, hoverboard, dvd’s
3