1. Inleiding
- filosofie is geen wetenschap → wetenschap heeft een probleem, onderzoeksmethode en dan
betrouwbare kennis
- filosofie heeft niet echt een onderzoeksmethode
- vragen zijn diepe ethische vragen die geen antwoord mogelijk hebben
- elk nieuw antwoord zou waar kunnen zijn, oude antwoorden worden niet verworpen want blijven
plausibel
- filosofie probeert op een zo autonoom en betrouwbaar mogelijke manier antwoorden te zoeken: los van
autoriteit, druk, omdat anderen het denken, traditie, intuïtie, speculatie, dogma,...
- filosofie begint met verwondering en twijfel
- epistemologische kwestie: wat is waarheid? wat is kennis? wat is wetenschap?
- vanaf de verlichting meer secularisering → hoe moeten we nu denken zonder de fundamenten
van de kerk?
- epistemologie wordt heel prominent, men begon na te denken over de kennis zelf en of we wel
zeker konden zijn van dingen
- ⇒ zoektocht naar de fundamenten van het weten
- betrouwbare kennis is vaak wetenschappelijke kennis → maar kunnen we er zo zeker van zijn?
- Plato: rationalist: kennis komt uit de rede, niet uit de zintuigen
- Aristoteles: empirist: kennis komt uit de rede
- Bacon: wetenschap is observeren, experimenteren en voorzichtig concluderen
- Hume: volgt Bacon, zegt vooral dat causale relaties niet bestaan → heel voorzichtig
concluderen
- Quine: volgt Bacon, zegt dat wetenschap een manier is om onze werkelijkheid te interpreteren
2. Wetenschap en de epistemologische kwestie
2.1 Drie stromingen die de wetenschap vandaag nog steeds beïnvloeden
Descartes
- zegt dat je waar en onwaar van mekaar moet kunnen scheiden om juist te kunnen handelen → maar
hoe doen we dat zonder te leunen op dogma van de kerk?
- → Descartes gaat zoeken naar een onbetwijfelbaar uitgangspunt (~mathesis universalis)
- hij hecht veel belang aan de goede methode gebruiken: hij neemt niks aan wat hij zelf niet op
evidente wijze had kunnen inzien, hij deelt alles op in kleine stukjes, hij begint bij het
makkelijkste en bouwt dan op naar moeilijkere dingen, hij is heel volledig en maakt een
overzicht om niks te vergeten
- door de methodische twijfel (alles dat je weet in twijfel trekken en van 0 beginnen) zoekt hij naar
een uitgangspunt
- voorwerp van het waarnemen: kan een illusie zijn
- activiteit van het waarnemen: kan een droom zijn
- voorwerp van het denken: kan beïnvloed worden door een malin génie
- activiteit van het denken → eerste zekerheid
- bouwt zekerheden op: denken → ik, het subject → God (malin génie verworpen) →
buitenwereld (illusie verworpen) → zintuigen (droom verworpen)
- doordat Descartes’ uitgangspunt vanaf dan cogito ergo sum is is er een grote shift naar het subject in
de filosofie → vanaf dan is iets ‘waar’ als je het als subject autonoom hebt bedacht, niet als het
overeenkomt met de realiteit → ware kennis wordt bekomen door de rede
- Descartes dingen die we nog altijd hebben:
- scheiding ziel en lichaam: cartesiaans dualisme
- belang van het subject
- belang van rigoureus onderzoek en de juiste onderzoeksmethode
- niet uitgaan van speculaties en een gezonde hoeveelheid scepticisme hebben
Locke
- empirist, zegt dat ware kennis wordt bekomen door de zintuigen
- geboren als onbeschreven blad, alle kennis wordt vergaard via zintuigen
, - bundle theory: een voorwerp is opgebouwd uit verschillende kenmerken die wij observeren door onze
zintuigen en dan bundelen, er zijn primaire en secundaire kenmerken
- zegt wel dat je nooit helemaal zeker kan zijn van empirische kennis omdat je een empirisch experiment
niet oneindig keer kan herhalen
Hume
- empirist, volgt Locke
- betwijfelt vooral de causale relatie: zegt dat we voor en na elkaar kunnen zien maar niet door elkaar
- → inductie probleem: we herhalen een experiment een aantal keer, en als hetzelfde zich altijd
voordoet zijn we geneigd om te zeggen dat er een causale relatie is, maar we kunnen een
experiment niet oneindig keer herhalen dus zijn we nooit zeker of het wel zo is
- zegt wel dat je je niet te veel moet aantrekken van dit probleem, je moet niet te sceptisch zijn in je
dagelijks leven, maak jezelf niet gek door ganse tijd te denken dat niks echt is
Popper
- rationalist, geeft antwoord op Hume
- erkent dat alle menselijke kennis inherent betwijfelbaar is en dat we nergens zeker van kunnen zijn,
maar zegt wel dat we wetenschappelijke kennis kunnen verkrijgen
- zegt dat door Hume’s scepticisme er geen verschil is tussen wetenschap en bijgeloof
- vervangt de verificatie eis door een falsifieerbaarheidseis → ipv “bewijs dat dit waar is, als het niet lukt
is het onwaar” zegt hij “probeer te bewijzen dat het onwaar is, als dat niet kan is het waar”
Kant
- über pädagogik:
- wat is een goede opvoeding volgens Kant?
- opvoedingsdoel: mondigheid, verlichting, een zedelijke persoonlijkheid
- 4 pijlers nodig volgens Kant:
- politiek: praktische voorwaarden
- geschiedenisfilosofie: doel bereiken we over vele generaties heen, niet mogelijk voor het
individu
- antropologie: mensbeeld van de mens geboren met aanleg
- ethiek: invulling van de zedelijke persoonlijkheid, de mondigheid
- hoe opvoeden? → oordeelkundig: via onbetwijfelbare denkprincipes, hij geeft geen concrete
regels van hoe je moet opvoeden, maar wel hoe je ethisch en goed moet nadenken en
beslissingen nemen, we moeten zo opvoeden zodat we de mondigheid kunnen voortbouwen
over generaties heen
- lichamelijk opvoeden (gezonde geest in een gezond lichaam, vermeerderen van de natuurlijke
aanleg van de mens) en moreel opvoeden (cultiveren: de technische aanleg, civiliseren: de
pragmatische aanleg, moraliseren: de morele aanleg)
- ethiek:
- invulling van de denkwijze tijdens de opvoeding, wat een zedelijke persoonlijkheid is
- Kant zegt dat of een handeling goed was of niet niet afhangt van de gevolgen maar van de
intenties → je moet handelen vanuit de goede wil
- wat is een goede wil? → het handelen vanuit moraliteit (eerbied voor de wet) en niet uit
legaliteit (handelen volgens de wet door de gevolgen)
- die wet is dan de categorische imperatief:
- je moet elk maxime (het principe dat je volgt als je een handeling stelt) testen aan de
categorische imperatief: het moet universeel, objectief en autonoom zijn
- als die principes voldaan zijn handel je volgens de categorische imperatief en dus uit
goede wil
- een imperatief kan ook hypothetisch zijn als het een algemeen gebod is dat je moet
doen als je iets wil, maar dat is meer gebaseerd op verlangens (bv als je geld wilt moet
je werken)
- epistemologie:
- Kant zegt dat ware kennis een combinatie is van rede en empirie
- hij zegt dus dat empirische info binnenkomt in ons hoofd en dat het dan door de filter van onze
voorkennis en denkpatronen wordt gehaald en wat er dan uitkomt is kennis