1-1 MEDIA-ECONOMIE
1. Inleiding
- Indien je media doorspoelt kan je reclame niet verkopen, ook adblockers hebben effect
- Media-industrie = schaalindustrie → hoe meer kijkers bedienen, hoe meer lezers
aantrekken → overnames
(vb. disney en 21st century fox zijn gefuseerd)
- Technologie heeft impact op de distributie (veel loopt via online, convergentie = alle
distributienetwerken komen samen) en hoe we media/info produceren
- Maakt technologie ons asociaal? Nee want eigenlijk is krant lezen hetzelfde als op de gsm
bezig zijn
- Mediawereld zie je heel snel veranderen
- Opkomst fake news: evolutie social media (nieuws kunnen we verspreiden aan anderen)
en mediaindustrie is in verandering (waar geld vandaan halen? Nieuws maken zodat het
makkelijker is om op te klikken om zo meer geld te verdienen)
1.1. Wat is media-economie?
- Media
o Cw: bastaardbegrip, heeft niet echt een oorsprong, komt vanuit sociologie,
psychologie, politiek…
o Mediaindustrie kwam wanneer markten geliberaliseerd werden
- Economie
o Vraag (consument) en aanbod (producent), die samenkomen en prijs bepalen
o Bepaald goed hoog (populair) en veel vraag → prijs hoog
o Wetenschap van de schaarste, hoe kunnen bedrijven het meest efficiënt presteren
o 4 types schaarse middelen (V>A):
▪ Land
▪ Personeel
▪ Grondstoffen
▪ Kapitaal
1.2. Macro vs. micro-economie
- Macro: de hele economische omgeving, op groot niveau (nationaal, Europees, globaal),
vb. import, export, prijs van dollar tov. euro, inflatie, impact brexit, economische recessie,
BBP
- Micro: wisselwerking V en A tussen individuele actoren, dichter bij ons (consument,
bedrijven, markten, overheid), vb. media-economie
- Combinatie van mediastudies en economie
- Markt: 3 actoren die in wisselwerking zijn; consumenten, bedrijven en overheid
- Toepassen van economische concepten en theorie om werking media-industrie, bedrijven
en producten te verklaren
- Begrijpen welke invloed financieel-economische krachten en structuren uitoefenen op
media-industrie, bedrijven en producten
- Sterk gelinkt aan politieke economie van de communicatie
- Consumenten willen hun totale nut of tevredenheid maximaliseren
- Marginaal nut = kans op tevredenheid als gevolg van het consumeren van een bepaald
product
, - De wet van afnemend marginaal nut: hoe meer van een bepaald product dat een individu
consumeert, hoe minder tevredenheid zij zullen afleiden uit opeenvolgende eenheden van
het product
- Vb. hoe meer een consument elke maand aanwezig is, hoe meer tevredenheid hij/zij krijgt.
Het marginale nut van elke extra film per maand is kleiner dan dat van de vorige (het
marginale nut neemt af naarmate de verbruikte hoeveelheid toeneemt)
1.3. Theorieën over de onderneming
Productie: omzetting van inputs (GS, ideeën, kennis) naar outputs (goederen en diensten), wordt
uitgevoerd
Bedrijf: vestiging
Industrie: aantal bedrijven die een product voor zelfde markt produceren
Mediabedrijf: ≠ soorten bedrijfsorganisaties (internet, tv,…) die betrokken zijn bij de productie,
verpakking of distributie van media-inhoud, geen commerciële organisatie
Publieke omroep: onderscheiden zich van commerciële bedrijven omdat groter bereik > winst
Verschillende types ondernemingen
- Functies:
o Producent: content/diensten produceren
o Aggregator: productiehuizen (vb. woestijnvis), brengt kleine stukjes content
samen en verpakt deze. Zetten ze niet in bepaalde schema of volgorde maar een
bepaald algoritme om te zien wat onze interesses zijn en zo een lijst samenstellen
voor ons gepersonaliseerd, vb. tv-zenders, netflix
o Distributeur: content verdelen via technisch netwerk (internet), vb. netflix, telenet
- Omvang: groot en klein, lokaal en internationaal
Theorieën over functioneren bedrijf
Neoklassieke theorie
- Toepassing homo economicus op bedrijven, iemand die rationeel omgaat met middelen,
als we naar winkel gaan weten we welke boodschappen we moeten halen en we gaan
buiten met wat we nodig hebben zonder al wat lekkers dat aan de kassa ligt
- Bedrijf streeft winstmaximalisatie na, willen enkel winst en zoveel mogelijk. Ze liggen niet
wakker van de sociale rol van onderneming of mvo
- Bedrijf zet middelen efficiënt in, zodat ze er het meest rendement/voordeel uithalen
(trade-off = kiezen is verliezen, wat gaan we doen met middelen? Levert nadeel en
voordeel)
- → Opportuniteitskost = het niet te kunnen realiseren voordeel omdat we voor iets anders
hebben gekozen, kan met geld maar ook met tijd
(vb. €2: pintje of brood, stel pint kiezen: opp. kost is dat je het brood verliest)
- Markt creëert beste uitkomst, niet de overheid
- Overheid mag zich niet bemoeien zodat bedrijven aan winstmaximalisatie mogen doen, ze
moet markt laten spelen
- Kritiek op neoklassiek perspectief:
o Niet elk mediabedrijf streeft zoveel mogelijk winst na. Er zijn bedrijven die publieke
dienstverlening hebben (vb. vrt heeft publieke opdracht, opdracht brengt geen
geld op)
1-2
, o Niet elk mediabedrijf is gelijk, geen monoliet. Er zijn ≠ grote multinationals, lokale
bedrijven, regionale tv, vtm. Je kan deze niet vergelijken, deze theorie doet dat
wel.
o Overheid om negatieve uitkomst markt te remediëren. Overheid zal noodzakelijk
zijn, als het van de markt alleen afhangt zou je het meest reclame zien want dat
brengt het meest op
- Vb. Boek van Sven Gatz: ‘over de media heb ik niets te zeggen’
Hiermee bedoelt hij dat er zelfregulering door de media moet zijn, hij ondersteunt de
media maar dit wil niet zeggen dat hij zal ingrijpen
Agency theorie
- Relatie tussen eigenaars en managers (moet niet zelfde personen zijn)
o Eigenaars: aandeelhouders, die bedrijf in eigendom heeft, zijn de baas van
onderneming, hebben het laatste woord
o Managers: directeur
- Principal-agent probleem: relatie verdubbelen, tegengestelde agenda
o Principal: manager
o Agent: shareholder
- Tegenstrijdige belangen en conflict want ze willen beiden iets anders
o Eigenaars: winstmaximalisatie, investering renderen
o Manager: is er maar tijdelijk, eigen agenda, loon, aanzien
- Incentives om belangen gelijk te schakelen, manager krijgt bonus als bedrijf vb. zoveel
winst maakt of dat ze stukje aandelen krijgt waardoor ze alle belang hebben dat bedrijf
goed draait ipv. alleen maar te kijken naar hun eigen → belangrijk omdat veel bedrijven
van familie waren (vb. persgroep)
- Verschuiving eigendomsstructuur in media
o Vroeger vooral familiale bedrijven (eigenaar = manager)
o Nu meer beursgenoteerde bedrijven (eigenaar ≠ manager)
- Vb. CEO van telenet wou mobistar kopen, maar eigenaar wilt dit niet want biedt geen
toekomst. Relatie verzuurt en manager dient ontslag in
Transactiekostentheorie
- Marktcontracten productie per productie
o Kortlopende contracten, specifieke opdracht
o Impliceert transactiekosten (onderhandeling): kosten die ze maken om transactie
te doen
o vb. contract me leveranciers → Apple heeft schermen nodig en gaat
onderhandelen met een leveranciers).
o Dit brengt veel kosten met zich mee omdat je moet zoeken naar leverancier en
telkens weer moet onderhandelen
- Gecentraliseerd instituut substituut voor markt
o Langdurige contracten in hiërarchisch verband. Deel van hiërarchische structuur
(contract voor 2000 schermen ipv. voor elk nieuw scherm en nieuw contract
maken en niet altijd onderhandelen, productie per productie want dit vergt tijd en
time is money)
o Impliceert controlekosten (coördinatie)
1-3
, - Bedrijf als controlekosten (of managementkost, iemand moet toezien dat mensen hun
werk doen) < transactiekosten. Dit speelt vaak rol bij overnames in media
- Als transactie te groot is gaan ze zien om met paar mensen samen te werken zodat kosten
dalen (bedrijf ontstaat)
- De vraag is: langdurig contract of blijven onderhandelen?
- Als we 1 film maken gaat dat per film zijn dat we iemand contract aanbieden en niet voor
10 films direct aanwerven
- Vb. Telenet die woestijnvis heeft overgekocht
- Vb. overnames: daarom vtm eigen productiehuis, want ze hadden eerst geen intern
productiehuis en waren afhankelijk van andere (zij zijn producent en aggregator nu) en
door dat onderhandelen kosten het veel geld
Types productiekosten
- Vaste kosten
o Onafhankelijk van aantal geproduceerde/geconsumeerde producten
o Bij toename productie (schaal) dalen gemiddelde kosten
o vb. huur studio, maakt niet uit of we 1 serie maken of 10, deze kost blijft hetzelfde,
daalt niet
- Variabele kosten
o Afhankelijk van aantal geproduceerde/geconsumeerde producten
o Bij toename productie stijgen variabele kosten mee
o vb. als je krant maakt en die is in papier: hoe meer kranten je maakt, hoe meer
papier je nodig hebt, ook distributiekosten
- Marginale kosten
o Extra kosten als de productie met één eenheid wordt uitgebreid (reproductie)
o Impact van technologie op kostenstructuur
o vb. we maken krant en we drukken die, wat is de kost om een tweede krant te
maken om die eerste krant te reproduceren (voor de eerste heb je journalisten
enzo nodig, voor 2e enkel stukje papier), sequels (reproductie van film)
1-4