Methodiek II
Hoofdstuk 1: het bloed
1 Het bloed
1.1 Het bloedvolume
Bloedvolume = ongeveer 1/13 van het lichaamsgewicht
- Neonaat 85-90 ml/kg => 255-270 ml (3kg)
- Zuigeling 75-80 ml/kg => 450-480 ml (6kg)
- Schoolking 70-75 ml/kg => 2100-2250 ml (30kg)
- Volwassene 65-70 ml/kg => 4875-5250 ml (75kg)
1.2 functie van het bloed
1. transport: aanvoer & afvoer van stoffen/gassen
2. homeostase: warmte, zuurtegraad
3. afweer: bloedstolling (eerste afsluiting van de wonde), leukocyten (onschadelijk maken van
MO), immunoglobulinen (eiwitten die MO herkennen en opruimen)
1.3 samenstelling van het bloed
Bloed
Vast gedeelte = bloedcellen Vloeibaar gedeelte = plasma
- RBC = erythrocyten - Water met opgeloste stoffen
- WBC = leukocyten - Eiwitten, fribrinogeen, globuline, albumine
- TR = trombocyten - Elektrolyten: Na, K, …
,1.3.1 het vast gedeelte
vast gedeelte: 45% bloedcellen of corpusculaire fractie
1.3.1.1 rode bloedcellen of erythrocyten
- RBC: essentiële rol bij aanvoer O2 en afvoer CO2
- Bevatten 2 soorten eiwitten hemoglobine & koolzuuranhydrase1
- Aangemaakt in beenmerg, levensduur van 120 dagen
- afgebroken in de milt, daarna vrijkomst van hemoglobine die verder afgebroken wordt tot
bilirubine
- referentiewaarde:
o man: 4,5-6,5 milj/mm3
o vrouw: 3,5-5,6 milj/mm3 (minder door menstruatie)
o hoe meer RBC hoe dikker je bloed en hoe groter hematocriet
- daalt bij anemie (bloedarmoede) & hemolyse (RBC breken en gaan kapot)
1.3.1.2 witte bloedcellen of leukocyten
- Afweerfunctie
- Aangemaakt in beenmerg vanuit stamcellen differentiëren en daarna Afgebroken in de milt
- Levensduur enige uren tot enkele dagen
- Referentiewaarde: 3000 – 10000/mm³
- Verschillende soorten leukocyten leukocytaire formule Ingedeeld volgens aan-of
afwezigheid van granulen in cytoplasma van de cel
o Granulocyten: granulen aanwezig
Neutrofielen eerste afweer tegen bacteriële infecties en andere
ontstekingsreacties
Eosinofielen parasitaire infecties en bepaalde allergieën
Basofielen door vrijmaken van histamines sterke allergische en –
antigeenrespons, stijgt bij ontstekingsreacties en intoxicaties
o Agranulocyten: geen granulen aanwezig
Lymfocyten stijgt bij virale infecties
Monocyten rol bij fagocytose en vorming van antistoffen, macrofagen
genoemd bij migratie naar andere weefsels
1.3.1.3 Bloedplaatjes of trombocyten
- Bloedstolling: bloedvatwand beschadigd, bloedplaatjes plakken aan de beschadigde wand
o Door binding van bloedplaatjes aan collageenvezels
o Fibrine wordt gevormd uit fibrinogeen fibrine verstevigd de bloedprop door
draadvorming
- Zeer kwetsbaar: beschadiging klontervorming
- Referentiewaarde: 140000 – 400000/mm³
- Gevaar van trombocytopenie
o <50000/mm3, reëel gevaar voor spontane bloedingen
o Door verminderde aanmaak in je beenmerg (bv. tekort aan vit B12 of foliumzuur,
leukemie, beenmergonderdrukking);
o Door toegenomen verbruik (bv. prematuren, PET (zwangerschapsvergiftiging));
o Door verhoogde opslag en afbraak in je milt (bij vergrote milt).
1
Enzym dat CO2 en H2O omzet in bicarbonaat
,1.3.2 het vloeibare gedeelte
= bloedplasma
55 % van het bloed bestaat uit plasma waarvan:
- 90 % water
- Eiwitten: 7 – 8 %
o Fibrinogeen: belang voor bloedstolling
o Globulinen
α: invloed op enzymen
ß: transport van bv. vitaminen, vetten en hormonen
γ: afweer = immunoglobulinen
o albumine: belang voor osmose en transport
- gluciden
- vetten: cholesterol, HDL, LDL
- elektrolyten: Na, K, Cl, Ca, bicarbonaat… afwijkingen kunnen zware gevolgen hebben
- Afvalstoffen : eindprodukten van stofwisseling
o ureum, urinezuur, creatinine, bilirubine
- hormonen
- enzymen
o Concentratie verhoogt i.g.v. pathologie
o Tijdstip van stijging en onderlinge verhoudingen zijn belangrijke indicatoren
- Oligo-elementen: Cu, Zn, Mg, I, Cr, Fe, Fluor voornamelijk uit voeding
1.4 onderscheid tussen serum en plasma
- bloed buiten bloedvat = stollen
- stolling voorkomen bij bloedafname in buisje met anticoagulantia
- zonder anticoagulantia stolling ontstaan netwerk van fibrine waarin meeste cellen
worden gebonden = bloedkoek
- bloedanalyses op plasma
kader powerpoint
Plasma Serum
‒ Toevoegen van AC stollingsproces ‒ Bekomen door bloed te laten stollen en
start niet het stolsel te laten samentrekken
‒ AC gaat complex aan met Ca-ionen, ‒ Stollingsproces is volledig af
daarna centrifugeren ‒ Bevat geen fibrinogeen (bevat wel
‒ Bloed zonder bloedlichaampjes albumine, globuline)
‒ Bevat wel fibrinogeen, albumine, ‒
globuline
Kader boek
Plasma Serum
- Bevat fibrinogeen - Bevat fibrine + bloedcellen = bloedkoek
- Bekomen door centrifugeren van - Uit stolbaar bloed gekomen
onstolbaar gemaakt bloed door - Bevat trombine
toevoeging AC - Gestolde tube: geen AC: stollingsproces
- Bevat protrombine vindt plaats
- Tube: met AC stollingsproces kan niet
starten
, 2 het aanvraagformulier voor bloedanalyses
het aanvraagformulier moet voorzien zijn van:
- Steeds voorzien van identificatie van aanvragende arts: naam voornaam,
identificatienummer( RIZIV), handtekening
- Identificatie van de P.: naam voornaam geboortedatum / patiëntennummer(= rijksregisternr.
zie identiteitskaart of SIS kaart),dossiernummer ( zie badge)
- Datum afname / ev. uur
- Gewenste analysen
- Ev. klinische informatie, antibiotica?
3 de bloedanalyses
3.1 hematologie
= hoeveelheid en kwaliteit van de bloedcellen
- complet = WBC, RBC & trombocyten, hoeveelheid tellen (waarden kennen)
3.1.1 de bloedcellen
zie 1.3.1
3.1.2 sedimentatie of bezinkingssnelheid
= uitzaksnelheid van erytrocyten (RBC) = snelheid waarmee RBC in buisje oiv zwaartekracht naar
beneden zakken (hoe lang is de plasmakolom)
- normaalwaarde: 3-8 mm na 1u
o ↗ bij infectie door stijging fibrinogeen en immunoglobulinen
o ↗ bij anemie door daling van de botsingsfrequentie van RBC
o Fysiologische ↗ bij zwangeren door stijgend fibrinogeengehalte
- 3 factoren zie ervoor zorgen dat ze sneller/trager zakken
o Eiwitsamenstelling van plasma
Hoe meer plasmaeiwitten, hoe hoger de bezinking
o Botsingsfrequentie
Hoe meer RBC tegen elkaar botsen, hoe lager de bezinking
o Vorm van erytrocyten
Door afwijkende vorm van RBC minder aggregatie of stapeling met afname
van soortgelijk gewicht, hoe lager de bezinking
3.1.3 hemoglobine
- erytrocyten: geheel gevuld met Hb waar het verantwoordelijk is voor transport van zuurstof
en koolstofdioxide door het bloed
- Hb-molecule bevat 4 heem-moleculen met elke een ijzerion
- O²-molecule bindt aan ijzerion waarbij affiniteit 2 afhangt van chemische omgeving van Hb
(pH, concentratie CO2, T°) = oxyhemoglobine
- !!! Carboxyhemoglobine: CO-molecule grotere affiniteit
- Normaalwaarde: Vrouw 12 - 16g%
- Te laag: bij anemie waardoor algemene toestand verminderd
- Te hoog: bij dehydratatie cyanotische aandoeningen en polycytaemie
2
Mate van binding